Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Helvert, Van Toorenburg, Van Nispen, Van Ojik, Sjoerdsma, Van der Staaij en Voordewind over het bericht ‘Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland berust op willekeur’
Vragen van de leden Van Helvert, Van Toorenburg (beiden CDA), Van Nispen (SP), Van Ojik (GroenLinks), Sjoerdsma (D66), Van der Staaij (SGP) en Voordewind (ChristenUnie) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over het bericht «Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland berust op willekeur» (ingezonden 3 september 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Buitenlandse
Zaken (ontvangen 13 november 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de NOS-berichten «Nederlandse hulp aan gevangenen in buitenland
berust op willekeur» en «Grapperhaus: kwestie-Van Laarhoven uitzonderlijk»?1
Antwoord 1
Ik ben bekend met deze berichten.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat dhr. Singh, net als dhr. Van Laarhoven, in de vijf jaar voorafgaand
aan zijn arrestatie niet op enig moment in Nederland heeft gewoond?
Antwoord 2
Ik kan geen uitspraken doen over lopende zaken en individuele gevallen.
Vraag 3
Klopt het dat dit bindingscriterium van vijf jaar pas na de arrestatie van de dhr.
Singh in werking is getreden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Een WOTS-verzoek zal altijd worden behandeld naar de op dat moment geldende regelgeving.
Daarbij wordt niet gekeken naar de regelgeving op het moment van arrestatie of veroordeling.
Vraag 4
Kan naar aanleiding van het overleg van de Minister van Justitie en Veiligheid met
de Thaise premier en de Thaise Minister van Justitie over de kwestie-Van Laarhoven
worden aangenomen dat het bindingscriterium van vijf jaar is losgelaten of dat dit
bindingscriterium in ieder geval niet een dusdanig harde eis is waar niet van kan
worden afgeweken?2 Kunt U de Kamer op de hoogte stellen van de nieuwe criteria voor overplaatsing van
gedetineerden in het buitenland?
Antwoord 4
De veronderstelling dat in de casus van Van Laarhoven niet vast wordt gehouden aan
de bestaande criteria is onjuist. Ook voor de heer Van Laarhoven zal worden getoetst
aan de bestaande criteria, zoals deze onder meer volgen uit het beleidskader inzake
de overdracht van de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen aan Nederland.
In dit beleidskader wordt toegelicht welke gedetineerden in aanmerking komen voor
overbrenging naar Nederland, of anders gezegd aan welke voorwaarden moet worden voldaan
om naar Nederland te kunnen worden overgebracht.
Vraag 5
Wat maakt de zaak van dhr. Van Laarhoven uitzonderlijk?
Antwoord 5
Tijdens het Kamerdebat van 25 april jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid
aan uw Kamer verteld dat hij zich de situatie van dhr. Van Laarhoven en zijn partner
zeer aantrekt. Dit doet hij onder andere omdat hier sprake is van een uitzonderlijke
zaak, waarin de Nationale ombudsman concludeerde dat het overheidshandelen, in dit
geval het handelen van de politie, het Openbaar Ministerie, en het Ministerie van
Justitie en Veiligheid, onzorgvuldig is geweest. De Minister van Justitie en Veiligheid
heeft toen ook aangegeven dat hij zich zal inspannen om de kans op onzorgvuldig handelen
in de toekomst verder te verkleinen, én om te bezien welke mogelijkheden er zijn om
dhr. Van Laarhoven en zijn partner naar Nederland over te brengen.
Vraag 6 en 7
Deelt u de mening dat de zaak-Jaitsen Singh ook als uitzonderlijk kan worden aangemerkt
vanwege de bedenkelijke rechtsgang, zoals het feit dat de Amerikaanse officier van
justitie belast met de zaak zelf werd veroordeeld wegens het arrangeren van belastend
bewijs?
Deelt u de mening dat de zaak-Jaitsen Singh ook als uitzonderlijk kan worden aangemerkt
vanwege het verwijt van de Volkskrant dat de Nederlandse overheid jarenlang grote
steken heeft laten vallen ten aanzien van dhr. Singh?3
Antwoord 6 en 7
Uw Kamer is uitvoerig geïnformeerd over de situatie van de heer Singh.4 In antwoorden op Kamervragen is gemeld dat de Nederlandse overheid niet kan treden
in de rechtsgang van andere landen.5 Tevens is hierbij nog relevant te vermelden dat de Nationale ombudsman in het kader
van een door de advocaat van de heer Singh ingediende klacht over de vermeende fouten
heeft geoordeeld dat hij de nadere motivering van de toenmalige Minister van Veiligheid
en Justitie gezien de normen van behoorlijkheid voldoende acht.
Vraag 8
Welke concrete inspanningen heeft u tot nu toe verricht om dhr. Singh naar Nederland
te halen?
Antwoord 8
Zoals aangegeven in mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van uw Kamer van 21 juli
2017 heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden waarbij alle beschikbare informatie,
waaronder de informatie van het consulaat-generaal in San Francisco zorgvuldig is
getoetst.6 In de onderzoeksfase is op verschillende momenten discussie gevoerd over de vraag
of de heer Singh op humanitaire gronden naar Nederland zou kunnen worden overgebracht.
Zoals ook is aangegeven in antwoorden op eerdere Kamervragen is na toetsing aan de
geldende regelgeving de conclusie getrokken dat het VOGP en de WOTS geen basis bood
voor overbrenging, ook niet op humanitaire gronden.
Verder heeft Nederland diplomatieke inspanningen verricht door meermaals de verzoeken
van de advocaat van de heer Singh om vervroegde vrijlating in het kader van parole en gratie bij de Amerikaanse autoriteiten actief te ondersteunen.
Deze verzoeken hebben niet tot een voor de heer Singh positief resultaat geleid.
Vraag 9
Klopt het dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken het verzoek in het kader van de
Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) van dhr. Singh faciliteert?
Antwoord 9
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: BZ) verleent consulaire bijstand aan
Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Aan de hand van de JenV-brochure over
de WOTS informeert BZ Nederlandse gedetineerden in het buitenland in algemene zin
over deze wet. Daar waar dit nodig en wenselijk is, kan BZ ook eventueel zorgen voor
doorgeleiding van stukken. Tot zover reikt de betrokkenheid van BZ bij een verzoek
in het kader van de WOTS.
Vraag 10
Heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid het WOTS-verzoek van dhr. Singh inmiddels
onder ogen gekregen? Zo ja, hoe heeft het ministerie dit verzoek beoordeeld? Klopt
het dat de Verenigde Staten geen WOTS-procedure opstart indien Nederland een WOTS-verzoek
afkeurt?
Antwoord 10
Zoals is vermeld in antwoorden op eerdere Kamervragen hebben de Amerikaanse autoriteiten
nooit een officieel verzoek tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis
van de heer Singh gedaan. Wel hebben de Verenigde Staten bij brief van 3 maart 2015
informatie gevraagd aan Nederland met het oog op een mogelijke procedure op grond
van de WOTS. Belangrijke vragen waren onder meer op welke wijze de in de Verenigde
Staten opgelegde straf tenuitvoergelegd zou worden in Nederland en of Nederland –
op het moment dat een WOTS-verzoek zou worden gedaan de straf om- of voort zou zetten.
Zoals eveneens is vermeld in voornoemde antwoorden heeft de toenmalige Minister van
Veiligheid en Justitie deze vragen bij brief van 23 juli 2015 beantwoord. Kort samengevat
werd in deze brief uiteengezet dat het VOGP in het geval van de heer Singh geen basis
bood voor overdracht van het strafvonnis omdat7 de binding van de heer Singh met de Nederlandse samenleving als onvoldoende werd
beoordeeld en er8 na overdracht geen strafrestant meer zou resteren om te executeren. Deze conclusie
is – zoals gezegd – getrokken na zorgvuldige toetsing van alle beschikbare informatie
– waaronder die van het Nederlandse consulaat-generaal te San Francisco – aan de geldende
regelgeving en het geldende beleid.
Vraag 11
Hoe heeft u de brieven van dhr. Singh en zijn advocaat beoordeeld en beantwoord?
Antwoord 11
Ik vind het niet passend om daarover uitspraken te doen, nu het gaat om correspondentie
tussen de heer Singh en diens advocaat en mij.
Vraag 12
Bent u bereid om ook een serieuze inspanning te leveren voor de uitzonderlijke zaak
van dhr. Singh en de Amerikanen te vragen een officieel verzoek om overbrenging in
te dienen?
Antwoord 12
Wanneer een buitenlandse strafprocedure is afgerond, is het aan de gedetineerde, om
bij de betreffende autoriteiten in het land van detentie kenbaar te maken in aanmerking
te willen komen voor strafoverdracht op basis van een daartoe strekkend verdrag (zoals
bijvoorbeeld het VOGP). Indien dit het geval is, kan – afhankelijk van het geldende
verdrag – het land van veroordeling, dan wel het land van gewenste tenuitvoerlegging
de procedure starten om tot overdracht van het vonnis te komen. Deze mogelijkheid
en procedure op grond van de WOTS gelden ook voor de heer Singh. Zoals aangegeven
bij de beantwoording van vraag 10 hebben de Amerikaanse autoriteiten nooit een officieel
verzoek gedaan tot overdracht van de tenuitvoerlegging van het strafvonnis van de
heer Singh.
Vraag 13
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Antwoord 13
De beantwoording van de vragen 6 en 7 is gezamenlijk geschied, omdat het antwoord
op beide vragen gelijkluidend is. Voorts zijn deze vragen beantwoord zo snel als mogelijk
was.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.