Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 328 Wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het beperken van de vraag naar laagcalorisch
gas bijdraagt aan de zo spoedig mogelijke, veilige en verantwoorde afbouw van de gaswinning
en de definitieve sluiting van het Groningenveld en dat deze beperking van de vraag
wordt bereikt door de grootste afnemers te verbieden om laagcalorisch gas te onttrekken
en door een verbruikersplafond in te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Gaswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
bc door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
bd: omschakelen:
het voorzien van een afnemer van een aansluiting, met een doorlaatwaarde van groter
dan 40m3(n) per uur, waarmee hoogcalorisch gas kan worden onttrokken aan het gastransportnet
met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit, welke in de plaats
treedt van de aansluiting waarmee laagcalorisch gas aan het gastransportnet wordt
onttrokken.
B
Artikel 10, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel b wordt, onder de vervanging van de puntkomma in een komma een zinsnede
toegevoegd, luidende:
met dien verstande dat een installatie niet wordt voorzien van een aansluiting waarmee
laagcalorisch gas aan het gastransportnet kan worden onttrokken, indien die installatie
onderling technische, organisatorische of functionele bindingen heeft en in de onmiddellijke
nabijheid is gelegen van een installatie die als gevolg van het verbod in artikel
10g, eerste lid, niet meer is aangesloten op dat deel van het gastransportnet waarmee
laagcalorisch gas wordt getransporteerd;.
2. In artikel 10, zesde lid, onderdeel d, wordt «te wijzigen» vervangen door «te wijzigen,
anders dan het omschakelen van die aansluitingen,» en wordt «aangeslotene» vervangen
door «afnemer».
C
Aan hoofdstuk 1 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
Paragraaf 1.5 Regels aangaande beperking vraag laagcalorisch gas
Artikel 10f (maximaal verbruik laagcalorisch gas)
1. Het is met ingang van 1 oktober 2022 verboden via een aansluiting die is verbonden
met dat deel van het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd
in een gasjaar meer dan 100 miljoen m3(n) gas aan dat gastransportnet te onttrekken.
2. Indien installaties die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die onderling
technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke
nabijheid zijn gelegen, van gas worden voorzien door middel van meer dan een aansluiting,
is het met ingang van 1 oktober 2022 verboden via die gezamenlijke aansluitingen meer
dan 100 miljoen m3(n) gas te onttrekken aan dat deel van het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas
wordt getransporteerd, indien een of meerdere van die aansluitingen na inwerkingtreding
van dit artikel zijn gerealiseerd.
3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 oktober 2030 of op een bij koninklijk besluit
eerder te bepalen tijdstip.
Artikel 10g (verbod onttrekken laagcalorisch gas grootste afnemers)
1. Het is een afnemer die in de gasjaren 2017/2018 en 2018/2019 telkens meer dan 100
miljoen m3(n) gas heeft onttrokken via diens aansluiting die verbonden is met dat deel van het
gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, met ingang van 1 oktober
2022 verboden via die aansluiting gas aan dat deel van het gastransportnet te onttrekken.
2. Deze afnemer meldt zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van dit artikel schriftelijk
aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet dat zijn aansluiting omgeschakeld
of afgesloten dient te worden en verstrekt hem alle gegevens die naar diens oordeel
relevant zijn voor een voor de bedrijfsprocessen van de afnemer doelmatige en efficiënte
planning van het omschakelen onderscheidenlijk afsluiten van de betrokken aansluiting.
De afnemer stuurt een afschrift van deze melding en de daarbij gevoegde gegevens aan
Onze Minister.
Artikel 10h (uitzondering verbodsbepalingen)
De artikelen 10f en 10g zijn niet van toepassing op een netbeheerder of gasopslagbedrijf.
Artikel 10i (omschakeltaak netbeheerder landelijke gastransportnet)
In aanvulling op artikel 10, zesde lid, heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
tot taak om de aansluiting van een afnemer die ingevolge artikel 10g, tweede lid,
heeft gemeld dat diens aansluiting omgeschakeld moet worden, om te schakelen overeenkomstig
de planning of aangepaste planning, bedoeld in artikel 10k, eerste onderscheidenlijk
tweede of derde lid, of, indien op grond van artikel 10l, eerste lid, een ontheffing
is verleend aan de betrokken afnemer, overeenkomstig de aangepaste planning die aan
die ontheffing ten grondslag ligt.
Artikel 10j (planning afsluiten)
1. De afnemer die ingevolge artikel 10g, tweede lid, de netbeheerder van het landelijk
gastransport heeft gemeld dat diens aansluiting dient te worden afgesloten, informeert
de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en Onze Minister over de planning
van de afsluiting, voorzien van een onderbouwing van de benodigde tijd voor de onderscheiden
activiteiten die naar zijn oordeel noodzakelijk zijn om afgesloten te kunnen worden
van het gastransportnet en, voor zover aan de orde, over te kunnen stappen naar een
alternatieve energiebron.
2. Indien de planning naar het oordeel van de afnemer als gevolg van gewijzigde omstandigheden
aanpassing behoeft, informeert de afnemer de netbeheerder van het landelijk gastransportnet
en Onze Minister zo spoedig mogelijk over de aangepaste planning. De aangepaste planning
wordt voorzien van een onderbouwing van elke afwijking ten opzichte van de eerder
ingediende planning.
Artikel 10k (planning en proces omschakelen)
1. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10i, informeert de netbeheerder de
betrokken afnemer en Onze Minister over de planning van de omschakeling, voorzien
van een onderbouwing van de benodigde tijd voor de onderscheiden activiteiten ten
behoeve van de omschakeling en de mate waarin rekening is gehouden met de gegevens,
bedoeld in artikel 10g, tweede lid.
2. Indien de planning, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van de afnemer of
de netbeheerder van het landelijk gastransportnet als gevolg van gewijzigde omstandigheden
aanpassing behoeft, stelt de netbeheerder, in afstemming met de afnemer, een aangepaste
planning op en informeert Onze Minister hier zo spoedig mogelijk over. De aangepaste
planning wordt voorzien van een onderbouwing van elke afwijking ten opzichte van de
eerder ingediende planning.
3. Onze Minister kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een bindende
gedragslijn opleggen in verband met de planning of aangepaste planning van de onderscheiden
activiteiten ten behoeve van de omschakeling, indien dit naar zijn oordeel in het
belang is van de zo spoedig mogelijke afbouw of beëindiging van de gaswinning uit
het gebied, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel a, of in het economisch belang is van de afnemer. De netbeheerder stuurt binnen vier
weken na ontvangst van de bindende gedragslijn een aangepaste planning aan Onze Minister
en de betrokken afnemer.
Artikel 10l (ontheffing verbodsbepalingen laagcalorisch gas)
1. Onze Minister kan een afnemer op diens verzoek ontheffing verlenen van het verbod,
bedoeld in artikel 10g, eerste lid, gedurende een in de ontheffing te bepalen periode,
voor zover verlenging noodzakelijk is vanwege omstandigheden die niet zijn toe te
rekenen aan de afnemer of redelijkerwijs niet door hem hadden kunnen worden voorzien
of voorkomen.
2. Onze Minister kan een afnemer die op grond van artikel 10g, tweede lid, heeft gemeld
dat diens aansluiting afgesloten dient te worden, op diens verzoek ontheffing verlenen
van het verbod, bedoeld in artikel 10g, eerste lid, gedurende een in de ontheffing
te bepalen periode, voor zover verlenging voor die periode noodzakelijk is om tot
een stabiel verbruik van energie uit een andere bron dan gas afkomstig uit het gastransportnet
te komen.
3. Onze Minister kan een afnemer een ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in
artikel 10f, eerste lid, voor zover dit nodig is om de leveringszekerheid van gas,
warmte of elektriciteit te borgen.
4. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die mede
betrekking kunnen hebben op de maximale toegestane hoeveelheid laagcalorisch gas die
per gasjaar of gedurende de periode waarvoor de ontheffing is verleend door de afnemer
aan het gastransportnet mag worden onttrokken.
5. Het is verboden in strijd te handelen met aan een ontheffing verbonden voorschriften
en beperkingen.
6. Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien:
a. niet langer wordt voldaan aan de gronden voor verlening van een ontheffing;
b. degene aan wie de ontheffing is verleend in strijd handelt met een aan de ontheffing
verbonden voorschrift of beperking;
c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige
gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;
7. Onze Minister stuurt een afschrift van een op grond van dit artikel genomen besluit
tot verlening of intrekking van een ontheffing aan de Autoriteit Consument en Markt
en aan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet.
Artikel 10m (nadeelcompensatie)
1. Onze Minister kan een afnemer als bedoeld in artikel 10g, eerste lid, een vergoeding
toekennen indien het verbod, bedoeld in dat artikel, voor die afnemer schade veroorzaakt
die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die de afnemer in vergelijking
met anderen onevenredig zwaar treft.
2. Schade blijft in elk geval voor rekening van de afnemer voor zover:
a. hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;
b. hij de schade had kunnen beperken door binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen,
die tot voorkoming of vermindering van de schade hadden kunnen leiden;
c. de schade anderszins het gevolg is van een omstandigheid die aan de aanvrager kan
worden toegerekend, of
d. de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.
3. Indien het verbod, bedoeld in artikel 10g, eerste lid, tevens voordeel voor de afnemer
heeft opgeleverd, wordt dit bij de vaststelling van de te vergoeden schade in aanmerking
genomen.
Artikel 10n (rapportageplicht)
1. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet vermeldt in de rapportage, bedoeld
in artikel 10a, dertiende lid, in elk geval:
a. de voortgang van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10i, in relatie tot
de geldende planning;
b. in hoeverre het onttrekken van laagcalorisch gas aan het gastransportnet door een
afnemer als bedoeld in artikel 10g, eerste lid, via diens aansluiting is beëindigd.
2. Onze Minister verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, binnen vier weken
na ontvangst daarvan aan de Autoriteit Consument en Markt.
3. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet informeert de Autoriteit Consument
en Markt binnen vier weken na inwerkingtreding van dit artikel welke afnemers in de
gasjaren 2017/2018 en 2018/2019 telkens meer dan 100 miljoen m3(n) gas hebben onttrokken via diens aansluiting die verbonden is met dat deel van
het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, en verstrekt
daarbij tevens informatie over de hoeveelheid gas dat per betrokken aansluiting in
de hiervoor genoemde gasjaren is onttrokken.
4. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt de Autoriteit Consument
en Markt desgevraagd informatie over de hoeveelheid gas die een afnemer als bedoeld
in het derde lid, via diens aansluiting heeft onttrokken aan dat deel van het landelijk
gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd.
5. De netbeheerders informeren de Autoriteit Consument en Markt binnen vier weken na
afloop van een gasjaar welke afnemers in het voorgaande gasjaar meer dan 100 miljoen
m3(n) gas hebben onttrokken aan het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt
getransporteerd, of, voor zover van toepassing, dat geen enkele afnemer in dat gasjaar
meer dan 100 miljoen m3(n) gas heeft onttrokken aan het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd.
6. Indien een netbeheerder in een gasjaar op grond van artikel 10, zesde lid, onderdeel
b, een aansluiting heeft gerealiseerd waarmee installaties van gas worden voorzien
waarvan hij vermoedt dat die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die
onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars
onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, en die al door hem van een aansluiting op het
gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd zijn voorzien, informeert
hij de Autoriteit Consument en Markt binnen vier weken na afloop van dat gasjaar over
het realiseren van die aansluiting en de locatie daarvan. De netbeheerder verstrekt
daarbij tevens informatie over de betrokken afnemer of afnemers en de hoeveelheid
gas die in dat voorafgaande gasjaar door middel van elke afzonderlijke aansluiting
op het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, is onttrokken.
7. Indien een netbeheerder in een gasjaar op grond van artikel 10, zesde lid, onderdeel
b, een aansluiting heeft gerealiseerd waarmee installaties van gas worden voorzien,
waarvan hij vermoedt dat die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die
onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars
onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, en al door een andere netbeheerder van een aansluiting
op het gastransportnet waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd zijn voorzien,
informeert hij die andere netbeheerder en de Autoriteit Consument en Markt over dit
vermoeden. Op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt verstrekken beide netbeheerders
de informatie, bedoeld in het zesde lid.
D
In artikel 12a, onderdeel c, wordt «artikel 10a, eerste lid, onderdeel d» vervangen
door «artikel 10a, eerste lid, onderdeel d of voor het omschakelen van een aansluiting
op grond van artikel 10i».
E
In artikel 12b, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet en een afnemer als
bedoeld in artikel 10g, eerste lid, zich bij het omschakelen jegens elkaar gedragen.
F
In artikel 39a wordt «bedoeld in artikel 10» vervangen door «bedoeld in de artikelen
10 en 10i».
G
Artikel 60ad, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «10Ee» vervangen door «10Ee, 10f, eerste en tweede lid, 10g,
eerste lid, 10l, vijfde lid, 10n, derde en vijfde lid».
2. In onderdeel b wordt «10e» vervangen door «10e, 10i».
H
Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «en 10b» vervangen door «, 10b en 10i».
2. In het derde lid wordt «en 10b» vervangen door «, 10b en 10i».
ARTIKEL II
Bij de vaststelling van de tarieven met toepassing van artikel 82 van de Gaswet, worden
mede betrokken de kosten die de netbeheerder van het landelijk gastransportnet heeft
gemaakt in de periode tussen 1 januari 2018 en het tijdstip van inwerkingtreding van
het in artikel I, onderdeel C, opgenomen artikel 10i, ter voorbereiding op en uitvoering
van de in dat artikel opgenomen taak, met dien verstande dat bij toepassing van artikel
82, vijfde lid, voor geschatte kosten tevens gerealiseerde kosten moet worden gelezen.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.