Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over het bericht ‘Eigen strenge declaratieregels UU weer opzij’
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Eigen strenge declaratieregels UU weer opzij» (ingezonden 20 september 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
23 oktober 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Universiteit Utrecht het niet meer noodzakelijk
acht businessvluchten voor bestuurders vooraf en schriftelijk goed te laten keuren?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat de collegevoorzitter van de Universiteit Utrecht vorig
jaar 8.604,94 euro declareerde vanwege het vliegen met businessclass? Bent u van mening
dat dit proportioneel is?
Antwoord 2
De Inspectie van het Onderwijs heeft in haar specifiek onderzoek naar de bestuurskosten
van de voorzitter van het college van bestuur van de Universiteit Utrecht ook de kosten
voor buitenlandse dienstreizen onderzocht. Ik heb dit rapport op 12 september aan
de Kamer gestuurd. De Inspectie schrijft: «De voorzitter heeft in 2018 een aantal
buitenlandse dienstreizen afgelegd. Voor de vier bestemmingen binnen Europa is in
de economy-klasse gevlogen of per 1e klasse trein gereisd. Voor de twee intercontinentale
bestemmingen zijn businessclasstickets geboekt. Deze kosten zijn in lijn met de interne
afspraken van de UU en de declaratieregeling van de VSNU. Achteraf zijn de kosten
ook goedgekeurd door de RvT.»
De Inspectie heeft hierbij geconcludeerd dat de gemaakte kosten vallen binnen de vigerende
reglementen en daarmee rechtmatig zijn. Daarnaast heeft zij geconcludeerd dat de uitgaven
functioneel en voldoende sober zijn geweest.
Op basis van het onderzoek concludeer ik dat deze kosten proportioneel zijn geweest.
Vraag 3
Acht u het noodzakelijk voor onderwijsbestuurders om met belastinggeld businessclass
te vliegen?
Antwoord 3
Onderwijsbestuurders dragen verantwoordelijkheid voor sobere en doelmatige besteding
van alle publieke middelen die hen ter beschikking staan. Dat geldt ook voor bestuurskosten.
Daarom is in 2012 al bepaald dat zij transparant moeten zijn over de declaraties van
bestuurders. In 2017 is dit verder uitgewerkt in door de toezichthouders en bestuurders
gedragen landelijke regels voor de hogescholen en universiteiten, die afgeleid zijn
van de regels voor de rijksoverheid. In de regeling die voor universiteiten geldt
is vastgelegd dat de leden van colleges van bestuur voor intercontinentale vluchten
gebruik mogen maken van businessclass. Overigens sluit deze regeling aan op de regels
die binnen de rijksoverheid worden gehanteerd, waarbij businessclass mag worden gevlogen
bij een vliegtijd van meer dan zes uur.
Ik acht reizen per businessclass niet per definitie noodzakelijk, maar kan mij voorstellen
dat er situaties zijn waarin een businessclassreis een goede oplossing is. Bijvoorbeeld
wanneer verwacht wordt dat de bestuurder direct aansluitend op de heen- en/of terugreis
werkzaamheden verricht.
Vraag 4
Wat zijn de beweegredenen dat het bestuur van de Universiteit Utrecht afziet van de
in 2017 afgestemde declaratieregels? Is de medezeggenschap bij dit besluit betrokken
en hebben zij met ruime meerderheid met dit besluit ingestemd?
Antwoord 4
Tot en met 2017 ontbrak het aan een helder landelijk kader voor businessclassreizen.
De Universiteit Utrecht heeft destijds de regel gehanteerd dat de raad van toezicht
vooraf businessclassreizen beoordeelde. Met ingang van 1 januari 2018 hanteren alle
universiteiten die aangesloten zijn bij de VSNU (alle universiteiten behalve de levensbeschouwelijke
universiteiten) de «Declaratieregeling CvB-leden Nederlandse universiteiten». In de
ogen van de raad van toezicht van de Universiteit Utrecht biedt de formulering in
deze declaratieregeling voldoende helderheid over wanneer businessclass is geoorloofd.
De voorzitter van de raad van toezicht accordeert achteraf alle facturen voor reis-
en andere kosten. Bespreking in de medezeggenschap is niet aan de orde, aangezien
college en raad van toezicht zich conformeren aan de landelijke regeling en daar niet
van af wijken.
Vraag 5
Zijn er meer onderwijsbestuurders die de afgelopen twee jaar een businessclassvlucht
hebben gedeclareerd?
Antwoord 5
De inspectie zal eind 2019 een thematisch onderzoek naar de declaratieregelingen in
het hbo en wo uitvoeren. De opbrengst van dit onderzoek is een beeld van de naleving
van de landelijke declaratieregelingen voor hogescholen en universiteiten. Hieruit
zal blijken hoe er wordt omgegaan met businessclassvluchten door bestuurders van hogescholen
en universiteiten.
Vraag 6
Wat vindt u van de suggestie van de Inspectie van het Onderwijs dat er mogelijk wetgeving
wenselijk is om hoog declaratiegedrag tegen te gaan?
Antwoord 6
De inspectie zal eind 2019 een thematisch onderzoek naar de declaratieregelingen in
het hbo en wo uitvoeren. Zoals ik eerder heb aangegeven, zal ik naar aanleiding van
dat onderzoek bezien of nadere regelgeving nodig en wenselijk is. Mij is daartoe op
voorhand geen suggestie van de Inspectie van het Onderwijs bekend.
Vraag 7
Kunt u bovenstaande vragen (uitgebreid) beantwoorden ruimschoots voor de begrotingsbehandeling
van OCW?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.