Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wilders, Fritsma en Emiel van Dijk over kosten, die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland
Vragen van de leden Wilders, Fritsma en Emiel vanDijk (allen PVV) aan de Minister en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over kosten, die voortvloeien uit de aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland (ingezonden 19 juli 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen
22 oktober 2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3862.
Vraag 1
Herinnert u zich de antwoorden van uw ambtsvoorganger op de Kamervragen van het lid
Fritsma van 10 jaar geleden – 17 juli 2009 – over de kosten die voortvloeien uit de
aanwezigheid van (niet-westerse) allochtonen in Nederland? Bent u bereid deze vragen
nu wel van een gedegen inhoudelijk en financieel antwoord te voorzien?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Kunt u aangeven welk deel van de inzet van de politie, en andere BZK- gerelateerde
onderdelen als de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), wordt aangewend
voor (niet westerse) allochtonen, gelet op het aandeel van deze groep in de bevolking
en de oververtegenwoordiging van deze groep in criminaliteit, terreur(dreiging) en
overlast e.d.?
Kunt u aangeven wat de weerslag hiervan is in de kosten die hierdoor ten aanzien van
(niet- westerse) allochtonen worden gemaakt?
Antwoord 2 en 3
De politie maakt geen onderdeel uit van het Ministerie van BZK, maar valt onder de
verantwoordelijkheid van het Ministerie van JenV. Voor een goede uitvoering van de
wettelijke taken van de politie is het bijhouden van de politie-inzet per bevolkingsgroep
geen vereiste. Dit wordt dan ook niet gedaan. Gegevens over de kosten van de inzet
van politie ten aanzien van burgers met een (niet-westerse) migratieachtergrond, zijn
niet voorhanden.
Op basis van Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2017 doet de AIVD-onderzoek
naar personen die door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten
aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan
van de democratische rechtsorde. De AIVD kijkt dus naar de doelen en activiteiten
van een persoon. De verwerking van persoonsgegevens wegens iemands godsdienst of levensovertuiging,
ras, lidmaatschap van een vakvereniging, gezondheid en seksuele leven vindt niet plaats
(Wiv 2017 artikel 19 lid 3). Daarom is een dergelijk overzicht niet beschikbaar.
Vraag 4 en 5
Kunt u aangeven welk deel van de inzet van de overige BZK-programma’s, zoals diversiteit
en arbeidsmarktgerelateerde programma’s, wordt aangewend voor (niet-westerse) allochtonen?
Kunt u aangeven welke kosten hiermee gemoeid zijn?
Antwoord 4 en 5
Een inclusieve organisatie met divers samengestelde teams is een van de focuspunten
van het Strategisch Personeelsbeleid Rijk (SPB) 2025. Voor het goed functioneren van
de overheid is de samenkomst van verschillende perspectieven, achtergronden, oriëntaties
en kennis een belangrijke randvoorwaarde, omdat meer variatie in visies en oplossingen
resulteert in meer creativiteit en innovatie, betere resultaten en beter beleid. Dit
betekent dat werken in divers samengestelde teams en in een inclusieve organisatiecultuur
wordt bevorderd.
Daarnaast is in het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025 aandacht voor het Rijk
als aantrekkelijk werkgever, door het profileren van de Rijksoverheid op de arbeidsmarkt.
In het kader van het SPB is een aantal acties gericht op arbeidsmarktbeleid en diversiteit
en inclusie afgesproken die deels door Ministeries afzonderlijk en deels rijksbreed
worden uitgevoerd. Van de afgesproken acties is er geen die zich uitsluitend richt
op mensen met een (niet-westerse) migratieachtergrond.
Vraag 6
Kunt u aangeven welke omvang het provinciefonds heeft, en welk deel hiervan geoormerkt
is voor beleid ten aanzien van (niet-westerse) allochtonen, en welk deel hiervan daadwerkelijk
besteed wordt voor beleid(-sprogramma’s) gericht op (niet-westerse) allochtonen?
Antwoord 6
In onderstaande tabel is opgenomen hoeveel middelen er via het provinciefonds wordt
verdeeld.
* 2014–2018 op basis van jaarverslagen, 2019–2023 voorlopige stand 1e suppletoire
provinciefonds
Het provinciefonds betreffen de algemene middelen van provincies. De middelen zijn
niet geoormerkt voor een bepaald doel. Uit de begrotingen en rekeningen van provincies
is het niet mogelijk gegevens te halen die betrekking hebben op burgers met een (niet-westerse)
migratieachtergrond.
Vraag 7
Kunt u aangeven welke omvang het gemeentefonds heeft, en welk deel hiervan geoormerkt
is voor beleid ten aanzien van (niet-westerse) allochtonen, en welk deel hiervan daadwerkelijk
besteed wordt voor beleid(-sprogramma’s) gericht op (niet-westerse) allochtonen?
Antwoord 7
In onderstaande tabel is opgenomen hoeveel middelen er via het gemeentefonds wordt
verdeeld.
* 2014–2018 op basis van jaarverslagen, 2019–2023 voorlopige stand 1e suppletoire
gemeentefonds.
Het gemeentefonds betreft algemene middelen van gemeenten. De middelen zijn niet geoormerkt
voor een bepaald doel. Over de omvang van de bestedingen door gemeenten aan programma’s
voor Nederlanders met een (niet-westerse) migratieachtergrond hebben wij geen informatie.
Daarnaast wordt sinds 2008 via het gemeentefonds een aantal decentralisatie uitkeringen
van vakdepartementen gedaan, waarbij bepaalde groepen (waaronder burgers met een (niet-westerse)
migratieachtergrond) in de verdeling een rol hebben gespeeld. De Minister van BZK
en Staatssecretaris van Financiën zijn verantwoordelijk voor de verdeling van de uitkeringen.
De vakministers zijn inhoudelijk verantwoordelijk. Het gaat om de volgende uitkeringen:
Bedragen zijn in duizenden euro’s
Vraag 8
Kunt u voorts aangeven in welke mate het werk van (lokaal) bestuur / gemeenten / gemeentelijke
basisadministraties toeziet op (niet-westerse) allochtonen en hoe dit zich vertaalt
in kosten die voor deze groep worden gemaakt?
Antwoord 8
Gemeenten hebben, als autonome bestuurslaag, zelf het beste inzicht in de inspanningen
die zij verrichten in het kader van Basisregistratie Personen (BRP) en zij leggen
daar lokaal verantwoording over af. Op voorhand valt niet te stellen dat er meer werk
en/of kosten zijn verbonden aan de registratie van een burger met een (niet-westerse)
migratieachtergrond dan van een burger zonder migratieachtergrond. De tijd en kosten
hangen af van veel uiteenlopende factoren zoals gezinssamenstelling, gezagsverhoudingen,
verhuisbewegingen en de mate waarin uittreksels worden opgevraagd.
Vraag 9
Hoe verhouden bedoelde kosten zich tot de opbrengsten die bedoelde groep oplevert
op het terrein van BZK?
Antwoord 9
Van opbrengsten voor de begroting van BZK is geen sprake. Voor wat betreft de kosten
wordt verwezen naar bovenstaande antwoorden.
Vraag 10
Welke gegevens heeft u betrokken bij de bepaling van het aandeel van niet- westerse
allochtonen in de bevolking en de oververtegenwoordiging van deze groep in criminaliteit
en overlast e.d.?
Antwoord 10
Voor de beantwoording verwijs ik u naar de antwoorden van de Minister en Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming. (Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 466)
Vraag 11
Kunt u de kosten uitsplitsen naar: dit jaar, de afgelopen 5 jaar, en (geprognotiseerd)
het komende jaar en de komende 5 jaar?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 12
Indien de hier gevraagde kosten niet exact zijn vast te stellen: wat is hier de reden
van en kunt u in ieder geval een reële schatting maken? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 12
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de begeleidende brief (Kamerstuk
30 573, nr. 176).
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.