Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Dam en Van Wijngaarden over het bericht ‘Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders dorp’
Vragen van de leden Van Dam (CDA) en Van Wijngaarden (VVD) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders dorp» (ingezonden 15 augustus 2019).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 2 oktober 2019).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3816
Vraag 1
Kent u het bericht «Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders Dorp»?1
Antwoord vraag 1
Ja.
Vraag 2
In hoeverre klopt de berichtgeving De Telegraaf van 2 augustus 2019? Klopt het dat
Festim Lato een privéleger had op Nederlands grondgebied?
Antwoord vraag 2
Ik ben ermee bekend dat er personen rondliepen in legerkledij, niet zijnde uitgerust
als militairen. Van een leger in opbouw is mij geen informatie bekend geworden. De
door de krant opgenomen kwalificatie «privéleger» onderschrijf ik niet.
Vraag 3
Kunt u aangeven of het klopt dat meerdere overheidsinstanties op de hoogte waren van
de activiteiten van Lato maar desalniettemin verzuimd hebben in te grijpen? Zo ja,
hoe kan dat?
Antwoord vraag 3
Op basis van signalen uit de buurt heeft de politie regelmatig de woning gecontroleerd.
De wijkagent heeft vanaf het eerste signaal nauw contact onderhouden met omwonenden
en tevens met de heer Lato zelf. Naar aanleiding van de geconstateerde activiteiten
hield de politie het adres nauwlettend in de gaten. Bij een melding over vermeende
aanwezigheid van wapens heeft de politie ingegrepen. Bij een doorzoeking in de woning
door de politie zijn twee handvuurwapens en een nep vuurwapen aangetroffen en in beslag
genomen. Deze (nep-) wapens zijn vernietigd.
Vraag 4
Hoe is het mogelijk dat Lato een privéleger had gestationeerd op Nederlands grondgebied
terwijl in de Wet op de weerkorpsen een expliciet verbod op privélegers staat? Hoe
kunt u dat verklaren? Is er door het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar dit
privéleger en het expliciete verbod daarop? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 4
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3. Gelet op het feit dat er geen verdenking
van een privéleger was, is er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding geweest
om een onderzoek op te starten.
Vraag 5
Kunt u aangeven in hoeverre buurtbewoners of andere personen gevaar hebben gelopen
door de aanwezigheid van dit privéleger? Wat heeft u gedaan om deze buurtbewoners
of andere personen tegemoet te komen?
Antwoord vraag 5
Terwijl als gezegd van een leger in opbouw mij geen informatie bekend is geworden,
heeft de politie bij vermoeden van gevaar ingegrepen. Op basis van de regelmatige
woningcontroles destijds is geen gevaarzetting voor de omgeving geconstateerd. Op
meldingen van strafbare feiten is door de politie onderzoek gedaan en aangedragen
bij het OM. Er zijn drie mensen aangehouden op verdenking van verboden vuurwapenbezit,
maar het betrof niet de inmiddels overleden heer Lato. De zaak is uiteindelijk geëindigd
met een sepot wegens onrechtmatig verkregen bewijs. Bovendien waren er geen aanknopingspunten
dat de aangetroffen wapens toebehoorden aan de aangehouden personen.
Vraag 6
Klopt het dat meerdere buurtbewoners, na het doodschieten van Festim Lato, hun verhaal
bij de politie hadden willen en kunnen doen, maar de politie daar geen behoefte aan
had? Klopt het dat de politie daarmee -mogelijk essentiële- ooggetuigenverslagen links
heeft laten liggen? Zo ja, waarom heeft de politie dat gedaan?
Antwoord vraag 6
Nee. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 7
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, dit een totaal onacceptabele
situatie was? Hoe gaat u waarborgen dat de overheid in de toekomst wel tijdig zal
ingrijpen bij zulke situaties? Hoe schat u de kans in dat een dergelijke situatie
zich nogmaals voordoet?
Antwoord vraag 7
De berichtgeving klopte niet. Ik deel de mening dat het een onacceptabele situatie
zou zijn indien iemand er een (bewapend) privéleger op zou nahouden. Door politie
en het OM wordt prioriteit gegeven aan de opsporing en vervolging van wapenbezit.
Op concrete signalen wordt op zo kort mogelijke termijn geacteerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.