Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stoffer over de aangekondigde importheffing voor afval
Vragen van het lid Stoffer (SGP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat en van Financiën over de aangekondigde importheffing voor afval (ingezonden 22 juli 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Veldhoven-Van der Meer (Infrastructuur en Waterstaat),
mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Economische Zaken
en Klimaat (ontvangen 1 oktober 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de grote zorgen van de afvalsector over het mogelijk averechtse
effect van de aangekondigde importheffing?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Hoe groot is de kans dat een (groot) deel van het afval dat als gevolg van de heffing
niet in Nederland verbrand wordt in het land van herkomst, waaronder het Verenigd
Koninkrijk, naar de stortplaats gaat? Kunt u dit nader onderbouwen?
Antwoord 2
Op welke wijze de internationale afvalmarkt precies zal reageren is niet goed te voorspellen.
Ongeveer 85% van het buitenlandse afval dat in Nederland wordt verbrand komt uit het
Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk voert, net als Nederland, actief beleid
om recycling te bevorderen en storten te ontmoedigen. Zo wordt in het Verenigd Koninkrijk
al langer een belasting geheven op storten die hoger is dan in Nederland (ca. 50 pond/ton
in 2012 tot ca. 90 pond/ton in 2019). Daarmee lijkt storten geen aantrekkelijk alternatief.
Vraag 3
Is de veronderstelling juist dat het storten van afval in plaats van het verbranden
ervan netto meer emissie van CO2-equivalenten oplevert vanwege de methaanemissie bij stortplaatsen?
Antwoord 3
De maatregel is onderdeel van een pakket waarmee het kabinet uitvoering geeft aan
het Urgendavonnis. Uitgangspunt daarbij is dat het direct leidt tot reductie van de
CO2-uitstoot in Nederland. In algemene zin klopt het dat het storten van afval tot
meer emissie van CO2-equivalenten leidt dan het verbranden van afval in een afvalverbrandingsinstallatie.
Het kabinet gaat ervan uit dat er, als gevolg van de maatregel en gelet op de tarieven
voor het storten van afval in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, geen extra prikkel
ontstaat voor het storten, maar juist voor het vermijden van verbranding doordat afval
eerder wordt gerecycled.
Vraag 4
Welke netto CO2-emissiereductie zal de importheffing naar verwachting opleveren, rekening houdend
met de potentiële weglekeffecten?
Antwoord 4
Per maatregel is het te verwachten effect afhankelijk van diverse factoren, waaronder
de maatschappelijke partijen die een rol spelen in de uitvoering van de maatregelen,
reacties van (buitenlandse) marktpartijen en de mate waarin de instrumenten die het
kabinet ter beschikking stelt worden benut. Het kabinet heeft een indicatie gemaakt
van de maximale potentiele emissiereductie die met de maatregelen kan worden gerealiseerd.
Gegeven de verschillende onzekerheden is het waarschijnlijk dat niet van elke maatregel
het maximale reductiepotentieel wordt gerealiseerd. Rekening houdend met deze onzekerheden,
is de inschatting van het kabinet dat het totale pakket aan maatregelen leidt tot
een reductie van circa 4 Mton in 2020. Dit betreft derhalve geen doorrekening, maar
een inschatting van het kabinet, gevalideerd door experts en waarbij zoveel mogelijk
gebruik is gemaakt van reeds bestaande onderzoeken van onder andere het PBL.
Voor het belasten van het verbranden en storten van buitenlands afval is de maximale
potentiele emissiereductie geschat op 0,2 Mton CO2eq.
Dit betreft een indicatie van de maximale potentiele emissiereductie voor de maatregel.
Hierbij is rekening gehouden met een daling van de warmteleverantie door de AVI’s
als gevolg van een vermindering van de verbrande hoeveelheid afval.
Vraag 5
Wat is uw inschatting van de belastingopbrengst van de voorgestelde maatregel?
Antwoord 5
Over de raming van de belastingopbrengst bent u reeds met het Belastingplan geïnformeerd.
De geraamde belastingopbrengst bedraagt € 37 miljoen in 2020 en € 18 miljoen in 2021.
Vraag 6
In hoeverre zal de voorgestelde maatregel negatieve gevolgen hebben voor de levering
van warmte van afvalverbrandingsinstallaties aan warmtenetten en industrie?
Antwoord 6
De mate waarin een afvalverbrandingsinstallatie bijdraagt aan warmteproductie en de
mate waarin een afvalverbrandingsinstallatie afhankelijk is van uit het buitenland
overgebracht afval verschilt sterk per installatie. In 2017 was 25% van het in Nederland
verbrande afval afkomstig uit het buitenland. Per locatie zullen AVI’s hun bedrijfsvoering
optimaliseren om aan de warmtelevering te kunnen voldoen. De maatregel biedt voldoende
ruimte om naar een nieuw optimum te zoeken zonder dat de warmtelevering aan burgers
en bedrijven in gevaar komt.
Vraag 7
In hoeverre zal de voorgestelde maatregel negatieve gevolgen hebben voor de bijdrage
van afvalverbrandingsinstallaties aan de duurzame energieproductie?
Antwoord 7
De AVI’s dragen met ongeveer de helft van hun warmte en elektriciteitsopwekking bij
aan de productie van hernieuwbare energie. De effecten van de maatregel op de productie
van hernieuwbare energie hangen af van de mate waarin de productie van warmte en elektriciteit
afneemt. Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten op het stimuleren van de productie
van hernieuwbare energie.
Vraag 8
Bent u bereid in overleg met de afvalsector de potentiële gevolgen van de voorgestelde
importheffing goed in kaart te brengen en de maatregel op basis hiervan te heroverwegen,
met in achtneming van de kabinetsuitspraak dat het onwenselijk is om maatregelen te
treffen die gepaard gaan met significante weglekeffecten naar het buitenland (Kamerstuk
32 813 nr. 341)?
Antwoord 8
Met deze maatregel vervalt het huidige onderscheid in de afvalstoffenbelasting tussen
Nederlands en buitenlands afval. Hierdoor gaan voor buitenlands afval dat in ons land
wordt gestort of verbrand dezelfde regels en hetzelfde tarief gelden als voor Nederlands
afval. Er is dus geen sprake van een heffing bij import. Bij deze maatregel in het
kader van het Urgenda-vonnis is rekening gehouden met beperkte weglek. Een heroverweging
van deze maatregel is wat het kabinet betreft dan ook niet aan de orde.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
M. Snel, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.