Amendement : Amendement van het lid Bisschop c.s. over verduidelijking van het leerlingvolgsysteem
35 102 Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het onderwijstoezicht en enkele andere wetten in verband met actualisering van de deugdelijkheidseisen, het daarmee samenhangende onderwijstoezicht en vermindering van administratieve verplichtingen in het funderend onderwijs, alsmede reparatie van wetstechnische gebreken (actualisering deugdelijkheidseisen funderend onderwijs)
Nr. 8
AMENDEMENT VAN HET LID BISSCHOP C.S.
Ontvangen 26 september 2019
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:
C
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde en zevende lid komen te luiden:
6. Het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs is er tevens op gericht
leerlingen waar mogelijk tot het volgen van onderwijs in basisscholen of scholen voor
voortgezet onderwijs te brengen.
7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen
in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de
school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat, behoudens voor de eerste 2 schooljaren,
toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein
van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.
2. Het achtste lid vervalt.
II
Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:
F
In artikel 9c wordt «artikel 8, zevende lid, en artikel 9b, achtste en negende lid»
vervangen door «artikel 9b, zevende en achtste lid».
III
In artikel III wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zevende lid komt te luiden:
7. De scholen gebruiken een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen
in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de
school. Het leerling- en onderwijsvolgsysteem bevat, behoudens voor de eerste 2 schooljaren,
toetsen die kennis en vaardigheden van de leerling meten in elk geval op het terrein
van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.
2. Het achtste lid vervalt.
IV
Artikel III, onderdeel C, komt te luiden:
C
In artikel 18c wordt «artikel 11, achtste lid, en artikel 18b, achtste en negende
lid» vervangen door «artikel 18b, zevende en achtste lid».
Toelichting
Het leerlingvolgsysteem is een diagnostisch instrument waarin onder meer resultaten
van afzonderlijke toetsen of reeksen van toetsen worden opgenomen. Dit amendement
verheldert de inhoud van het leerlingvolgsysteem in het basisonderwijs en het speciaal
onderwijs en het brengt de wettelijke bepalingen in lijn met de keuzes die inzake
de kleutertoets gemaakt zijn. Het betreft de volgende punten:
1. Het regeerakkoord geeft aan dat gedurende de kleuterperiode geen toetsen binnen het
leerlingvolgsysteem worden afgenomen. De Expertcommissie zal daarom niet meer oordelen
over deze toetsen. Echter, de beoogde vrijheid van scholen inzake kleutertoetsen blijkt
niet uit de wetsgeschiedenis. Integendeel, onder meer de memorie van toelichting stelde
dat het leerlingvolgsysteem bestaat uit toetsen voor groep 1 tot en met groep 8 (Kamerstukken II 2011/12, 33 157, nr. 3, p. 18). Om de huidige kaders van het toezicht te bevestigen, regelt dit amendement
dat scholen gedurende de eerste twee schooljaren niet verplicht zijn om toetsen in
het leerlingvolgsysteem op te nemen. Dat laat de verplichting van leraren onverlet
om in deze periode de ontwikkeling van leerlingen te volgen. Bevindingen uit observaties
en proeven kunnen in het leerlingvolgsysteem worden opgenomen.
2. Bij de invoering van de eindtoets en het leerlingvolgsysteem is door de regering als
onderscheid tussen beide instrumenten benoemd dat de toetsen uit het leerlingvolgsysteem
– in tegenstelling tot de eindtoets – niet jaarlijks worden vernieuwd en dat zij niet
geijkt zijn op de referentieniveaus (Kamerstukken II 2011/12, 33 157, nr. 6, p. 31). Dit onderscheid is over het hoofd gezien bij het initiatiefwetsvoorstel
inzake een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht, waardoor de referentieniveaus
op alle toetsen van toepassing zijn verklaard (Kamerstukken II 2014/15, 33 862, nr. 12). Hierdoor ontstaat het risico dat ook in eerdere schooljaren een versmalling van
het toetsbeleid optreedt. Het toetsen van de Nederlandse taal op grond van de referentieniveaus
beperkt zich momenteel namelijk tot een psychometrische benadering van met name lezen
en spellen. Ondergetekende vindt het onwenselijk dat dit ongelijke kansen van leerlingen
kan versterken. De wetgever dient daarom duidelijk te maken wat de kaders zijn inzake
toetsen gedurende de basisschoolperiode.
Dit amendement beschouwt het ontwikkelen van toetsen bij uitstek als onderdeel van
de professionele verantwoordelijkheid van leraren en scholen. De verplichting om te
werken met door een onafhankelijke commissie genormeerde toetsen belemmert het uitoefenen
van die verantwoordelijkheid en wordt daarom geschrapt. Het gebruik van genormeerde
toetsen is ook overbodig omdat het bevoegd gezag verplicht is om zich bij de verzorging
van het onderwijs rekenschap te geven van de referentieniveaus. De inspectie kan dus
beoordelen of het toetsbeleid er voldoende op gericht is het referentieniveau aan
het einde van de basisschool te bereiken. Het amendement laat ook onverlet dat de
eindtoets geijkt wordt aan de referentieniveaus.
Overigens heeft de wetgever de keuze voor het aantal toetsen bewust aan scholen gelaten.
Scholen hebben behoudens het afnemen van de eindtoets dus alle ruimte om te komen
tot inhoudelijke keuzes die het belang van leerlingen dienen.
Bisschop Van Meenen Rog
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. Bisschop, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
P.H. van Meenen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M.R.J. Rog, Tweede Kamerlid