Brief Presidium : Brief van het Presidium over een verzoekonderzoek door de Algemene Rekenkamer naar de specifieke uitkeringen die de Openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van de Rijksoverheid ontvangen
35 300 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2020
Nr. 5
                   BRIEF VAN HET PRESIDIUM
            
Aan de Leden
Den Haag, 26 september 2019
Het presidium legt conform artikel 30 tweede lid van het Reglement van Orde aan u
                     het verzoek voor van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties om de Algemene Rekenkamer
                     onderzoek te laten doen naar de specifieke uitkeringen die de Openbare lichamen Bonaire,
                     Sint Eustatius en Saba van de rijksoverheid ontvangen. Het presidium stelt u voor
                     in te stemmen met het bijgevoegde verzoek en dit door te geleiden naar de Algemene
                     Rekenkamer.
                  
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib
BIJLAGE Aan het presidium van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
                  
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES
Den Haag, 30 augustus 2019
In de procedurevergadering van 26 juni 2019 heeft de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
                     besloten een voorstel aan de Kamer te doen om bij de Algemene Rekenkamer een verzoekonderzoek
                     in te dienen naar de specifieke uitkeringen die de Openbare lichamen Bonaire, Sint
                     Eustatius en Saba van de rijksoverheid ontvangen.
Het onderzoek is gericht op de rechtmatigheid en doelmatigheid van het beheer van
                     rijkswege inzake de specifieke uitkeringen die aan de Openbare Lichamen in Caribisch
                     Nederland worden toegekend, waaronder de uitgaven en de bijzondere uitkeringen die
                     worden toegekend op basis van artikel 92 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire,
                     Sint Eustatius en Saba (daaronder specifiek begrepen de uitkeringen die strekken tot
                     ontwikkeling van het landbouwbeleid).
                  
Achtergrond van het onderzoek is onder meer de bezinning op de relatie tussen het
                     Ministerie van BZK en Caribisch Nederland die op dit moment plaatsvindt in de vorm
                     van onder andere een voorlichtingsverzoek aan de Raad van State en een interdepartementaal
                     beleidsonderzoek. Beide trajecten dienen later dit jaar tot een kabinetsstandpunt
                     te leiden. Nadere aanleidingen zijn te vinden in de bevindingen van de Algemene Rekenkamer
                     in het laatste verantwoordingsonderzoek over de relatie tussen het Ministerie van
                     BZK en Caribisch Nederland, alsmede de werkwijze van de Rijksdienst Caribisch Nederland.
                  
De specifieke onderzoeksvragen luiden als volgt:
1. Hoe is het toezicht op de rechtmatigheid en de doeltreffendheid van de bijzondere
                              uitkeringen op basis van artikel 92 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire,
                              Sint Eustatius en Saba georganiseerd, daaronder begrepen de uitgaven die strekken
                              tot ontwikkeling van de landbouw?
                           
2. Wat is de kwaliteit van de informatievoorziening over (het toezicht op) deze uitgaven
                              en uitkeringen aan de Tweede Kamer?
                           
3. Wat is de positie van het Ministerie van BZK vanuit de coördinerende rol van de Minister
                              (Staatssecretaris) van BZK inzake Koninkrijksrelaties en de betrekkingen met de openbare
                              lichamen in Caribisch Nederland?
                           
De vaste commissie voor Financiën heeft over het voorstel positief geadviseerd, conform
                     de procedure van artikel 16a van het Reglement van Orde. De briefwisseling met de
                     vaste commissie voor Financiën is als bijlage bij deze brief gevoegd.
                  
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties verzoekt de Kamer overeenkomstig haar
                     voorstel te besluiten.
                  
De voorzitter van de commissie, Paternotte
De griffier van de commissie, De Lange
Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN
Den Haag, 4 juli 2019
In uw brief van 26 juni 2019 verzoekt de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
                  de vaste commissie voor Financiën advies uit te brengen zoals bedoeld in artikel 16a,
                  tweede lid van het Reglement van Orde bij een voorgenomen verzoekonderzoek aan de
                  Algemene Rekenkamer.
               
De commissie voor Financiën adviseert positief over dit verzoek. Het advies is bijgevoegd
                  bij deze brief.
               
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De griffier van de commissie, Weeber
Advies van de commissie Financiën over het verzoek aan Algemene Rekenkamer onderzoek
                     naar specifieke uitkeringen van de Nederlandse rijksoverheid op de BES-eilanden
De vaste commissie voor Financiën heeft een adviserende rol richting andere commissies
                  bij verzoeken aan de Algemene Rekenkamer, vanuit haar verantwoordelijkheid voor de
                  controle van de Rijksuitgaven. Dit advies behelst de bevoegdheden, de kennis en expertise
                  van de Rekenkamer, de meerwaarde ten opzichte van andere soorten onderzoek, de afbakening
                  van de vraagstelling en het tijdpad.
               
De conclusie van onderstaande toetsing is dat het verzoek in lijn is met de bevoegdheden, kennis
                  en expertise van de Algemene Rekenkamer.
               
1. Heeft de Algemene Rekenkamer de voor het onderzoek vereiste bevoegdheden?
Ja. De Algemene Rekenkamer heeft de volledige bevoegdheid om onderzoek te verrichten
                        naar specifieke uitkeringen van de Nederlandse rijksoverheid op de BES-eilanden bij
                        de betrokken departementen en de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
                     
2. Beschikt de Algemene Rekenkamer over de benodigde kennis en expertise?
Ja. De Rekenkamer heeft hier voldoende kennis voor in huis en heeft hier in eerder
                        verschenen publicaties reeds aandacht aan besteed.
                     
3. Heeft uitvoering door de Algemene Rekenkamer meerwaarde ten opzichte van andere onderzoeksmogelijkheden
                           door de Kamer?
Ja. De Rekenkamer heeft bevoegdheden die andere onderzoeksorganisaties niet hebben,
                        zoals de bevoegdheden om dossiers op te vragen en de administraties in te zien. Andere
                        onderzoeksbureaus zijn afhankelijk van het vrijwillig meewerken door het ministerie
                        aan het onderzoek en zullen daarbij ook waarborgen moeten afgeven i.v.m. vertrouwelijkheid
                        die enige tijd in beslag zullen nemen (VOG, geheimhoudingsverklaringen). Tot slot
                        richten de voorgestelde onderzoeksvragen zich op de kernactiviteiten van de Algemene
                        Rekenkamer, te weten het beoordelen van de rechtmatigheid en doelmatigheid van overheidsuitgaven
                        en de bedrijfsvoering van betrokken partijen.
                     
4. Is de vraagstelling voldoende afgebakend?
Ja. De vraagstelling vloeit voort uit eerdere bevindingen van de Rekenkamer inzake
                        de werkwijze van de Rijksdienst Caribisch Nederland. De onderzoeksvragen zijn duidelijk
                        omschreven. Daarnaast zijn de vragen ambtelijk voorbesproken met de Algemene Rekenkamer.
                        Hiermee zou het onderzoek, mede gegeven de benodigde kennis en bevoegdheden van en
                        meerwaarde van onderzoek door de Algemene Rekenkamer, uitvoerbaar kunnen zijn voor
                        de Algemene Rekenkamer.
                     
5. Is de gedachte doorlooptijd van het onderzoek voldoende onderbouwd?
De commissie beoogt de Kamer voor te stellen de Algemene Rekenkamer te verzoeken het
                        rapport met de antwoorden op de vragen zo spoedig mogelijk aan de Kamer aan te bieden,
                        rekening houdend met een zorgvuldige onderzoeksprocedure die onder andere bestuurlijke
                        hoor en wederhoor inhoudt. Er is geen specifieke uiterste publicatiedatum voorgesteld,
                        daarmee behoeft de beoogde doorlooptijd geen aanvullende onderbouwing.
                     
Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES
Den Haag, 26 juni 2019
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft in de procedurevergadering van 20 februari
                  2019 haar kennisagenda 2019 vastgesteld.
               
Op deze kennisagenda staat de wens een onderzoek te laten uitvoeren naar de besteding
                  van landbouwgelden die vanuit de begroting BZK worden uitgekeerd aan Caribisch Nederland,
                  in het bijzonder Bonaire.
               
Tijdens de procedurevergadering van 26 juni 2019 heeft de commissie ingestemd met
                  dit verzoek aan de Algemene Rekenkamer, met dien verstande, dat de onderzoeksvraag
                  is verbreed en aangepast.
               
Het onderzoek is, na de bijstelling, gericht op de rechtmatigheid en doelmatigheid
                  van het beheer van rijkswege inzake de specifieke uitkeringen die aan de Openbare
                  Lichamen in Caribisch Nederland worden toegekend, waaronder de uitgaven en de bijzondere
                  uitkeringen die worden toegekend op basis van artikel 92 van de Wet financiën openbare
                  lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (daaronder begrepen de uitkeringen die strekken
                  tot ontwikkeling van het landbouwbeleid).
               
Achtergrond van het onderzoek is onder meer de bezinning op de relatie tussen BZK
                  en Caribisch Nederland die op dit moment plaatsvindt in de vorm van onder andere een
                  voorlichtingsverzoek aan de Raad van State en een interdepartementaal beleidsonderzoek.
                  Beide trajecten dienen later dit jaar tot een kabinetsstandpunt te leiden. Nadere
                  aanleidingen zijn te vinden in de bevindingen van de Algemene Rekenkamer in het laatste
                  verantwoordingsonderzoek over de relatie tussen het Ministerie van BZK en Caribisch
                  Nederland, alsmede de werkwijze van de Rijksdienst Caribisch Nederland.
               
De specifieke onderzoeksvragen luiden als volgt:
1. Hoe is het toezicht op de rechtmatigheid en de doeltreffendheid van de bijzondere
                           uitkeringen op basis van artikel 92 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire,
                           Sint Eustatius en Saba georganiseerd, daaronder begrepen de uitgaven die strekken
                           tot ontwikkeling van de landbouw?
                        
2. Wat is de kwaliteit van de informatievoorziening over (het toezicht op) deze uitgaven
                           en uitkeringen aan de Tweede Kamer?
                        
3. Wat is de positie van het Ministerie van BZK vanuit de coördinerende rol van de Minister
                           (Staatssecretaris) van BZK inzake Koninkrijksrelaties en de betrekkingen met de openbare
                           lichamen in Caribisch Nederland?
                        
Tijdpad
De Kamer verzoekt de Algemene Rekenkamer het rapport met de antwoorden op de vragen
                  zo spoedig mogelijk aan de Kamer aan te bieden, rekening houdend met een zorgvuldige
                  onderzoeksprocedure.
               
De voorzitter van de commissie, Paternotte
De griffier van de commissie, De Lange
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 K. Arib, Voorzitter van de Tweede Kamer
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
