Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Beckerman over het plan voor een gebiedsfonds waar omwonenden van het windpark N33 niet blij mee zijn
Vragen van lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het plan voor een gebiedsfonds waar omwonenden van het windpark N33 niet blij mee zijn (ingezonden 5 juli 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 6 september
2019).
Vraag 1
Kent u het artikel van RTV Noord van 3 juli 2019 over het plan voor een gebiedsfonds
waar omwonenden niet blij mee zijn? Wat is hierop uw reactie?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Erkent u dat de aanpak rondom het windpark N33 verkeerd is gelopen? Erkent u dat omwonenden
niet betrokken zijn bij het proces? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Vanaf de start van het project is de omgeving op regelmatige basis geïnformeerd over
de voortgang van het project en de formele stappen in de procedure, en over de mogelijkheden
voor inspraak.
Tijdens verschillende fases in het project, vanaf de terinzagelegging van de «Conceptnotitie
reikwijdte en detailniveau Windpark N33» in 2011, zijn informatieavonden voor omwonenden
georganiseerd. Tijdens deze informatieavonden zijn onder meer het proces en de inspraakmogelijkheden
toegelicht. De ter inzage gelegde stukken konden, behalve op de informatieavonden,
ook worden ingezien op de gemeentehuizen van Veendam, Menterwolde en Oldambt, en op
de website van Bureau Energieprojecten. Zienswijzen konden schriftelijk of digitaal
worden ingediend, of mondeling op de informatieavonden. De ingediende zienswijzen
zijn bij de besluitvorming betrokken.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van de manier waarop omwonenden inspraak konden
hebben, zowel op de van toepassing zijnde beleidskaders als op het project zelf, verwijs
ik naar mijn beantwoording van vragen die op 19 april 2019 gesteld zijn door de leden
Beckerman (SP), Moorlag (PvdA) en Agnes Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen 2018–2019,
nr. 2707).
Vraag 3
Erkent u tevens dat het Ministerie van Economische zaken en Klimaat de locatie van
dit windmolenpark heeft bepaald? Erkent u dat de provincie Groningen niet de ruimte
heeft gekregen om te kiezen voor een door haar gewenste variant, maar slechts keuze
had tussen een beperkt aantal door het ministerie voorgedragen varianten? Kunt u uw
antwoord toelichten?
Antwoord 3
De locatie N33 is in het jaar 2000 door de provincie Groningen aangewezen als zoeklocatie
voor de ontwikkeling van grootschalige windenergie in het provinciaal omgevingsplan.
Deze keuze is bevestigd bij volgende versies van het provinciaal omgevingsplan. Conform
de bestuurlijke afspraak tussen rijk en provincies zijn de door de provincies aangewezen
locaties voor grootschalige windenergie in 2014 door het rijk overgenomen in het Structuurschema
Wind op Land (SvWOL). Zowel het provinciaal omgevingsplan, als de SvWOL zijn in overeenstemming
met de wettelijke procedures tot stand gekomen met de daarbij behorende rechtsbeschermingsmogelijkheden.
Voor wat betreft uw vraag naar de invloed van de provincie Groningen op de onderzochte
varianten, merk ik op dat in het MER aanvankelijk vijf varianten zijn onderzocht.
Over deze varianten is vanaf de start van het project in 2011 zowel ambtelijk als
bestuurlijk overleg geweest met de betreffende gemeenten en de provincie.
De door de provincie in 2014 voorgedragen variant, waarbij alle windturbines in het
cluster ten noorden van Meeden zouden worden geplaatst, is als onderzoeksvariant 6
aan het MER-onderzoek toegevoegd. Na afronding van het MER-onderzoek in 2015 is zowel
aan de gezamenlijke gemeenten als aan de provincie gevraagd om te adviseren over een
voorkeursalternatief binnen het projectgebied. Toen zowel de gezamenlijke gemeenten
als de provincie niet tot een advies kwamen, is op basis van de uitkomsten van het
MER-onderzoek, en conform de keuzecriteria zoals aangedragen in het regionaal bestuurlijk
overleg, door het ministerie een voorkeursalternatief opgesteld. Dit bestaat uit een
combinatie van de best scorende onderdelen van de MER varianten 4 en 6.
Vraag 4
Bent u bereid omwonenden te compenseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat
doen en wanneer?
Antwoord 4
Alle windparken, ook die tot stand komen onder de Rijkscoördinatieregeling, moeten
voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. In het MER-onderzoek zijn
daarom de mogelijke effecten van het windpark getoetst aan de wettelijke normen die
hiervoor gelden. Het gekozen voorkeursalternatief benut de in het gebied beschikbare
ruimte optimaal voor een zo groot mogelijke afstand tot de woonkernen en dus voor
het maximaal beperken van mogelijke geluidhinder en slagschaduw. De mogelijke overlast
voor omwonenden wordt hierdoor zo veel mogelijk beperkt. De Raad van State heeft het
plan en de procedure tenslotte getoetst aan de wettelijke vereisten en heeft geconcludeerd
dat het plan voldoet aan de vereisten van een goede ruimtelijke ordening. Ik zie daarom
geen aanleiding om omwonenden te compenseren.
Dit neemt niet weg dat in 2016 door het ministerie het initiatief is genomen om een
gebiedscoördinator aan te stellen die onder bijna alle bewonersorganisaties, gemeenten,
bedrijven en andere belanghebbenden in de regio een verkenning heeft uitgevoerd naar
de bereidheid om verder te overleggen over participatie, compensatie en communicatie.
Na afronding van zijn verkenning hebben de gemeenten besloten het voortouw te nemen
in het gebiedsproces om hieraan een vervolg te geven en te komen tot een gebiedsfonds.
Dit gebiedsproces zal naar verwachting op korte termijn worden voortgezet. De initiatiefnemer
van het windpark heeft inmiddels al wel toegezegd om uit de opbrengsten van het windpark
een bijdrage te storten in een gebiedsfonds. De toegezegde bijdrage is conform de
gedragscode, en conform het beleid van de provincie Groningen voor een dergelijke
bijdrage. Eerder heb ik in verband met het windpark Drentse Monden & Oostermoer aangegeven
dat er bij mij de bereidheid bestaat om, samen met de regionale overheden, mee te
denken op welke wijze de leefbaarheid in het gebied kan worden versterkt en hoe het
rijk daaraan kan bijdragen. Dat geldt ook voor het windpark N33. Met de provincie
Groningen ben ik daarover in gesprek.
Vraag 5
Waar kunnen inwoners terecht met planschade? Wie kan deze inwoners begeleiden bij
de procedures?
Antwoord 5
Een verzoek om een tegemoetkoming in planschade kan worden ingediend bij de gemeente.
Het planschadeverzoek wordt behandeld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO) die voor elk verzoek een onafhankelijke planschadedeskundige inschakelt.
Voor een meer uitgebreid antwoord verwijs ik naar mijn beantwoording van vragen die
op 19 april 2019 gesteld zijn door de leden Beckerman (SP), Moorlag (PvdA) en Agnes
Mulder (CDA) (Aanhangsel Handelingen 2018–2019, nr. 2707).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.