Schriftelijke vragen : Het bericht dat het concurrentiebeding vaak oneigenlijk wordt gebruikt
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht dat het concurrentiebeding vaak oneigenlijk wordt gebruikt (ingezonden 4 september 2019).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat bedrijven het concurrentiebeding in contracten
met werknemers steeds vaker niet gebruiken om oneerlijke concurrentie tegen te gaan,
maar om personeel bij zich te houden in de huidige krappe arbeidsmarkt?1
Vraag 2
Herkent u het beeld dat juridische dienstverleners DAS en Stichting Achmea Rechtsbijstand
schetsen, dat het aantal rechtszaken en schikkingen over het oneigenlijk gebruik van
het concurrentiebeding toeneemt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 3
Wat is uw reactie op de constatering van de arbeidsjurist, dat in de praktijk concurrentiebedingen
dikwijls «een schaamlap» zijn voor het frustreren van de vertrekwens van werknemers?
Is dit voor u acceptabel?
Vraag 4
Klopt het dat één op de vijf arbeidscontracten een concurrentiebeding bevat? Hoe heeft
dit aantal zich de afgelopen jaren ontwikkeld? Hoe verklaart u deze ontwikkeling?
Vraag 5
Erkent u dat het oneigenlijke gebruik van het concurrentiebeding ook een nadelig effect
kan hebben op de lonen, omdat werkgevers minder hun best hoeven te doen om werknemers
te behouden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vraag 6
Klopt het dat Nederland één van de weinige Europese landen is zonder een verplichte
vergoeding voor concurrentiebedingen? Wat is hiervan volgens u de verklaring?
Vraag 7
Bent u bereid om ook in Nederland een verplichte vergoeding voor concurrentiebedingen
in te voeren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe hoog zou die vergoeding volgens u moeten
zijn?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Bart van Kent, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.