Schriftelijke vragen : De positie van een slachtoffer in een lopende zedenzaak
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de positie van een slachtoffer in een lopende zedenzaak (ingezonden 27 augustus 2019).
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over de wijze waarop een aangifte van
een verkrachting is behandeld door de politie?1
Vraag 2
Hoe worden in het kader van het onderzoek naar de bejegening van slachtoffers in zedenzaken
de te interviewen slachtoffers geselecteerd?2
Vraag 3
Deelt u de mening dat in het genoemde onderzoek ook slachtoffers betrokken moeten
worden waarvan reeds bekend is dat de bejegening te wensen overliet, zoals de vrouw
uit de eerder genoemde schriftelijke Kamervragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 4
Wat is het algemene protocol als er rondom een tbs- of forensische instelling een
ernstig misdrijf wordt gepleegd? Wordt er standaard onderzoek gedaan naar de cliënten
van de tbs-instelling indien een ernstig misdrijf in de buurt van de desbetreffende
tbs-instelling is begaan? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Is het waar dat forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel na de in de vorige
vragen genoemde verkrachting in Oostrum het verzoek had gekregen om intern onderzoek
naar hun eigen cliënten te doen naar de gang van zaken? Zo ja, waarom en is dat ook
gebeurd? Zo nee, wat is niet waar aan het gestelde?
Vraag 6
Vindt een intern onderzoek altijd plaats nadat een cliënt uit een tbs-kliniek een
zedenmisdrijf heeft gepleegd? Vindt dat ook altijd plaats in De Rooyse Wissel? Zo
nee, waarom niet?
Indieners
-
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.