Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Ojik over het landgebonden asielbeleid
Vragen van het lid Van Ojik (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het landgebonden asielbeleid (ingezonden 15 juli 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 27 augustus
2019). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3570.
Vraag 1
Kent u de verslechterde veiligheidsomstandigheden in Soedan? Heeft u al een verzoek
gedaan bij de Minister van Buitenlandse Zaken voor een nieuw ambtsbericht voor Soedan?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 1
Ik ben bekend met de recente ontwikkelingen in Sudan. Reeds voorafgaand aan deze ontwikkelingen
was bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken verzocht om een nieuw ambtsbericht over
Sudan. De verwachting is dat het nieuwe ambtsbericht in oktober 2019 zal worden gepubliceerd.
De recente ontwikkelingen zullen in dit ambtsbericht worden meegenomen
Vraag 2
Acht u het binnen de huidige situatie in Soedan mogelijk voor terugkerende asielzoekers,
bescherming te vragen en te krijgen van de regering, voor zover van een regering sprake
is?
Antwoord 2
Wanneer bij een individuele beoordeling geconcludeerd wordt dat een asielzoeker asielrechtelijke
bescherming behoeft, wordt deze bescherming geboden in de vorm van een verblijfsvergunning
asiel. Als uit die individuele beoordeling blijkt dat er geen vrees is voor vervolging
of onmenselijke behandeling dan is het voor terugkeer ook niet noodzakelijk dat de
autoriteiten van het land van herkomst bescherming bieden.
Vraag 3
Kunt u motiveren waarom u voldoende bewezen acht dat Iran niet langer homoseksuelen
vervolgt? Bent u bekend met de arrestatie van 30 mannen op verdenking van sodomie
in 2017?1
Antwoord 3
Ik ben bekend met genoemde berichtgeving. De beschreven gebeurtenis vond plaats tijdens
de verslagperiode van het algemeen ambtsbericht Iran dat werd gepubliceerd in 2017.
Het meest recente ambtsbericht schetst ten opzichte van de vorige verslagperiode een
voorzichtig positieve ontwikkeling ten aanzien van de positie van lhbti’s. Het ambtsbericht
geeft aan dat er geen sprake is van een actieve en systematische opsporing van lhbti’s.
Op basis van de beschrijving van de positie van lhbti’s in het huidige ambtsbericht
heb ik besloten lhb’s te benoemen tot risicogroep 2 Het ambtsbericht geeft geen aanleiding tot het formuleren van bijzonder beleid voor
transgenders en interseksuelen. Het benoemen tot risicogroep betekent dat vreemdelingen
die geloofwaardig tot deze groep behoren met geringe indicaties aannemelijk kunnen
maken dat hun problemen een gegronde vrees voor vervolging vormen. Ook voorafgaand
aan deze beleidswijziging was er sprake van een individuele toets.
Vraag 4
Kent u het feit dat, hoewel homoseksualiteit an sich niet meer strafbaar is in Iran,
homoseksuele handelingen dat wel degelijk zijn, en daar zelfs de doodstraf op staat?
Zo ja, waarom vindt dat feit geen weerklank in uw landenbeleid?3
Antwoord 4
Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 3 heb ik op basis van de informatie in het
ambtsbericht besloten lhb-asielzoekers afkomstig uit Iran te benoemen tot risicogroep.
De situatie van deze groep in Iran vindt hiermee weerklank in het landenbeleid. Lhb’s
kunnen met geringe indicaties aannemelijk maken dat hun problemen een gegronde vrees
voor vervolging vormen.
Vraag 5
Verwacht u van homoseksuelen die terugkeren naar Iran dat zij geen homoseksuele handelingen
verrichten om zo strafvervolging te ontlopen?
Antwoord 5
Nee. Er mag niet verlangd worden dat terughoudendheid wordt betracht ten aanzien van
het uiten van de seksuele gerichtheid. Een homoseksueel zal een verblijfsvergunning
krijgen als hij/zij de gerichtheid in het land van herkomst niet kan uiten op een
manier die niet wezenlijk anders is dan wordt geaccepteerd van heteroseksuelen in
het betreffende land van herkomst, zonder dat hij/zij een risico loopt op vervolging.
Vraag 6 t/m 11
Waarom gaat u in het door u gewijzigde landenbeleid ten aanzien van Afghanistan niet
in op de positie van minderjarigen?4
Kunt u ingaan op het feit dat in het algemene ambtsbericht Afghanistan van de Minister
van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2019 staat dat onder 29% van de kinderen in Afghanistan
kinderarbeid voorkomt? Hoe heeft u dit meegewogen in uw herziene landenbeleid ten
aanzien van Afghanistan?
Kunt u ingaan op het feit dat in het algemene ambtsbericht Afghanistan van de Minister
van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2019 staat dat scholen in Afghanistan vaak militair
worden gebruikt door zowel de Taliban als de Afghaanse veiligheidsdienst, scholen
ook worden aangevallen, en dat 43,7% van de kinderen met een leeftijd voor primair
onderwijs niet naar school gaat? Hoe heeft u dit meegewogen in uw herziene landenbeleid
ten aanzien van Afghanistan?
Kunt u ingaan op het feit dat in het algemene ambtsbericht Afghanistan van de Minister
van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2019 staat dat Bacha Bazi, het seksueel misbruiken
van jongens, door het hele land voorkomt, en dat door de Afghaanse overheid niet of
nauwelijks wordt opgetreden tegen de daders? Hoe heeft u dit meegewogen in uw herziene
landenbeleid ten aanzien van Afghanistan?
Hoe beoordeelt u het feit dat in het algemene ambtsbericht Afghanistan van de Minister
van Buitenlandse Zaken d.d. 6 maart 2019 wordt geconcludeerd dat in Afghanistan in
42% van de huishoudens in elk geval één kind onder de achttien jaar getrouwd is? Heeft
u het risico op kindhuwelijken meegewogen in uw herziene landenbeleid ten aanzien
van Afghanistan? Zo ja, hoe?
Hoe zijn de in vragen 7 t/m 10 genoemde zaken meegewogen in de beslissing een gezin
met vier kinderen uit te zetten naar Afghanistan?5
Antwoord 6 t/m 11
Met mijn brief van 1 juli 2019 heb ik u mijn reactie toegestuurd op het laatste algemene
ambtsbericht over Afghanistan. Zoals ik ook in mijn brief aangeef, ben ik van mening
dat het beleid voldoende rekening houdt met de precaire situatie in Afghanistan. Verschillende
groepen zijn in het beleid aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep of risicogroep.
Kinderen zijn niet als kwetsbare minderheidsgroep of als risicogroep aangemerkt. Dit
betekent echter niet dat zij geen asielbescherming kunnen krijgen.
Bij de beoordeling of een persoon/gezin in aanmerking komt voor bescherming wordt
door de Immigratie- en Naturalisatiedienst gekeken naar alle individuele aspecten.
Indien individuele omstandigheden daar aanleiding toe geven kan bescherming aan de
orde zijn. Bij de beoordeling wordt op basis van de individueel aangevoerde motieven
getoetst of er sprake is van vervolging zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag
of dat er risico is op ernstige schade, zoals bedoelt in artikel 15 van de kwalificatierichtlijn.
Ernstige schade bestaat uit: de doodstraf of executie of foltering dan wel onmenselijke
of vernederende behandeling of bestraffing in zijn land van herkomst of ernstige en
individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig
geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. De toegankelijkheid
tot (basis)onderwijs kent bij een asielbeoordeling in het algemeen slechts een beperkt
belang. Dit kan hoogstens een rol spelen indien de toegang tot het onderwijs wordt
onthouden vanwege ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale
groep of politieke overtuiging. Als op basis van een zorgvuldige beoordeling en een
eventuele toets door de rechter is bepaald dat bescherming niet aan de orde is dan
zal de betrokken persoon of het betrokken gezin moeten terugkeren naar het land van
herkomst.
Vraag 12
Voor welke delen van Rusland geldt volgens u dat zij mogelijk gelden als vestigingsalternatief
voor LHBTI’s? Waarop baseert u dat LHBTI’s in deze gebieden op geloofwaardige bescherming
van de Russische overheid kunnen rekenen?
Antwoord 12
Een beschermingsalternatief wordt zeer terughoudend toegepast. In het landenbeleid
ten aanzien van de Russische Federatie wordt, naast de bepalingen uit de Vreemdelingencirculaire
omtrent het beschermingsalternatief, aangenomen dat er voor lhbti’s uitsluitend een
beschermingsalternatief is als uit de verklaringen van de vreemdeling blijkt dat hij/zij
langere tijd zonder problemen elders in de Russische Federatie heeft verbleven en
daar ook thans een goed sociaal netwerk heeft.
Vraag 13
Verwacht u van Russische LHBTI’s, die u een vestigingsalternatief tegenwerpt, dat
zij geen uiting geven aan hun geaardheid/identiteit om gevaar te ontlopen?
Antwoord 13
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.