Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Remco Dijkstra over antwoorden van de Europese Commissie op het bericht ‘Tegengaan bureaucratie exceptioneel transport’
Vragen van het lid RemcoDijkstra (VVD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over antwoorden van de Europese Commissie op het bericht «Tegengaan bureaucratie exceptioneel transport» (ingezonden 20 juni 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen
16 augustus 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met de antwoorden van Eurocommissaris Transport Violeta Bulc op schriftelijke
vragen van Europarlementariër Caroline Nagtegaal (VVD) over het bericht «Tegengaan
bureaucratie exceptioneel transport»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met de problematiek rondom het exceptioneel transport, dat momenteel
binnen Europa en per Europese lidstaat sterk verschilt?
Antwoord 2
Het is mij bekend dat de nationale regels voor het gebruik van exceptionele transporten
van de openbare weg sterk van elkaar verschillen. Ieder land heeft zijn eigen technische
voorschriften voor de voertuigen en veel landen hebben de afgifte van ontheffingen
niet centraal (zoals in Nederland) geregeld. Een reden dat ieder land zijn eigen technische
voorschriften heeft is dat de infrastructuur van verschillende landen ook anders is.
Dat betekent dus ook dat bij de eisen van voertuigen daar rekening mee gehouden dient
te worden.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u dat autoriteiten steeds voorzichtiger worden met het verlenen van
vergunningen voor exceptioneel vervoer? Heeft u aanwijzingen dat bepaalde lidstaten
daarom amper vergunningen afleveren voor exceptioneel transport? Zo ja, welke zijn
dat en waarom?
Antwoord 3
Ik heb, ook van de zijde van de branche, begrepen dat het in Frankrijk, Italië en
in toenemende mate in Duitsland steeds lastiger wordt een vergunning te verkrijgen.
Ik begrijp dat dit vervelend is voor de branche. Zoals ik in mijn antwoord bij vraag
2 al aangaf is het verdedigbaar dat een land zelf kan bepalen welke exceptionele voertuigen
worden toegelaten. Wat een land aan kan is immers sterk afhankelijk van de staat van
de infrastructuur, maar ook de verkeersintensiteit. Het is dus niet overal mogelijk
om alle exceptioneel vervoer toe te laten op de infrastructuur van alle landen.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de signalen uit de transportsector, dat vergunningen voor exceptioneel
transport vooral vertragingen oplopen in landen als Italië en Frankrijk omdat zij
hun eigen infrastructuur niet vertrouwen?
Antwoord 4
Deze signalen zijn mij bekend. Ik heb echter geen inzicht in de exacte beweegredenen
van deze landen. Ik ga er vanuit dat de autoriteiten in andere lidstaten in staat
zijn te beoordelen of de infrastructuur geschikt is voor het exceptioneel vervoer
en dat buitenlandse vervoerders niet worden gediscrimineerd.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u de constatering van de Europese Commissie dat er bij de meest recente
herziening van de Richtlijn 96/53/EG inzake gewichten en afmetingen van zware vrachtwagens
in 2015 en 2018 de vergunningverlening voor abnormale ladingen niet ter sprake is
gekomen? Ziet u mogelijkheden om dit wel spoedig ter sprake te laten komen? Zo ja,
wanneer en hoe?
Antwoord 5
De Europese richtlijn Maten en Gewichten 96/53/EC geeft voorschriften voor onbeladen
voertuigen. Exceptionele voertuigen vallen buiten de scope van de richtlijn. Lidstaten
hebben dus de vrijheid hierover op nationaal/decentraal niveau regels en voorschriften
te bepalen, omdat zij het beste in staat zijn te beoordelen op welke wijze het exceptioneel
vervoer op een verkeersveilige manier kan geschieden. Dit laat onverlet dat, gezien
het economisch belang van het exceptioneel vervoer, enige harmonisatie van voorschriften
m.b.t. exceptioneel vervoer in Europees verband gewenst is. Vooralsnog blijkt het
echter lastig om dit onderwerp op de Europese agenda te krijgen. Ik ben bereid om
te verkennen of ik in Europa medestanders kan vinden om voor harmonisatie te pleiten.
Vraag 6
Welke stappen kunnen concreet genomen worden om de vergunningverlening voor exceptioneel
transport (en de betrouwbaarheid van infrastructuur binnen Europa) aan te kaarten,
zodat Nederlandse transportbedrijven gevrijwaard blijven van handelsbarrières?
Antwoord 6
Zie vraag 5.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.