Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de beleidsreactie op rapport ‘Doorstromen van hbo naar wo’
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
29 388
Toelatingsbeleid in het hoger onderwijs
Nr. 776
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 juli 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 1 april 2019 over de beleidsreactie op rapport «Doorstromen van hbo naar
wo» (Kamerstukken 31 288 en 29 388, nr. 776).
De vragen en opmerkingen zijn op 17 mei 2019 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 9 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
2
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
4
Inbreng van de leden van de SP-fractie
6
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 1 april 2019 inzake de doorstroom
van hbo1 naar wo2. De leden vinden het zorgelijk om te lezen dat er zo veel masteropleidingen zijn
die niet toegankelijk zijn voor hbo’ers waarbij de verschillen tussen instellingen
groot zijn. Ze steunen de lijn van de Minister om de wet verder te verduidelijken.
Daarnaast hebben zij nog enkele vragen.
De leden zouden graag een tabel zoals op pagina 14 van het rapport van de Inspectie
van het Onderwijs (hierna: inspectie) ontvangen, maar daarbij naar instelling een
onderscheid naar reguliere versus researchmaster.
Zij vragen of er algemene kenmerken zijn te schetsen van de 12 reguliere masteropleidingen
die zonder schakelprogramma toegankelijk zijn, bijvoorbeeld een type sector.
Wat vindt de Minister ervan dat de sector gezondheidszorg zo weinig toegankelijk is
in relatie tot de tekorten op de arbeidsmarkt in de gezondheidszorg?
De voornoemde leden willen graag weten voor welke masteropleidingen een capaciteitsbeperking
gold ten tijden van het onderzoek van de inspectie. Tevens willen ze graag weten hoe
het kan dat opleidingen met capaciteitsbeperking minder vaak een schakelmogelijkheid
hebben terwijl de sector techniek, die ook opleidingen met een capaciteitsbeperking
kent, veel hbo’ers de mogelijkheid biedt om in te stromen.
Ook vragen zij welke omstandigheden eraan bijdragen dat sommige instellingen nauwelijks
masteropleidingen hebben die niet toelaatbaar zijn voor hbo’ers, terwijl dit bij andere
instellingen om bijna 50% van de opleidingen gaat. Is er een relatie tussen de mate
waarin de desbetreffende hogeschool en universiteit samenwerken en de mate van toelaatbaarheid?
Ook vragen zij hoe de Minister de verschillen tussen instellingen met gelijke masteropleidingen
verklaart, evenals de verschillen in toegankelijkheid. Is zij van mening dat dit meer
uniform plaats zou moeten vinden?
Wordt het keurmerk «kleinschalig en intensief onderwijs» ook aan masteropleidingen
afgegeven? Zo ja, hoeveel en welke masteropleidingen waren onderdeel van dit onderzoek?
Kan de Minister een aantal voorbeelden schetsen van beroepsvereisten die de reden
vormen voor instellingen om hbo’ers niet toe te laten aan wo-masteropleidingen, ook
niet na een schakelprogramma, zo vragen de voornoemde leden.
De inspectie geeft aan dat ze voor het meerjarig onderzoeksprogramma Selectie en Toegankelijkheid
een rollende planning hanteert. Graag willen de eerdergenoemde leden weten wat de
inspectie hierna gaat onderzoeken als het gaat over selectie en toegankelijkheid.
Tevens willen de leden graag weten hoe lang dit meerjarenonderzoek duurt.
Hebben de instellingen die veel masteropleidingen hebben die niet toegankelijk zijn
voor hbo’ers, al een uitleg gegeven? Zo ja, kan de Minister deze meesturen? Zo nee,
is de Minister bereid om deze instellingen om een uitleg te vragen?
In het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) staat dat iedere afgestudeerde bachelorstudent ten minste het recht krijgt door
te stromen naar minstens één masteropleiding binnen het eigen vakgebied. Kan de Minister
inzichtelijk maken hoe de aansluiting tussen hbo-vakgebieden en wo-masteropleidingen
eruitziet? Tot slot vragen de leden of de Minister kan uiteenzetten hoe zij voornemens
is om deze maatregel uit het regeerakkoord vorm te geven voor hbo’ers die door willen
stromen naar een wo-master.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het rapport «Doorstromen
van hbo naar wo» waarin de uitkomsten van de toetsing naar schakelprogramma’s zijn
gepresenteerd. Zij pleiten voor een soepele doorstroming en schakeling tussen mbo3, hbo en wo. De leden constateren dat uit het onderzoek van de inspectie naar voren
is gekomen dat de toegankelijkheid van de masteropleidingen is toegenomen, maar zij
betreuren dat er desalniettemin nog weinig sprake is van toegankelijkheid- en kansengelijkheid;
zo is een derde van de 701 voltijds wo-masteropleidingen nog steeds niet toegankelijk
voor hbo-gediplomeerden. Eerder hebben de voornoemde leden het voorstel gedaan om
een commissie toegankelijkheid in te voeren. In het trilemma van het hoger onderwijs
bestaat er namelijk al toezicht op de kwaliteit en de macrodoelmatigheid, maar nog
niet op de toegankelijkheid van het onderwijs. Graag horen deze leden hoe de Minister
dit voorstel beoordeelt in het licht van het rapport «Doorstromen van hbo naar wo».
Onderzoeksresultaten
De leden van de D66-fractie constateren dat de toegankelijkheid van de wo-masteropleidingen
is toegenomen in vergelijking met een eerder onderzoek van de inspectie in 2015. Kan
de Minister de totale daling uiteenzetten, in procenten en in absolute cijfers, die
lijkt te hebben plaatsgevonden van niet-toegankelijke masters? Tevens vragen zij de
Minister of zij kan toelichten wat de oorzaken zijn van de toegenomen toegankelijkheid.
Desondanks lezen de leden dat een derde van de 701 voltijds wo-masteropleidingen niet
toegankelijk is voor hbo-gediplomeerden, waarvan een op de vijf reguliere wo-masteropleidingen
niet toegankelijk is. Masteropleidingen in de sectoren Taal & Cultuur, Gezondheidszorg
en Recht blijken het meest ontoegankelijk te zijn, waarbij vaak de kleinere of de
grotere masteropleidingen het minst toegankelijk blijken te zijn. De leden lezen hierbij
ook dat maar «veertien researchmasters van de 110 researchmasters toegankelijk zijn
voor hbo-gediplomeerden». Kan de Minister meer toelichten waarom deze specifieke sectoren
minder of niet-toegankelijk zijn in vergelijking met masteropleidingen in andere sectoren?
En waarom zijn het de zeer grote of kleine masteropleidingen die ontoegankelijk zijn?
Tevens vragen de leden de Minister om het grote onderscheid in toegankelijkheid toe
te lichten tussen reguliere masters en researchmasters. Verder vragen de eerdergenoemde
leden waarom de verschillen in toelating zo groot zijn.
De leden constateren ook dat instellingen van elkaar verschillen in hun standpunt
over de toelating van hbo-gediplomeerden. Het lijkt dat instellingen de wet op dit
punt uiteenlopend interpreteren, waardoor ook de doorstromingskansen verschillen;
twee universiteiten hebben merkwaardig veel niet-toegankelijke masteropleidingen en
vier universiteiten blijken wel goed toegankelijk te zijn. Ook constateren de leden
dat de wijze waarop toegang wordt geboden per instelling verschilt. Kan de Minister
ook toelichten wat de oorzaken zijn van de verschillen tussen deze zes universiteiten?
Wat doen de vier universiteiten anders dan de twee universiteiten die niet toegankelijk
zijn? Kan de Minister toelichten waarom niet iedere masteropleiding een schakeltraject
aanbiedt aan hbo’ers? De leden vragen waarom technische universiteiten er vaak goed
in zijn om hbo-bachelors in hun programma’s te laten instromen.
Verder lezen de leden dat de websites van universiteiten ook vaak niet duidelijk zijn
over mogelijkheden voor of uitsluiting van hbo’ers. Hoeveel scholen noemen expliciet
de ontoegankelijkheid van hun opleiding voor hbo-gediplomeerden of zijn hier niet
duidelijk over? De voornoemde leden vragen wat de Minister kan doen om de informatie
op de websites van masteropleidingen volledig te krijgen, zodat er een compleet beeld
wordt geschetst voor de zoekende hbo-student.
De leden constateren dat «een aantal instellingen relatief veel niet voor hbo’ers
toegankelijke masters hebben, terwijl deze hbo’ers elders bij een vergelijkbare opleiding
aan een andere instelling wel terecht lijken te kunnen.» Zo zijn er drie researchmasters
en 48 reguliere masteropleidingen die niet toegankelijk zijn voor hbo-gediplomeerden,
terwijl een andere universiteit of andere universiteiten wel toegang verschaffen tot
een vergelijkbare masteropleiding voor hbo-gediplomeerden. De leden vragen aan de
Minister of zij dit kan toelichten. Tevens vragen de leden wat de Minister kan doen
om toegankelijkheid en kansengelijkheid over alle instellingen gelijk te krijgen.
Aanbevelingen
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister bezig is met een wetsvoorstel omtrent
de problemen van de schakelprogramma’s. Hierin wil de Minister de toegankelijkheid
bevorderen. De leden constateren dat «wanneer iemand een masteropleiding wil volgen,
maar niet voldoet aan de instroomvereisten van de masteropleiding, dient bekeken te
worden of iemand binnen een redelijke termijn zijn deficiënties kan wegwerken» omdat
dit volgens de huidige wet- en regelgeving verplicht is. Hoe wil de Minister de instroomvereisten
concreter gaan maken? De leden vragen de Minister om hierbij toe te lichten wie de
kwaliteit van de criteria beoordeelt en hoe de toegankelijkheid en kansengelijkheid
worden gewaarborgd. Verder vragen de leden hoe en door wie wordt beoordeeld «wanneer
redelijkerwijs kan worden verwacht dat iemand binnen een redelijke termijn zijn deficiënties
weg kan werken.» De leden vragen ook aan de Minister wanneer de resultaten van een
verdiepend onderzoek, waarin de mogelijke pijnpunten die nog niet gevonden zijn worden
aangetoond, verwacht kunnen worden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het rapport van de inspectie
over de doorstroming van hbo naar wo en hebben eveneens de reactie van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bestudeerd. Zij vinden het onwenselijk en ronduit
afkeurenswaardig dat een op de vijf masteropleidingen ontoegankelijk is voor hbo-studenten.
De leden constateren dat binnen het Nederlandse onderwijsstelsel al op jonge leeftijd
wordt geselecteerd waardoor er weinig rekening wordt gehouden met laatbloeiers. Om
de toegankelijkheid en kansengelijkheid te bevorderen in het hoger onderwijs zijn
doorstroommogelijkheden van hbo naar wo van groot belang. Daarom hebben de voornoemde
leden vragen over het rapport van de inspectie en de bijbehorende brief van de Minister.
Grote verschillen
De voornoemde leden constateren dat er grote verschillen waarneembaar zijn in de inspanningen
die universiteiten leveren om de masteropleidingen toegankelijk te maken voor afgestudeerde
hbo-studenten. Met name de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam blijken
een zeer hoog percentage masteropleidingen aan te bieden zonder schakeltraject voor
hbo’ers: ongeveer 50% van het aanbod is ontoegankelijk. Het grote gebrek aan doorstroommogelijkheden
op deze twee universiteiten strookt op geen enkele manier met de wettelijke opdracht
waaraan universiteiten zich moeten conformeren volgens artikelen 7.30e en 7.57i van
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In de wet staat duidelijk
voorgeschreven dat studenten door universiteiten de mogelijkheid moeten krijgen om
alsnog aan de toelatingseisen van een masterprogramma te voldoen, mits dat in redelijk
termijn haalbaar is. Derhalve vragen de leden of de Minister contact heeft opgenomen
met de desbetreffende universiteiten over het ontoegankelijke aanbod. Zo ja, dan vernemen
de leden graag wat de strekking van deze gesprekken was. Tevens vragen de leden of
de Minister er persoonlijk op gaat toezien dat het aantal niet-toegankelijke masterprogramma’s
bij deze twee instellingen binnen afzienbare tijd zal afnemen.
Handhaven
De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrepen dat de Minister de wet verder wenst
te verduidelijken. De leden vragen of de Minister hierbij slechts een taalkundige
wijziging voor ogen heeft of ook inhoudelijk de rechten van hbo-studenten op doorstroming
naar een wo-master sterker in de wet wil verankeren. De voornoemde leden zijn van
mening dat dit in de huidige wet al expliciet is verankerd, en wijzen de Minister
erop dat verscheidene universiteiten laten zien dat zij zich wel aan de wet houden
en volop schakeltrajecten aanbieden. Deelt de Minister de mening dat een wettelijke
«verduidelijking» geen soelaas biedt maar dat de huidige wet eenvoudig moet worden
nageleefd? Gaat de Minister op zeer korte termijn actief handhaven dat universiteiten
voldoende schakeltrajecten aanbieden om de doorstroom te verbeteren? Zo ja, op welke
manier zal deze handhaving dan plaatsvinden? Welke beleidsinstrumenten heeft de Minister
momenteel tot haar beschikking om het aantal ontoegankelijke masterprogramma’s aanmerkelijk
te laten afnemen? Verder vragen de voornoemde leden of de Minister bereid is een streefpercentage
te formuleren wat betreft het aanbod van schakeltrajecten. Ook vernemen zij graag
het tijdpad waarlangs de toegankelijkheid van masteropleidingen dient te zijn verbeterd.
Bekostiging
De voornoemde leden constateren dat universiteiten binnen de huidige bekostigingssystematiek
niet worden gecompenseerd voor het aanbieden van een schakeltraject vanuit het Rijk.
Hoewel de voornoemde leden constateren dat universiteiten uiteindelijk wel financiering
vanuit het Rijk ontvangen als de schakelstudent doorstroomt naar de daadwerkelijke
master, zijn zij zich er terdege van bewust dat dit een drempel kan vormen voor onderwijsinstellingen.
Deelt de Minister de veronderstelling dat het aantal schakeltrajecten aanmerkelijk
zal toenemen als universiteiten wél directe financiering hiervoor ontvangen? Herinnert
de Minister haar antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Özdil van 16 juli
20184 waarin zij schreef dat de schakeltrajecten worden meengenomen «in het nadenken over
de bekostigingsherziening in het hoger onderwijs»? De voornoemde leden verwachten
dat de Minister spoedig de schakeltrajecten gaat financieren. Een gebrek hieraan zou
betekenen dat de Minister de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet bijzonder
serieus neemt.
Informatievoorziening
Tot slot constateren de voornoemde leden dat de inventarisatie van de LSVb5 en ResearchNed afwijkt van de onderzoeksresultaten van de inspectie, omdat deze zich
baseerden op informatie van de websites van instellingen zelf. Deelt de Minister de
mening dat het uitermate betreurenswaardig is dat studenten onjuist worden voorgelicht
door universiteiten? De Minister constateert in de brief dat de informatie vanuit
universiteiten rondom het aanbod van schakeltrajecten regelmatig onjuist of verouderd
is, maar verbindt hier vervolgens geen nadere acties aan. Gaat de Minister erop toezien
dat instellingen spoedig accurate informatie hierover delen? Zo ja, wanneer zal deze
inventarisatie plaatsvinden? Verder willen de leden weten of de Kamer hierover wordt
geïnformeerd.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het rapport «Doorstromen van
hbo naar wo» van de inspectie. Universiteiten komen hun wettelijke plicht om schakeltrajecten
aan te bieden niet na. Dit stemt de leden treurig. Zij hebben hierover nog enkele
vragen en opmerkingen.
De kosten van schakelprogramma’s zijn voor de universiteiten zelf, omdat deze niet
worden bekostigd door de overheid. Universiteiten moeten, ondanks hun krappe begroting,
zelf deze schakelprogramma’s financieren. Ziet de Minister mogelijkheden om schakelprogramma’s
alsnog vanuit het ministerie te bekostigen? Daarnaast vragen de leden of de commissie
-Van Rijn hier ook naar heeft gekeken.
Het rapport concludeert dat instroomvereisten vaak niet duidelijk worden omschreven
en dat websites een onvolledig beeld geven van de mogelijkheid tot schakelen. Studenten
weten daardoor niet waar ze aan toe zijn en of het al dan niet mogelijk is om een
bepaalde master te gaan doen. De leden zijn van mening dat dit onduidelijkheid creëert
en dat dit studenten onnodig de mogelijkheid ontneemt om met een master te starten.
Zij vragen welke stappen de Minister gaat zetten om de bekendheid van instroomvereisten
onder aankomende master- en schakelstudenten te vergroten en of zij in gesprek zal
gaan met de desbetreffende instellingen.
Een andere conclusie is dat er grote verschillen zijn tussen de instroomvereisten
van universiteiten. De leden vinden dit onacceptabel. Zo zijn er universiteiten die
masters aanbieden die niet toegankelijk zijn voor hbo’ers, terwijl deze hbo’ers bij
andere universiteiten wel een vergelijkbare masteropleiding kunnen volgen. De ene
universiteit is hierdoor toegankelijker dan de andere voor hbo-gediplomeerden, zo
menen de leden. Het is niet altijd duidelijk waarom hbo’ers niet worden toegelaten.
De leden vragen zich af of dit terecht gebeurt.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ik dank de leden van de fracties van CDA, D66, GroenLinks en SP voor hun inbreng bij
de brief over het onderzoek naar doorstromen van hbo naar wo van de Inspectie van
het Onderwijs (hierna: inspectie). Hierna beantwoord ik de gestelde vragen. Daarbij
houd ik de volgorde van het verslag aan.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie:
De leden van de CDA-fractie verzoeken om een tabel zoals op pagina 14 van het rapport
van de inspectie naar instelling met een onderscheid naar reguliere versus researchmaster.
Voordat ik hierop in ga, wil ik eerst kort duiden wat een schakelprogramma is. Hogescholen
en universiteiten hebben de verplichting een schakeltraject aan te bieden wanneer
redelijkerwijs kan worden verwacht dat iemand binnen een redelijke termijn alsnog
aan het instroomniveau van een master in het hoger beroepsonderwijs (hbo) of het wetenschappelijk
onderwijs (wo) kan voldoen. Het gaat hierbij dus om personen die beperkte deficiënties
hebben. In andere gevallen kan iemand de mogelijkheid worden geboden om een bachelor
te volgen die toegang biedt tot de gewenste master. Maatwerk staat dus centraal.
Bij het aanbieden van ondersteuning is het individu het uitgangspunt. Schakeltrajecten
komen grofweg in drie vormen voor:
1. Een ingedaald traject: de desbetreffende persoon volgt in zijn hbo-bachelor extra
vakken om te kunnen voldoen aan de toelatingseisen van de gewenste masteropleiding.
2. Vakken binnen de wo-bachelor: de desbetreffende persoon volgt gedurende zijn wo-bachelor
extra vakken om te kunnen voldoen aan de toelatingseisen van de gewenste masteropleiding.
3. Losse contract activiteit: de desbetreffende persoon volgt op basis van contractonderwijs
een aantal (bachelor)vakken om te kunnen voldoen aan de toelatingseisen van de gewenste
masteropleiding.
Dit betekent niet dat het aanbod niet al gestructureerd kan zijn. Een gestandaardiseerd
traject kan worden aangeboden, wanneer een grote toestroom schakelstudenten een soortgelijke
vooropleiding heeft en daardoor dezelfde deficiënties dient weg te werken.
Met dit in het achterhoofd, is onderstaand de tabel opgenomen waar om verzocht is.
De tabel omvat het percentage niet-toegankelijke reguliere- en researchmasters naar
instelling en omvang in 2018.
masteropleidingen niet toegankelijk voor hbo'ers
totaal masteropleidingen
N
%
N
Universiteit Leiden
reguliere master
zeer klein (1–10)
2
66,7%
3
klein (10–40)
11
61,1%
18
gemiddeld (41–100)
5
27,8%
18
groot (101–200)
1
20,0%
5
zeer groot (200–700)
2
50,0%
4
researchmaster
zeer klein (1–10)
6
100,0%
6
klein (10–40)
6
85,7%
7
Rijksuniversiteit Groningen
reguliere master
zeer klein (1–10)
2
22,2%
9
klein (10–40)
7
16,7%
42
gemiddeld (41–100)
18
groot (101–200)
6
zeer groot (200–700)
3
researchmaster
zeer klein (1–10)
9
100,0%
9
klein (10–40)
5
100,0%
5
gemiddeld (41–100)
1
100,0%
1
Universiteit Utrecht
reguliere master
zeer klein (1–10)
1
klein (10–40)
1
7,1%
14
gemiddeld (41–100)
3
12,5%
24
groot (101–200)
1
9,1%
11
zeer groot (200–700)
1
33,3%
3
researchmaster
zeer klein (1–10)
1
50,0%
2
klein (10–40)
10
66,7%
15
gemiddeld (41–100)
1
100,0%
1
Erasmus Universiteit Rotterdam
reguliere master
zeer klein (1–10)
1
100,0%
1
klein (10–40)
1
9,1%
11
gemiddeld (41–100)
2
16,7%
12
groot (101–200)
10
zeer groot (200–700)
1
20,0%
5
researchmaster
zeer klein (1–10)
3
75,0%
4
klein (10–40)
2
40,0%
5
Technische Universiteit Delft
reguliere master
klein (10–40)
1
16,7%
6
gemiddeld (41–100)
1
10,0%
10
groot (101–200)
1
10,0%
10
zeer groot (200–700)
5
Technische Universiteit Eindhoven
reguliere master
zeer klein (1–10)
1
klein (10–40)
6
gemiddeld (41–100)
11
groot (101–200)
4
Universiteit Twente
reguliere master
zeer klein (1–10)
1
klein (10–40)
2
16,7%
12
gemiddeld (41–100)
1
8,3%
12
groot (101–200)
3
Wageningen University
reguliere master
klein (10–40)
6
gemiddeld (41–100)
15
groot (101–200)
7
zeer groot (200–700)
1
Universiteit Maastricht
reguliere master
zeer klein (1–10)
2
klein (10–40)
5
27,8%
18
gemiddeld (41–100)
1
7,1%
14
groot (101–200)
3
zeer groot (200–700)
2
66,7%
3
researchmaster
zeer klein (1–10)
2
100,0%
2
klein (10–40)
3
100,0%
3
gemiddeld (41–100)
1
100,0%
1
groot (101–200)
1
100,0%
1
Universiteit van Amsterdam
reguliere master
zeer klein (1–10)
2
66,7%
3
klein (10–40)
9
42,9%
21
gemiddeld (41–100)
5
27,8%
18
groot (101–200)
4
25,0%
16
zeer groot (200–700)
4
researchmaster
zeer klein (1–10)
8
100,0%
8
klein (10–40)
9
90,0%
10
gemiddeld (41–100)
3
100,0%
3
Vrije Universiteit Amsterdam
reguliere master
zeer klein (1–10)
1
9,1%
11
klein (10–40)
6
23,1%
26
gemiddeld (41–100)
2
14,3%
14
groot (101–200)
1
12,5%
8
zeer groot (200–700)
2
50,0%
4
researchmaster
zeer klein (1–10)
3
100,0%
3
klein (10–40)
5
71,4%
7
gemiddeld (41–100)
1
100,0%
1
Radboud Universiteit Nijmegen
reguliere master
zeer klein (1–10)
2
66,7%
3
klein (10–40)
5
29,4%
17
gemiddeld (41–100)
1
7,1%
14
groot (101–200)
2
zeer groot (200–700)
2
40,0%
5
researchmaster
zeer klein (1–10)
2
100,0%
2
klein (10–40)
4
100,0%
4
gemiddeld (41–100)
2
100,0%
2
Tilburg University
reguliere master
zeer klein (1–10)
3
klein (10–40)
2
22,2%
9
gemiddeld (41–100)
4
28,6%
14
groot (101–200)
1
14,3%
7
zeer groot (200–700)
3
researchmaster
zeer klein (1–10)
3
100,0%
3
klein (10–40)
3
100,0%
3
Bron: uitvraag Inspectie van het Onderwijs, 2019
De leden van de CDA-fractie vragen of er algemene kenmerken te schetsen zijn van de
12 reguliere masteropleidingen die zonder schakelprogramma toegankelijk zijn.
De inspectie heeft aangegeven dat het schetsen van de algemene kenmerken lastig is,
omdat deze gezien het kleine aantal veelal op toeval zullen berusten.
De leden van de CDA-fractie willen weten wat de Minister ervan vindt dat de sector
gezondheidszorg zo weinig toegankelijk is in relatie tot de tekorten op de arbeidsmarkt
in deze sector.
Als iemand beperkte deficiënties heeft, moet een mogelijkheid tot schakelen aan deze
persoon worden aangeboden. De inspectie heeft de redenen waarom de sector gezondheidszorg
weinig toegankelijk is niet onderzocht. Wel komt uit het onderzoek van de inspectie
dat een aantal factoren bijdraagt aan de toegankelijkheid van masteropleidingen voor
hbo’ers, namelijk de omvang van opleidingen, het aantal researchmasters en de selectiviteit
van de master. Volledigheidshalve wijs ik erop dat een masteropleiding voorkennis
vereist. Deze voorkennis zal voor bepaalde sectoren of opleidingen wellicht specifieker
zijn dan voor andere. Het is mogelijk dat het gevolg is dat het aantal personen dat
in aanmerking komt voor een schakeltraject kleiner zal zijn dan voor andere sectoren
of opleidingen. Wanneer een persoon niet in aanmerking komt voor een schakeltraject,
kan deze persoon ook een bacheloropleiding volgen die toegang biedt tot de gewenste
masteropleiding.
De voornoemde leden willen graag weten voor welke masteropleidingen een capaciteitsbeperking
gold ten tijde van het onderzoek van de inspectie. Ook vragen zij hoe het kan dat
opleidingen met een capaciteitsbeperking minder vaak een schakelmogelijkheid hebben,
terwijl de sector techniek veel hbo’ers de mogelijkheid biedt om in te stromen.
Van de 701 masteropleidingen die zijn meegenomen in het onderzoek, hadden er 88 ten
tijde van het onderzoek een capaciteitsbeperking. In het geval van een capaciteitsbeperking
moeten aspirant-studenten bovenop een bachelordiploma aan ten minste twee aanvullende
selectiecriteria voldoen. Hierdoor wordt het ook lastiger om in aanmerking te komen
voor een schakeltraject. De inspectie heeft niet onderzocht waarom in de sector Techniek
meer schakelmogelijkheden worden aangeboden. Wat de inspectie wel opvalt, is dat in
de sector Techniek geen opleidingen zijn aangetroffen met een capaciteitsbeperking.
De leden van de CDA-fractie vragen welke omstandigheden eraan bijdragen dat sommige
instellingen nauwelijks masteropleidingen hebben die niet toelaatbaar zijn voor hbo’ers,
terwijl dit bij andere instellingen om bijna 50% van de opleidingen gaat. Zij willen
graag weten of er een relatie is tussen de mate waarin de desbetreffende hogeschool
en universiteit samenwerken en de mate van toelaatbaarheid. Ook vragen zij hoe de
Minister de verschillen tussen instellingen met vergelijkbare masteropleidingen verklaart,
evenals de verschillen in toegankelijkheid. Zij willen graag weten of de Minister
van mening is dat dit meer uniform zou moeten plaatsvinden.
De inspectie heeft niet onderzocht wat de redenen zijn voor verschillen in toegankelijkheid
tussen instellingen (met vergelijkbare masteropleidingen), zoals de mate van samenwerking
tussen een universiteit en één of meerdere hogescholen. Zoals aangegeven komt uit
het onderzoek van de inspectie wel naar voren dat een aantal factoren bijdraagt aan
de toegankelijkheid van masteropleidingen voor hbo’ers, namelijk de omvang van opleidingen,
het aantal researchmasters en de selectiviteit van de master. Aangenomen wordt dat
deze factoren (deels) een verklaring vormen voor de mate waarin een wo-instelling
toegankelijk is voor hbo’ers.
Ik ben van mening dat per individu bekeken moet worden of een persoon in aanmerking
komt voor een schakeltraject. Dit is dan ook de reden dat ik de artikelen in de WHW
verduidelijk die gaan over schakeltrajecten, zodat instellingen beter weten wat hun
verplichting is en toekomstige schakelstudenten weten wat hun rechten zijn.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten of het keurmerk «kleinschalig en intensief
onderwijs» ook aan masteropleidingen wordt afgegeven. Indien dit zo is, verzoeken
zij om aan te geven hoeveel masteropleidingen dit betreft en welke van deze opleidingen
onderdeel van het onderzoek waren.
Het keurmerk kleinschalig en intensief onderwijs is afgegeven aan de masteropleiding
Forensic Psychology van de Universiteit van Maastricht en de masteropleiding International
Management van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Beide opleidingen waren onderdeel
van het onderzoek van de inspectie.
Voornoemde leden vragen of de Minister een aantal voorbeelden kan schetsen van beroepsvereisten
die de reden vormen voor instellingen om hbo’ers niet toe te laten aan wo-masteropleidingen,
ook niet na een schakelprogramma.
De inspectie heeft niet onderzocht of specifieke beroepsvereisten de reden vormen
voor instellingen om hbo’ers niet toe te laten aan wo-masteropleidingen. Desalniettemin
zijn er voorbeelden van masteropleidingen die vanwege het beroepsperspectief en de
wetgeving omtrent de beroepsbeoefenaars alleen studenten toelaten met een verwante
wo-bacheloropleiding of andere graden die gelijk kunnen worden gesteld aan de desbetreffende
bacheloropleiding, denk aan Notarieel Recht.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de inspectie aangeeft voor het meerjarig
onderzoeksprogramma Selectie en Toegankelijkheid een rollende planning te hanteren.
Zij willen graag weten wat de inspectie hierna gaat onderzoeken met betrekking tot
selectie en toegankelijkheid en hoe lang dit meerjarig onderzoek duurt.
De inspectie zal in haar onderzoeksprogramma Selectie en Toegankelijkheid een onderzoek
verrichten naar zelfselectie. De verwachting is dat een eerste rapportage hiervan
in de zomer van 2020 verschijnt. Daarnaast maakt de inspectie jaarlijks een in- en
doorstroommonitor (IDM). Publicatie van de IDM wordt in oktober van dit jaar verwacht.
De IDM gaat in op de meer algemene trends en ontwikkelingen in de doorstroom van het
vo en mbo naar het hoger onderwijs en de doorstroom van de bachelor naar de master.
Daarnaast gaat de IDM in op instroom in selecterende opleidingen van zowel de bachelor-
als de masterfase. Daarbij wordt expliciet gekeken naar de instroom van verschillende
groepen studenten in selecterende opleidingen, zoals mannen en vrouwen of instromers
met hoog- of laag opgeleide ouders.
De leden van de CDA-fractie willen graag weten of de instellingen die veel masteropleidingen
hebben die niet toegankelijk zijn voor hbo’ers al een toelichting hebben gegeven.
Indien dit het geval is, dan ontvangen voorgenoemde leden graag deze toelichting.
Indien dit niet het geval is, wil zij graag weten of de Minister bereid is om deze
instellingen om een uitleg te vragen.
De instellingen die relatief veel masteropleidingen hebben die niet toegankelijk zijn
voor hbo’ers hebben hier geen toelichting op gegeven, maar hier is dan ook niet expliciet
om gevraagd. Wel heeft de inspectie in haar rapport in bijlage 5 de korte toelichtingen
opgenomen die de masteropleidingen, die niet-toegankelijk zijn voor hbo’ers, hebben
gegeven. Daarnaast heeft de inspectie aangegeven dat onduidelijkheid bestaat over
de verplichting die instellingen hebben ten aanzien van het aanbieden van schakeltrajecten.
In plaats van het vragen om uitleg ben ik voornemens een voorstel tot wijzigingen
van de desbetreffende wetsartikelen bij u in te dienen, waarmee de eisen ten aanzien
van schakeltrajecten in de wet worden verduidelijkt. Hiermee is voor alle instellingen
en (aspirant)studenten duidelijk welke eisen gelden. Ik roep instellingen dan ook
op hier nu al naar te handelen, voor zover zij dit nog niet doen.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat in het regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk
34 700, nr. 34) staat vermeld dat iedere afgestudeerde bachelorstudent ten minste het recht krijgt
door te stromen naar minstens één masteropleiding binnen het eigen vakgebied. Zij
verzoeken de Minister inzichtelijk te maken hoe de aansluiting tussen hbo-vakgebieden
en wo-masteropleidingen eruit ziet. Tot slot vragen zij of de Minister uiteen kan
zetten hoe zij deze maatregel uit het regeerakkoord gaat vormgeven voor hbo’ers die
door willen stromen naar een wo-master.
Als onderdeel van het kader voor de toelating tot de master hebben de universiteiten
een afspraak voor een vangnet gemaakt voor bachelorstudenten die dreigen bij geen
enkele master te worden toegelaten.6 Zowel voor eigen bachelorstudenten als schakelstudenten geldt dat instellingen een
passende oplossing bieden als zij dreigen bij geen enkele master te worden toegelaten.
Dit betekent dat hbo’ers die een schakeltraject hebben afgerond, door kunnen stromen
naar een masteropleiding binnen het eigen vakgebied.
Inbreng van de leden van de D66-fractie:
De leden van de D66-fractie constateren dat zij eerder het voorstel hebben gedaan
om een commissie toegankelijkheid in te voeren. In het trilemma van het hoger onderwijs
bestaat namelijk al toezicht op de kwaliteit en de macrodoelmatigheid, maar niet op
de toegankelijkheid van het onderwijs. Voorgenoemde leden willen graag weten hoe de
Minister dit voorstel beoordeelt in het licht van het rapport «Doorstromen van hbo
naar wo».
Met deze leden heb ik de toegankelijkheid van het hoger onderwijs hoog in het vaandel.
Ik ben van mening dat het hoger onderwijs al voldoende waarborgen kent ten aanzien
van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, ook als het gaat om de doorstroom
van hbo naar wo. In de bijlage bij mijn brief van 7 juni 20197 heb ik aangegeven dat toegankelijkheid een belangrijk aandachtspunt is bij zowel
het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften alsmede het stimuleren van
de kwaliteit van het stelsel. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs wordt jaarlijks
gemonitord via de Monitor Beleidsmaatregelen en de In- en Doorstroommonitor (IDM)
van de inspectie. Daarin komt expliciet de doorstroom van de hbo-bachelor naar het
wo aan bod. Daarnaast heeft de inspectie een toezichthoudende rol ten aanzien van
de toegankelijkheid van het onderwijs. Ze verricht meerjarig onderzoek naar de toegankelijkheid
en de naleving van wettelijke eisen. Daarover rapporteert zij in de jaarlijkse Staat
van het Onderwijs die uw Kamer ontvangt. Tot slot, onderzoekt de inspectie naar aanleiding
van signalen of wettelijke toelatingseisen worden nageleefd. Zoals ik ook in het debat
met uw Kamer over de Staat van het Onderwijs 2019 heb aangegeven, zie ik daarom niet
de meerwaarde van een aparte commissie voor toegankelijkheid.
De leden van de D66-fractie constateren dat de toegankelijkheid van de wo-masteropleidingen
is toegenomen in vergelijking met een eerder onderzoek van de inspectie in 2015. Voorgenoemde
leden vragen of de Minister de totale daling die lijkt te hebben plaatsgevonden van
niet-toegankelijke masters uiteen kan zetten. Daarnaast vragen zij of de Minister
kan toelichten wat de oorzaken zijn van de toegenomen toegankelijkheid.
De eerdere inventarisatie naar de toegankelijkheid van masteropleidingen in het wo
die de inspectie in 2015 heeft verricht was gebaseerd op schattingen. Ditzelfde geldt
voor het eerder verrichtte onderzoek van ResearchNed8 en de steekproef die de LSVb vorig jaar heeft gedaan. Op basis van deze schattingen
kan gesteld worden dat sprake is van een afname van het aantal masteropleidingen dat
niet toegankelijk is voor hbo’ers. Echter, hoe groot deze afname precies is, is op
basis van deze gegevens niet vast te stellen. De inspectie heeft geen onderzoek gedaan
naar de oorzaken van de toegenomen toegankelijkheid. Ik kan hier daarom geen uitspraken
over doen.
Voorgenoemde leden constateren dat de masteropleidingen in de sectoren Taal&Cultuur,
Gezondheidszorg en Recht het meest ontoegankelijk blijken te zijn. Ook willen zij
weten waarom vaak de kleinere of de grotere masteropleidingen het minst toegankelijk
blijken te zijn. Ook blijken researchmasters minder toegankelijk te zijn voor hbo-gediplomeerden.
Zij vragen de Minister om toe te lichten waarom deze specifieke sectoren minder of
niet-toegankelijk zijn in vergelijking met masteropleidingen in andere sectoren. Tevens
vragen de leden om een toelichting op het grote onderscheid in toegankelijkheid tussen
reguliere masters en researchmasters. Verder willen de leden weten waarom de verschillen
in toelating zo groot zijn.
Zoals in antwoord op vergelijkbare vragen van de leden van de CDA-fractie, is aangegeven
dat de inspectie niet heeft onderzocht wat de redenen zijn voor verschillen in toegankelijkheid
tussen sectoren. Uit het onderzoek van de inspectie komt wel naar voren dat een aantal
factoren bijdraagt aan de toegankelijkheid van masteropleidingen voor hbo’ers, namelijk
de omvang van opleidingen, het aantal researchmasters en de selectiviteit van de master.
Aangenomen wordt dat deze factoren (deels) een verklaring vormen voor de verschillen
in toegankelijkheid tussen sectoren. Volledigheidshalve wijs ik erop dat een masteropleiding
voorkennis vereist. Deze voorkennis zal voor bepaalde sectoren of opleidingen wellicht
specifieker zijn dan voor andere. Het is mogelijk dat het gevolg is dat het aantal
personen dat in aanmerking komt voor een schakeltraject kleiner zal zijn dan voor
andere sectoren of opleidingen. Wanneer een persoon niet in aanmerking komt voor een
schakeltraject, kan deze persoon ook een bacheloropleiding volgen die toegang biedt
tot de gewenste masteropleiding.
De leden van de D66-fractie constateren dat instellingen van elkaar verschillen in
hun standpunt over de toelating van hbo-gediplomeerden tot een masteropleiding. Het
lijkt dat de instellingen de wet op dit punt uiteenlopend interpreteren, waardoor
ook de doorstroomkansen verschillen; twee universiteiten hebben merkwaardig veel niet-toegankelijke
masteropleidingen en vier universiteiten blijken wel goed toegankelijk te zijn. Voorgenoemde
leden vragen de Minister of zij kan toelichten wat de oorzaken zijn van de verschillen
tussen deze zes universiteiten. En voorgenoemde leden willen graag weten waarom technische
universiteiten er vaak goed in zijn om hbo-bachelors in hun programma’s te laten instromen.
Ook vragen deze leden van de D66-fractie of de Minister kan toelichten waarom niet
iedere masteropleiding een schakeltraject aanbiedt aan hbo’ers.
De inspectie heeft niet onderzocht hoe het verschil in toegankelijkheid tussen instellingen
te verklaren is. Echter, uit het onderzoek van de inspectie komt wel naar voren dat
een aantal factoren bijdraagt aan de toegankelijkheid van masteropleidingen voor hbo’ers,
namelijk de omvang van opleidingen, het aantal researchmasters en de selectiviteit
van de master. Verder verwijs ik u naar mijn antwoorden op vergelijkbare vragen van
de leden van de CDA-fractie.
Wanneer iemand een masteropleiding wil volgen, maar niet voldoet aan de instroomvereisten
van de masteropleiding, dient bekeken te worden of iemand redelijkerwijs binnen een
redelijke termijn zijn deficiënties kan wegwerken. Dit betekent niet dat het niet
beschikken over een (verwante) hbo- of wo-bachelor opleiding een reden kan zijn om
personen op voorhand de toegang tot een masteropleiding te ontzeggen. Tegelijkertijd
betekent dit evenmin dat iedereen toegang tot een schakeltraject heeft. Immers, (alleen)
wanneer redelijkerwijs kan worden verwacht dat iemand binnen een redelijke termijn
zijn deficiënties kan wegwerken, heeft een instelling de plicht om een schakeltraject
aan te bieden.
Bij het aanbieden van ondersteuning is het individu het uitgangspunt. Eerder heb ik
aangegeven dat er drie vormen voor komen:
1. Een ingedaald traject: de desbetreffende persoon volgt in zijn hbo-bachelor extra
vakken om te kunnen voldoen aan de toelatingseisen van de gewenste masteropleiding.
2. Vakken binnen de wo-bachelor: de desbetreffende persoon volgt gedurende zijn wo-bachelor
extra vakken om te kunnen voldoen aan de toelatingseisen van de gewenste masteropleiding.
3. Losse contract activiteit: de desbetreffende persoon volgt op basis van contractonderwijs
een aantal (bachelor)vakken om te kunnen voldoen aan de toelatingseisen van de gewenste
masteropleiding.
Dat het schakeltraject moet passen bij de deficiënties van een individu betekent niet
dat het aanbod niet al gestructureerd kan zijn. Een gestandaardiseerd traject ligt
voor de hand, wanneer een grote toestroom schakelstudenten een soortgelijke vooropleiding
heeft en daardoor dezelfde deficiënties dient weg te werken.
De leden van de D66-fractie vernemen graag hoeveel universiteiten expliciet de ontoegankelijkheid
van hun opleiding voor hbo-gediplomeerden noemen of hier niet duidelijk over zijn.
Daarnaast vragen de voornoemde leden wat de Minister kan doen om de informatie op
de websites van de masteropleidingen volledig te krijgen, zodat er een compleet beeld
wordt geschetst voor de zoekende hbo-student.
Ik kan geen uitspraken doen over hoeveel universiteiten expliciet de ontoegankelijkheid
van hun opleiding voor hbo-gediplomeerden noemen of hier niet duidelijk over zijn,
omdat dit geen onderdeel uitmaakt van het onderzoek.
Ik heb dit jaar samen met de VSNU en studentenbonden de laatste hand gelegd aan het
kader voor de toelating tot de master. Onderdeel van dit kader is het verbeteren van
de communicatie en voorlichting over de toelating tot de master richting aankomende
masterstudenten. De VSNU heeft in dit kader samen met studentenbonden punten geformuleerd
die dienen terug te komen in de voorlichting. Het gaat dan onder andere om zaken als
het helder formuleren van de toelatingseisen, het toelichten van het doel achter de
toelatingseisen, de methode van toetsing, de weging van de criteria en de feedback
richting de student. Universiteiten hebben aangegeven deze afspraken door te voeren
op hun websites vanaf 1 oktober 2019. Daarnaast start de VSNU in één vakgebied een
pilot om te verkennen of het mogelijk is een overzicht voor studenten te maken dat
aangeeft welke bacheloropleidingen van Nederlandse universiteiten inhoudelijk gezien
toegang geven tot bepaalde masteropleidingen en of er nog andere eisen gelden om toegelaten
te worden. Tevens hebben de universiteiten aangegeven waar nodig hun websites en voorlichting
opnieuw te bekijken en de informatie te vervolledigen. Overigens is het niet altijd
mogelijk een volledig beeld te geven van de schakelmogelijkheden op de websites van
de opleidingen, gezien de individuele maatwerkprogramma’s waarmee alsnog toegang kan
worden verkregen tot een masteropleiding. In geval van twijfel kan contact opgenomen
worden met de betreffende instelling over de mogelijkheden.
De leden van de D66-fractie constateren dat een aantal instellingen relatief veel
niet voor hbo’ers toegankelijke masters heeft, terwijl deze hbo’ers elders bij een
vergelijkbare opleiding aan een andere instelling wel terecht lijken te kunnen. Zo
zijn er drie researchmasters en 48 reguliere masteropleidingen die niet toegankelijk
zijn voor hbo-gediplomeerden, terwijl een andere universiteit of andere universiteiten
wel toegang verschaffen tot een vergelijkbare masteropleiding voor hbo-gediplomeerden.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister die kan toelichten. Ook willen zij
graag weten wat de Minister kan doen om de toegankelijkheid en kansengelijkheid over
alle instellingen gelijk te krijgen.
De inspectie geeft in haar rapport aan dat de wetgeving rondom schakeltrajecten in
de praktijk lijkt te zorgen voor onduidelijkheid over wie in aanmerking komt voor
een schakeltraject. Zo worden ten onrechte groepen personen op voorhand uitgesloten
van deelname aan een masteropleiding, bijvoorbeeld omdat zij niet beschikken over
een verwante bacheloropleiding of een hbo-bacheloropleiding hebben. Ik ben op dit
moment dan ook de wet aan het verduidelijken, zodat studenten die een schakeltraject
willen volgen beter weten wat hun rechten zijn en het voor instellingen helder is
wat hun verplichting is ten aanzien van het aanbieden van schakeltrajecten.
Zoals eerder aangegeven in deze beantwoording hebben hogescholen en universiteiten
de verplichting om een schakeltraject aan te bieden wanneer redelijkerwijs kan worden
verwacht dat iemand binnen een redelijke termijn alsnog aan het instroomniveau van
een hbo- of wo-masteropleiding kan voldoen. Het gaat hierbij dus om personen die beperkte
deficiënties hebben. In andere gevallen kan de persoon ervoor kiezen een bachelor
te volgen die toegang biedt tot de gewenste master. Maatwerk staat dus centraal.
De leden van de D66-fractie constateren dat wanneer iemand een masteropleiding wil
volgen, maar niet voldoet aan de instroomvereisten van de masteropleiding, bekeken
dient te worden of iemand binnen een redelijke termijn zijn deficiënties kan wegwerken,
omdat dit volgens de huidige wet- en regelgeving verplicht is. De voorgenoemde leden
vragen de Minister hoe zij de instroomvereisten concreter wil maken en hierbij toe
te lichten wie de kwaliteit van de criteria beoordeelt en hoe de toegankelijkheid
en kansengelijkheid worden gewaarborgd. Verder vragen de leden van de D66-fractie
hoe en door wie wordt beoordeeld wanneer redelijkerwijs kan worden verwacht dat iemand
binnen een redelijke termijn zijn deficiënties weg kan werken.
Als onderdeel van het kader voor de toelating tot de master hebben de universiteiten
afspraken gemaakt om hun toelatingseisen helderder en transparanter te communiceren.
Dat betekent heldere criteria en normen daar waar het gaat om zowel toelating als
selectie. Daarnaast motiveren instellingen de weging van de criteria en hoe de onderwijsinstelling
tot de keuze komt om een student al dan niet toe te laten.9 De kwaliteit van de criteria wordt daarbij bepaald door de instelling zelf. In het
kader van de motie van Meenen c.s. bezie ik hoe de onderbouwing van de selectiecriteria
verbeterd kan worden en de kwantiteit van de selectiecriteria gemaximeerd, ten behoeve
van de kansengelijkheid.10 Over de uitvoering van deze motie informeer ik de Kamer dit najaar in de Strategische
Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek.
Een instelling is verplicht een schakeltraject aan te bieden wanneer redelijkerwijs
van iemand kan worden verwacht dat hij of zij binnen een redelijke termijn haar of
zijn deficiënties kan wegwerken. Het is aan de desbetreffende persoon om dit aan te
tonen. Vervolgens besluit de instelling of iemand daadwerkelijk voor een schakeltraject
in aanmerking komt. Tegen het besluit van een instelling ten aanzien van het niet
in aanmerking komen voor een schakeltraject kan een individu bezwaar maken en beroep
aantekenen volgens de reguliere rechtsbeschermingsprocedure voor studenten.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wanneer de resultaten van een verdiepend
onderzoek verwacht kunnen worden waarin de mogelijke pijnpunten die nog niet gevonden
zijn, worden aangetoond.
Ik ben op dit moment niet voornemens een verdiepend onderzoek uit te laten voeren.
Reden is dat uit het onderzoek van de inspectie naar voren is gekomen dat er enige
onduidelijkheid bestaat over de wetgeving rondom schakeltrajecten. In plaats van onderzoek,
pak ik één en ander op door de wet te verhelderen. Hierdoor wordt het voor hoger onderwijsinstellingen
duidelijk wat hun verplichting is ten aanzien van het aanbieden van schakeltrajecten
en wordt het voor (toekomstige) schakelstudenten helder wat hun rechten zijn. Ik verwacht
dat dit zal bijdragen aan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie:
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister contact heeft opgenomen met
de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam over het relatief grote aantal,
dat niet toegankelijk is voor hbo’ers. Zo ja, dan vernemen de leden graag wat de strekking
van deze gesprekken was. Tevens vragen de leden van de GroenLinks-fractie of de Minister
er persoonlijk op gaat toezien dat het aantal masters dat niet toegankelijk is voor
hbo’ers bij deze twee instellingen binnen afzienbare tijd zal afnemen.
Uit het rapport van de inspectie blijkt dat de wetsartikelen die gaan over schakeltrajecten
zorgen voor onduidelijkheid. Ik ben deze wetsartikelen dan ook aan het verduidelijken.
Ik wil instellingen, waaronder de Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam,
de mogelijkheid geven om zich hiervan op de hoogte te stellen en hun beleid waar nodig
aan te passen. Ik zie dan ook geen reden om op dit moment contact op te nemen met
de Universiteit Leiden en de Universiteit Amsterdam over het relatief grote aantal
masteropleidingen dat niet toegankelijk is voor hbo-gediplomeerden.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister de wet verder wenst
te verduidelijken. Voorgenoemde leden vragen of de Minister hierbij slechts een taalkundige
wijziging voor ogen heeft of ook inhoudelijk de rechten van hbo-studenten op doorstroming
naar een wo-master sterker in de wet wil verankeren. Tevens vragen de leden of de
Minister de mening deelt dat een wettelijke «verduidelijking» geen soelaas biedt,
maar dat de huidige wet eenvoudig moet worden nageleefd?
Met de verduidelijking van de wetsartikelen die gaan over schakeltrajecten wil ik
voorkomen dat ten onrechte groepen personen op voorhand uitgesloten worden van deelname
aan een masteropleiding, bijvoorbeeld omdat zij niet beschikken over een verwante
bacheloropleiding of omdat zij een hbo-bacheloropleiding hebben. Door deze tekstuele
verduidelijking verwacht ik dat alle instellingen de wetsartikelen met betrekking
tot schakeltrajecten zullen begrijpen en op de bedoelde manier zullen naleven en dat
meer masters toegang zullen bieden aan hbo-gediplomeerden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister op zeer korte termijn actief
gaat handhaven dat universiteiten voldoende schakeltrajecten aanbieden om de doorstroom
te verbeteren. Indien handhaving plaats gaat vinden, willen de leden graag weten op
welke manier dit zal gebeuren. Tevens vragen de leden van de GroenLinks-fractie welke
beleidsinstrumenten de Minister momenteel tot haar beschikking heeft om het aantal
ontoegankelijke masterprogramma’s aanmerkelijk te laten afnemen.
In mijn reactie op het rapport van de inspectie doorstroom van hbo naar wo heb ik
aangegeven dat de wetsartikelen die betrekking hebben op schakeltrajecten zullen worden
verduidelijkt. Ook heb ik aangegeven dat instellingen de verplichting hebben om personen
waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij binnen een redelijke termijn hun
deficiënties weg kunnen werken een schakeltraject aan te bieden. Ik roep instellingen
dan ook op hier nu al naar te handelen, voor zover zij dit nog niet doen. Wanneer
iemand niet toegelaten wordt tot een schakeltraject kan de (aspirant) student hiertegen
in bezwaar en beroep gaan.
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen graag of de Minister bereid is een streefpercentage
te formuleren wat betreft het aanbod van schakeltrajecten. Ook willen de leden graag
weten wat het tijdpad is waarlangs de toegankelijkheid van masteropleidingen dient
te zijn verbeterd.
Ik ben niet voornemens een streefpercentage te formuleren wat betreft het aanbod van
schakeltrajecten, omdat in principe voor elke masteropleiding een schakeltraject aan
de orde kan zijn. Echter, dit betekent niet dat iedereen vanzelfsprekend toegang heeft
tot een schakeltraject. Immers, alleen wanneer redelijkerwijs kan worden verwacht
dat iemand binnen een redelijke termijn zijn deficiënties kan wegwerken, heeft een
instelling de plicht om een schakeltraject aan te bieden. Het gaat hierbij dus om
personen die beperkte deficiënties hebben.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de veronderstelling deelt
dat het aantal schakeltrajecten aanmerkelijk zal toenemen als universiteiten wél directe
financiering hiervoor ontvangen? Ook vragen de voorgenoemde leden of de Minister haar
antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Özdil van 16 juli 2018 herinnert
waarin zij schreef dat de schakeltrajecten worden meegenomen in het nadenken over
de bekostigingsherziening in het hoger onderwijs.
Het aanbieden van schakeltrajecten is een wettelijke opdracht. Instellingen ontvangen
hiervoor bekostiging, ook al worden schakelstudenten (net als bijvoorbeeld valorisatie)
niet als indicator meegenomen in de vaststelling van de hoogte van de lumpsum van
een instelling. Hierdoor zijn de instellingen vrij om dit in te zetten op een manier
die het beste bij hen past. De bekostiging van schakeltrajecten is meegenomen door
de commissie-Van Rijn in het rapport «Wissels om». In het rapport wordt geadviseerd
om de financiering van schakeltrajecten niet te wijzigen. De commissie vindt dat het
vooral een gezamenlijke verantwoordelijkheid van instellingen is om een goede doorstroom
te organiseren tussen sectoren. Instellingen dienen daartoe intensief samen te werken
en gezamenlijke oplossingen te ontwikkelen, als onderdeel van het reguliere aanbod.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de inventarisatie van de LSVb en
ResearchNed afwijkt van de onderzoeksresultaten van de inspectie, omdat deze zich
baseerden op informatie op de websites van de instellingen zelf. Voorgenoemde leden
vragen of de Minister de mening deelt dat het uitermate betreurenswaardig is dat studenten
onjuist worden voorgelicht door universiteiten. Ook willen zij graag weten of de Minister
erop gaat toezien dat instellingen spoedig accurate informatie delen over het aanbod
van schakeltrajecten. Indien dit het geval is, willen voorgenoemde leden weten wanneer
deze inventarisatie zal plaatsvinden en of de Kamer hierover geïnformeerd gaat worden.
Instellingen moeten hun (aanstaande) studenten goed voorlichten. Het is van belang
dat instellingen transparant zijn over het aanbod van schakeltrajecten en de bijbehorende
procedures. Universiteiten hebben aangegeven waar nodig hun websites en voorlichting
opnieuw te bekijken en de informatie te vervolledigen. Overigens is het niet altijd
mogelijk een volledig beeld te geven van de schakelmogelijkheden op de websites van
de opleidingen, gezien de individuele maatwerkprogramma’s waarmee alsnog toegang kan
worden verkregen tot een masteropleiding. In geval van twijfel kan contact opgenomen
worden met de betreffende instelling over de mogelijkheden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie:
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister mogelijkheden ziet om schakelprogramma’s
alsnog vanuit het ministerie te bekostigen. Daarnaast vragen voorgenoemde leden of
de commissie-Van Rijn hier ook naar heeft gekeken.
Zoals in de beantwoording van de vragen van de GroenLinks-fractie aangegeven, is het
aanbieden van schakeltrajecten een wettelijke opdracht. Instellingen ontvangen hiervoor
bekostiging, ook al worden schakelstudenten (net als bijvoorbeeld valorisatie) niet
als indicator meegenomen in de vaststelling van de hoogte van de lumpsum van een instelling.
Hierdoor zijn de instellingen vrij om dit in te zetten op een manier die het beste
bij hen past. De bekostiging van schakeltrajecten is meegenomen door de commissie-Van
Rijn in het rapport «Wissels om». In het rapport wordt geadviseerd om de financiering
van schakeltrajecten niet te wijzigen. De commissie vindt dat het vooral een gezamenlijke
verantwoordelijkheid van instellingen is om een goede doorstroom te organiseren tussen
sectoren. Instellingen dienen daartoe intensief samen te werken en gezamenlijke oplossingen
te ontwikkelen, als onderdeel van het reguliere aanbod.
De leden van de SP-fractie vragen welke stappen de Minister gaat zetten om de bekendheid
van instroomvereisten onder aankomende master- en schakelstudenten te vergroten en
of zij in gesprek zal gaan met de desbetreffende instellingen.
Zoals ik bij de beantwoording van de vragen van leden van de D66-fractie heb aangegeven,
heb ik samen met de VSNU en studentenbonden dit jaar de laatste hand gelegd aan het
kader voor de toelating tot de master. Onderdeel van dit kader is het verbeteren van
de communicatie en voorlichting over de toelating tot de master richting aankomende
masterstudenten. De VSNU heeft in dit kader samen met studentenbonden punten geformuleerd
die dienen terug te komen in de voorlichting. Het gaat dan onder andere om zaken als
het helder formuleren van de toelatingseisen, het toelichten van het doel achter de
toelatingseisen, de methode van toetsing, de weging van de criteria en de feedback
richting de student. Universiteiten hebben aangegeven deze afspraken door te voeren
op hun websites vanaf 1 oktober 2019. Daarnaast start de VSNU in één vakgebied een
pilot om te verkennen of het mogelijk is een overzicht voor studenten te maken dat
aangeeft welke bacheloropleidingen van Nederlandse universiteiten inhoudelijk gezien
toegang geven tot bepaalde masteropleidingen en of er nog andere eisen gelden om toegelaten
te worden. Aansluitend op deze inspanningen vanuit universiteiten zelf, werkt ook
Studiekeuze123 aan het verbeteren van de voorlichting richting aankomende masterstudenten.
Zo wordt er dit jaar een aparte ingang gecreëerd op de website Studiekeuze123 voor
masterkiezers en wordt de «Mijn Studiekeuzeomgeving» die nu gericht is op scholieren
omgezet naar de begeleiding in het masterkiezen.
De leden van de SP-fractie vragen zich af of hbo’ers terecht niet worden toegelaten
tot een masteropleiding.
Hogescholen en universiteiten hebben de verplichting de betrokkene de mogelijkheid
te bieden om de tekortkoming weg te nemen wanneer redelijkerwijs kan worden verwacht
dat iemand binnen een redelijke termijn alsnog aan het instroomniveau van een hbo-
of wo-masteropleiding kan voldoen. Het gaat hierbij dus om personen die beperkte deficiënties
hebben. Dit betekent dat iemand zonder een (verwante) hbo of wo bachelor opleiding
niet op voorhand de toegang tot een masteropleiding kan worden ontzegd. Iemand kan
ook op andere manieren kennis, vaardigheden en competenties hebben vergaard. Het is
aan de persoon die een schakeltraject wil volgen om dit aan te tonen. Tegelijkertijd
betekent dit evenmin dat vanzelfsprekend iedereen toegang tot een schakeltraject heeft.
Mocht iemand niet in aanmerking komen voor een schakeltraject dan kan iemand de mogelijkheid
worden geboden om een bachelor te volgen die toegang biedt tot de gewenste master.
Maatwerk staat dus centraal.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier