Nota van wijziging : Derde nota van wijziging
34 445 Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief- en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg
Nr. 15
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, wordt het voorgestelde artikel 1 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
bevoegd orgaan: rechtspersoon, niet zijnde het CAK, die door Onze Minister is aangewezen voor bepaalde
taken van bevoegd orgaan als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, onder iii, van verordening
(EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende
de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166) en in verdragen
inzake sociale zekerheid ten behoeve van personen bedoeld in artikel 69, eerste lid,
van de Zorgverzekeringswet.
2. In het eerste lid wordt in de zinsnede met betrekking tot medische persoonsgegevens
«als bedoeld in artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming» vervangen
door «als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming».
3. In het eerste lid wordt in de zinsnede met betrekking tot experiment «als bedoeld
in artikel 50, achtste lid» vervangen door «als bedoeld in artikel 50, negende lid».
4. In het eerste lid komt de zinsnede met betrekking tot strafrechtelijke persoonsgegevens
te luiden:
– strafrechtelijke persoonsgegevens: persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming betreffende onrechtmatig of hinderlijk gedrag
in verband met een opgelegd verbod naar aanleiding van dat gedrag;
5. In het eerste lid vervallen de zinsneden met betrekking tot bijzondere opsporingsdiensten,
detailcontrole, formele controle respectievelijk materiële controle.
6. In het tweede lid wordt «eerste lid, onderdeel b,» vervangen door «eerste lid».
B
Artikel I, onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste subonderdeel komt te luiden:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan een vorm van zorg worden uitgezonderd van
deze wet of een deel daarvan waarbij aan een uitzondering van paragraaf 4.4 de voorwaarde
kan worden verbonden van een overeenkomst tussen een zorgaanbieder en een ziektekostenverzekeraar
met betrekking tot de levering van de betrokken vorm van zorg.
2. Het tweede subonderdeel wordt als volgt gewijzigd:
a. De aanhef komt te luiden:
2. Onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot zevende tot en met negende
lid worden vier leden ingevoegd, luidende:
b. Onder vernummering van het voorgestelde vijfde lid van artikel 2 tot zesde lid
van artikel 2 wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Onze Minister kan een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in het derde lid
slechts onthouden vanwege strijd met het recht of het algemeen belang.
3. In het derde subonderdeel wordt «Het zevende lid (nieuw)» vervangen door «Het achtste
lid (nieuw)».
C
Artikel I, onderdeel F komt te luiden:
F
Na artikel 14 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 14a
1. De zorgautoriteit dient tegelijk met het jaarverslag, bedoeld in artikel 18 van
de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen een verslag in bij Onze Minister waarin zij
rekening en verantwoording aflegt over de beschikkingen die zij op grond van de artikelen
56b of 56c, of van de artikelen 11.4.1 of 11.4.2 van de Wet langdurige zorg heeft
genomen in:
a. een kalenderjaar voorafgaand aan het afgelopen kalenderjaar en die betrekking hebben
op het afgelopen kalenderjaar; of
b. het afgelopen kalenderjaar en die betrekking hebben op dat kalenderjaar of een
daaraan voorafgaand kalenderjaar.
2. Het verslag, bedoeld in het eerste lid, bevat voor wat betreft de af te leggen
rekening van de beschikkingen een weergave van de daaruit voortvloeiende financiële
gevolgen voor het Zorgverzekeringsfonds respectievelijk het Fonds langdurige zorg
over het afgelopen kalenderjaar.
3. Het verslag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring omtrent
de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek, die Onze Minister desgevraagd inzicht geeft in zijn
controlewerkzaamheden.
4. De verklaring, bedoeld in het derde lid, heeft mede betrekking op:
a. het voldoen van de beschikkingen aan het bepaalde bij of krachtens deze wet respectievelijk
de Wet langdurige zorg; en
b. de rechtmatigheid van de vaststellingsbeschikkingen en van de beschikkingen op
grond van artikel 56c.
5. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de inhoud en inrichting van het verslag, bedoeld in het eerste lid; en
b. de accountantscontrole op het verslag, bedoeld in het eerste lid.
D
Artikel I, onderdeel G komt te luiden:
G
In artikel 16, onderdeel a, wordt «markttoezicht,» vervangen door «marktonderzoek,».
E
Artikel I, onderdeel I, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste subonderdeel wordt in het voorgestelde tweede lid «of een collectieve
tariefbesluit» vervangen door «met het toepasselijke tarief dan wel de toepasselijke
tariefruimte».
2. Het tweede subonderdeel komt te luiden:
2. In het derde lid wordt «Het eerste en tweede lid zijn» vervangen door «Het eerste
lid is».
3. Er wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:
3. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De zorgautoriteit doet mededeling in de Staatscourant van de vaststelling van de
beschikkingen die zij heeft genomen op grond van de artikelen 52 en 53, onder vermelding
dat deze bij haar ter inzage liggen.
F
Artikel I, onderdeel M, vervalt.
G
Artikel I, onderdeel O, onder 1, komt te luiden:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars voeren op zodanige wijze een administratie
dat te allen tijde mogelijk is:
a. elk tarief in rekening te brengen, te betalen of aan derden te vergoeden indien
het een prestatie of een deel van een prestatie betreft waarbij op grond van de krachtens
artikel 50, vijfde lid, vastgestelde ministeriële regeling of op grond van het zesde
lid van dat artikel, bij het in rekening brengen van een tarief sprake is van een
vrij tarief, en
b. in andere dan in onderdeel a bedoelde gevallen elk tarief dat op grond van het
door de zorgautoriteit overeenkomstig artikel 51, artikel 52 of artikel 53 vastgestelde
tarief respectievelijk tariefruimte in rekening kan worden gebracht, in rekening te
brengen, te betalen of aan derden te vergoeden.
H
Artikel I, onderdeel S, vervalt.
I
In artikel I, onderdeel V, onder 1, onderdeel i wordt in het voorgestelde onderdeel
n «een andere zorgaanbieder» vervangen door «een andere zorgaanbieder;».
J
In artikel I, onderdeel AA, komt het voorgestelde artikel 50 te luiden:
Artikel 50
1. De zorgaanbieder hanteert bij het in rekening brengen van een tarief voor een prestatie
of een deel van een prestatie de toepasselijke door de zorgautoriteit vastgestelde
collectieve prestatiebeschrijving onderscheidenlijk individuele prestatiebeschrijving.
2. Bij regeling van Onze Minister worden regels gegeven voor de vaststelling van de
toepasselijke collectieve en individuele prestatiebeschrijvingen door de zorgautoriteit.
3. De zorgaanbieder kan in afwijking van het eerste lid, bij het in rekening brengen
van tarief voor een prestatie of een deel van een prestatie, een andere prestatiebeschrijving
hanteren dan een door de zorgautoriteit vastgestelde collectieve prestatiebeschrijving
of individuele prestatiebeschrijving indien:
a. die prestatie of dat deel van een prestatie een vorm van zorg betreft die daartoe
bij regeling van
Onze Minister is aangewezen met inachtneming van daarbij te stellen voorwaarden, voorschriften
en beperkingen;
b. de zorgautoriteit die prestatie of dat deel van een prestatie voor wat betreft
de inhoud van de te leveren zorg niet in een door haar vastgestelde collectieve prestatiebeschrijving
of een voor de zorgaanbieder geldende individuele prestatiebeschrijving heeft opgenomen;
c. hij die andere prestatiebeschrijving met de ziektekostenverzekeraar waarvan de
betrokken patiënt een verzekerde is, voor een bepaalde periode is overeengekomen;
d. de overeenkomst, bedoeld in onderdeel c, voldoet aan de toepasselijke krachtens
het tiende lid, onderdeel c, door de zorgautoriteit vastgestelde nadere regels;
e. die prestatie of dat deel van een prestatie voldoet aan die andere prestatiebeschrijving;
f. hij en de ziektekostenverzekeraar mededeling van die overeengekomen andere prestatiebeschrijving
aan de zorgautoriteit hebben gedaan met een melding die voldoet aan de toepasselijke
krachtens het tiende lid, onderdeel d, door de zorgautoriteit vastgestelde nadere
regels;
g. de prestatie of het deel van een prestatie waarop die andere prestatiebeschrijving
betrekking heeft na de melding, bedoeld in onderdeel e, is aangevangen en binnen de
bij de regeling, bedoeld in onderdeel a, vastgestelde periode van ten hoogste vijf
jaren is afgesloten; en dat
h. het in rekening gebrachte tarief betrekking heeft op zorg geleverd aan een patiënt
die verzekerde is van de ziektekostenverzekeraar, bedoeld in onderdeel c.
4. De zorgautoriteit kan indien de melding, bedoeld in het derde lid, onderdeel e,
tijdig is gedaan, de periode voor het afsluiten van de prestatie, bedoeld in het derde
lid, onderdeel f, met een jaar verlengen.
5. Bij regeling van Onze Minister is bij het in rekening brengen van een tarief voor
een prestatie of een deel van een prestatie bepaald of sprake is van een vrij tarief,
een vast tarief of van een bedrag dat ten minste of ten hoogste in rekening kan worden
gebracht.
6. Er is in afwijking van het vijfde lid, sprake van een vrij tarief, bij het in rekening
van een tarief overeenkomstig het derde lid dan wel het derde in combinatie met het
vierde lid voor een prestatie of een deel van een prestatie.
7. Bij de krachtens het vijfde lid vastgestelde regeling van Onze Minister, kan worden
bepaald dat een door de zorgautoriteit vastgesteld tarief of vastgestelde tariefruimte
niet geldt voor prestatie of een deel van een prestatie aan een andere zorgaanbieder.
8. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over de berekening door de
zorgautoriteit van het tarief onderscheidenlijk van de tariefruimte, bedoeld in het
vijfde lid.
9. De zorgautoriteit stelt volgens bij regeling van Onze Minister te stellen regels
een experiment vast waarbij onder de door haar te stellen voorwaarden, voorschriften
of beperkingen, de zorgaanbieders gedurende de duur van dat experiment, een tarief
voor een bij dat experiment betrokken prestatie of deel van een prestatie in rekening
kunnen brengen:
a. zonder hantering van de toepasselijke door de zorgautoriteit vastgestelde collectieve
prestatiebeschrijving onderscheidenlijk individuele prestatiebeschrijving; of
b. in afwijking van het toepasselijke door de zorgautoriteit vastgestelde tarief onderscheidenlijk
de toepasselijke door haar vastgestelde tariefruimte.
10. De zorgautoriteit kan met inachtneming van de krachtens het tweede, derde, vijfde,
zevende, achtste lid, respectievelijk negende lid vastgestelde regelingen van Onze
Minister, nadere regels vaststellen, niet zijnde regels omtrent de afweging van belangen,
de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik
door haar van een bevoegdheid, omtrent:
a. de vaststelling van collectieve en individuele prestatiebeschrijvingen;
b. de vaststelling van tarieven en tariefruimten;
c. de vorm van de overeenkomst, bedoeld in het derde lid, onderdeel c;
d. de wijze waarop de melding, bedoeld in het derde lid, onderdeel f, wordt gedaan
en de bij die melding te voegen gegevens;
e. het in rekening brengen van een tarief voor een prestatie of een deel van een prestatie;
en
f. een experiment.
11. In afwijking van het tweede, derde, vijfde, zevende tot en met negende lid, worden
de in die leden bedoelde bepaling van tariefsoorten en regels, voor zover het forensische
zorg betreft, vastgesteld bij regeling van Onze Minister voor Rechtsbescherming in
overeenstemming met Onze Minister.
K
In artikel I, onderdeel BB, wordt het voorgestelde artikel 51 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «als bedoeld in artikel 50, zesde lid,» vervangen door
«waarbij op grond van de krachtens artikel 50, vijfde lid, vastgestelde regeling van
Onze Minister, voor het in rekening van een tarief geen sprake is van een vrij tarief».
2. In het derde lid, onderdeel b) wordt «als bedoeld in artikel 50, zesde lid,» vervangen
door «waarbij op grond van de krachtens artikel 50, vijfde lid, vastgestelde regeling
van Onze Minister, voor het in rekening van een tarief geen sprake is van een vrij
tarief».
3. Onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid tot vijfde tot en met
negende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. De zorgautoriteit kan nadere regels vaststellen met betrekking tot een aanvraag
als bedoeld in het eerste lid. Die nadere regels kunnen in ieder geval inhouden dat
een aanvraag wordt ingediend door een of meer zorgaanbieders en door een of meer ziektekostenverzekeraars.
4. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt «het krachtens artikel 50, derde lid, onderdeel c, bij ministeriële
regeling bepaalde» vervangen door «de door Onze Minister krachtens artikel 50, tweede
lid, vastgestelde regels».
b. In onderdeel c wordt «het krachtens artikel 50, zesde en zevende lid, bij ministeriële
regeling bepaalde» vervangen door «het krachtens artikel 50, vijfde, zevende of achtste
lid, bij regeling van Onze Minister bepaalde».
c. In onderdeel d wordt «de door de zorgautoriteit krachtens artikel 50, negende lid,
vastgestelde nadere regels» vervangen door «de daaromtrent door de zorgautoriteit
krachtens het vierde lid vastgestelde nadere regels».
5. In het zevende lid (nieuw) wordt «de beschreven prestatie» vervangen door «de beschreven
prestatie onderscheidenlijk het beschreven deel van een prestatie».
6. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:
8. Een door de zorgautoriteit vastgestelde collectieve prestatiebeschrijving geldt
in afwijking van het zevende lid, niet indien het een prestatie of een deel van een
prestatie betreft:
a. waarvoor een tarief in rekening wordt gebracht overeenkomstig artikel 50, derde
lid dan wel artikel 50, derde lid, in combinatie met het vierde lid van dat artikel,
of
b. die onderscheidenlijk dat onderdeel uitmaakt van een experiment als bedoeld in
artikel 50, negende lid, aanhef en onderdeel a.
7. Het negende lid (nieuw) komt te luiden:
9. Een door de zorgautoriteit vastgesteld tarief of vastgestelde tariefruimte geldt
in afwijking van het zevende lid, niet indien het een prestatie of een deel van een
prestatie betreft:
a. aan een andere zorgaanbieder waarvoor bij de krachtens artikel 50, zevende lid,
vastgestelde regeling van Onze Minister is bepaald dat het door de zorgautoriteit
vastgestelde tarief onderscheidenlijk de door haar vastgestelde tariefruimte niet
geldt, of
b. die onderscheidenlijk dat onderdeel uitmaakt van een experiment.
L
In artikel I, onderdeel CC, wordt het voorgestelde artikel 52 als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «voor het in rekening te brengen tarief» vervangen door
«voor het vast te stellen tarief of de vast te stellen tariefruimte».
2. Onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vierde tot en met achtste
lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De zorgautoriteit kan nadere regels vaststellen met betrekking tot een aanvraag
als bedoeld in het eerste lid. Die nadere regels kunnen in ieder geval inhouden dat
een aanvraag wordt ingediend door een zorgaanbieder en een ziektekostenverzekeraar.
3. Het vierde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «het krachtens artikel 50, zesde en zevende lid, bij ministeriële
regeling bepaalde» vervangen door «het krachtens artikel 50 vijfde, zevende of achtste
lid bij regeling van Onze Minister bepaalde».
b. In onderdeel b wordt «de door de zorgautoriteit op grond van artikel 50, negende
lid, vastgestelde nadere regels» vervangen door «de daaromtrent door de zorgautoriteit
krachtens het derde lid vastgestelde nadere regels».
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «in afwijking van artikel 51, vijfde lid, voor
alle gevallen waarin de zorgaanbieder een tarief in rekening brengt voor de betrokken
prestatie aan de ziektekostenverzekeraar of degene die bij deze voor deze prestatie
is verzekerd.» vervangen door «in afwijking van artikel 51, zevende lid, voor alle
gevallen waarom de zorgaanbieder een tarief in rekening brengt voor de betrokken prestatie
of het betrokken deel van een prestatie aan de ziektekostenverzekeraar of degene die
bij deze voor deze prestatie is verzekerd.».
4. Het zesde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «regeling van Onze Minister op grond van artikel 50, zevende
lid» vervangen door «de krachtens artikel 50, zevende lid, vastgestelde regeling van
Onze Minister.
b. In onderdeel b vervalt «artikel 50, achtste lid, aanhef en onderdeel b».
5. In het achtste lid (nieuw) wordt «artikel 51, vijfde lid» vervangen door «artikel
51, zevende lid».
M
In artikel I, onderdeel DD, wordt het voorgestelde artikel 53 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «als bedoeld in artikel 50, derde lid,».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De zorgautoriteit stelt, indien het een prestatie of een deel van de prestatie
betreft waarbij op grond van de krachtens artikel 50, vijfde lid vastgestelde regeling
van Onze Minister voor het in rekening brengen van een tarief geen sprake is van een
vrij tarief, bij de individuele prestatiebeschrijving tevens het toepasselijke tarief
respectievelijk de toepasselijke tariefruimte vast.
3. In het derde lid, onderdeel b, wordt «als bedoeld in artikel 50, zesde lid,» vervangen
door «waarbij op grond van de krachtens artikel 50, vijfde lid vastgestelde regeling
van Onze Minister voor het in rekening brengen van een tarief geen sprake is van een
vrij tarief».
4. Onder vernummering van het vierde tot en met negende lid tot vijfde tot en met
tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. De zorgautoriteit kan nadere regels vaststellen met betrekking tot een aanvraag
als bedoeld in het eerste lid. Die nadere regels kunnen in ieder geval inhouden dat
een aanvraag wordt ingediend door een zorgaanbieder en een ziektekostenverzekeraar.
5. Het vijfde lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b wordt «het krachtens artikel 50, derde lid, onderdeel c, bij ministeriële
regeling bepaalde» vervangen door «de door Onze Minister krachtens artikel 50, tweede
lid, vastgestelde regels».
b. In onderdeel c wordt «het krachtens artikel 50, zesde en zevende lid, bij ministeriële
regeling bepaalde» vervangen door «het krachtens artikel 50, vijfde, zevende of achtste
lid, bij regeling van Onze Minister bepaalde».
c. In onderdeel d wordt «het door de zorgautoriteit krachtens artikel 50, negende
lid, bepaalde « » vervangen door «de daaromtrent door de zorgautoriteit krachtens
het vierde lid vastgestelde nadere regels».
6. In het achtste lid (nieuw) wordt «die onderscheidenlijk dat donderdeel uitmaakt
van een experiment als bedoeld in artikel 50, achtste lid, aanhef en onderdeel a»
vervangen door
« a. waarvoor een tarief in rekening wordt gebracht overeenkomstig artikel 50, derde
lid dan wel artikel 50, derde lid, in combinatie met het vierde lid van dat artikel,
of
b. die onderscheidenlijk dat onderdeel uitmaakt van een experiment als bedoeld in
artikel 50, negende lid, aanhef en onderdeel a.».
7. Het negende lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «regeling van Onze Minister op grond van artikel 50, zevende
lid,» vervangen door «de krachtens artikel 50, zevende lid, vastgestelde regeling
van Onze Minister».
b. In onderdeel b vervalt «als bedoeld in artikel 50, achtste lid, aanhef en onderdeel
b».
N
In artikel I, onderdeel EE wordt het voorgestelde artikel 54 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Bij ministeriële regeling» vervangen door «Bij regeling
van Onze Minister».
2. In het tweede lid wordt «de regeling van Onze Minister krachtens het eerste lid»
vervangen door «de krachtens het eerste lid vastgestelde regeling van Onze Minister».
O
In artikel I, onderdeel FF, wordt in het eerste lid van het voorgestelde artikel 55
«een voorlopig sluitbedrag en een definitief sluitbedrag» vervangen door «de voorlopige
aanvaardbare kosten, het voorlopige sluitbedrag, de definitieve aanvaardbare kosten
en het definitieve sluitbedrag».
P
In artikel I, onderdeel HH, komt het voorgestelde artikel 56a te luiden:
Artikel 56a
1. Het is een zorgaanbieder verboden een tarief in rekening te brengen;
a. voor een geleverde prestatie of een geleverd deel van een prestatie waarvoor de
zorgautoriteit op grond van artikel 51, eerste lid, geen collectieve prestatiebeschrijving
of op grond van artikel 53, eerste lid, geen individuele prestatiebeschrijving heeft
vastgesteld;
b. voor een prestatie of een deel van een prestatie waarvoor een andere prestatiebeschrijving
wordt gehanteerd dan de toepasselijke collectieve prestatiebeschrijving dan wel de
toepasselijke individuele prestatiebeschrijving die de zorgautoriteit op grond van
artikel 51, eerste lid, onderscheidenlijk 53, eerste lid, heeft vastgesteld;
c. voor een prestatie of een deel van een prestatie die onderscheidenlijk dat niet
is geleverd;
d. dat niet overeenkomt met het toepasselijke tarief dat de zorgautoriteit op grond
van artikel 51, tweede lid, artikel 52, eerste lid, dan wel van artikel 53, tweede
lid, heeft vastgesteld;
e. dat niet ligt binnen de toepasselijke tariefruimte die de zorgautoriteit daarvoor
op grond van artikel 51, tweede lid, artikel 52, eerste dan wel van artikel 53, tweede
lid, heeft vastgesteld;
f. aan de consument of diens ziektekostenverzekeraar voor een prestatie als bedoeld
in artikel 54, eerste lid, indien hij daartoe niet door de zorgautoriteit op grond
van dat lid is aangewezen;
g. anders dan op de wijze zoals bij of krachtens deze wet is vastgesteld.
2. Het is een zorgaanbieder verboden een tarief als bedoeld in het eerste lid aan
een andere zorgaanbieder of derde te betalen of te vergoeden.
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een ziektekostenverzekeraar,
op het orgaan van de woonplaats en op het orgaan van de verblijfplaats en een verzekeraar
als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, niet zijnde een
ziektekostenverzekeraar.
4. Het eerste lid, onderdeel a, het tweede lid en het derde lid zijn niet van toepassing
op een prestatie en een deel van een prestatie waarvoor een tarief in rekening wordt
gebracht overeenkomstig artikel 50, derde lid of artikel 50, derde lid, in combinatie
met het vierde lid, van dat artikel, of die onderscheidenlijk dat onderdeel uitmaakt
van een experiment als bedoeld in artikel 50, negende lid, aanhef en onderdeel a.
5. Het eerste lid, onderdelen d en e, het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing
op een prestatie of deel van prestatie waarvoor een tarief in rekening wordt gebracht
overeenkomstig artikel 50, derde lid of artikel 50, derde lid, in combinatie met het
vierde lid, van dat artikel, of die onderscheidenlijk dat onderdeel uitmaakt van een
experiment.
6. Een zorgaanbieder kan aan het aanbieden, overeenkomen of leveren van een prestatie
als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b of c, dan wel aan het in rekening brengen,
betalen of aan een derde vergoeden van een tarief als bedoeld in het eerste lid geen
rechten ontlenen.
7. Een ziektekostenverzekeraar en een verzekeraar als bedoeld in artikel 1:1 van de
Wet op het financieel toezicht, niet zijnde een ziektekostenverzekeraar, kan aan het
overeenkomen van een prestatie als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b of c,
dan wel aan het betalen of vergoeden van een tarief als bedoeld in het eerste lid
geen rechten jegens zijn verzekerden ontlenen.
8. Het is een zorgaanbieder verboden een tarief in rekening te brengen voor een prestatie
ter zake van zorg als bedoeld in artikel 55, eerste lid, zonder dat de zorgautoriteit
de voorlopige aanvaardbare kosten voor die zorgaanbieder heeft vastgesteld die betrekking
hebben op die zorg.
9. Een zorgaanbieder brengt aan een ziektekostenverzekeraar geen hoger bedrag vanwege
een positief sluitbedrag in rekening dan de zorgautoriteit op grond van artikel 55
heeft vastgesteld.
Q
In artikel I, onderdeel II, wordt het voorgestelde artikel 56b als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «Bij ministeriële regeling» vervangen door «Bij regeling
van Onze Minister».
2. In het vijfde lid wordt «Bij of krachtens ministeriële regeling» vervangen door
«Bij of krachtens regeling van Onze Minister».
R
In artikel I, onderdeel II, wordt het voorgestelde artikel 56c als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «Bij de regeling krachtens het derde lid» vervangen door
«Bij de krachtens het derde lid vastgestelde regeling».
2. In het negende lid wordt «ministeriële regelingen» vervangen door «regelingen van
Onze Minister».
S
Artikel I, onderdeel LL, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel LL, onder 2, wordt vernummerd tot artikel I, onderdeel LL, onder 3.
2. Onderdeel LL, onder 3, wordt vernummerd tot artikel I, onderdeel LL, onder 2.
T
In artikel I, onderdeel RR, wordt in het eerste lid van het voorgestelde artikel 76
«62 en 68 tot 68d» vervangen door «62, 68 en 68a».
U
Artikel I, onderdeel TT, vervalt.
V
In artikel I, onderdeel UU, wordt in het voorgestelde artikel 82 «68 tot en met 68d,
73a, aanhef en onder 1» vervangen door «68, 68a,».
W
Artikel I, onderdeel WW, komt te luiden:
WW
Na artikel 84a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 84b
De Autoriteit Consument en Markt is ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens
de paragrafen 4.3 en 4.3a, bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom.
X
In artikel I, onderdeel XX, wordt in het voorgestelde eerste lid van artikel 85 «,
68 of 73a, aanhef en onder 1» vervangen door «of 68».
Y
Artikel I, onderdeel BBB, komt te luiden:
BBB
Artikel 127 komt te luiden:
Artikel 127
De vaststelling van een krachtens de artikelen 50, tweede, derde, vijfde en zevende
tot en met negende lid, 55, eerste, elfde en twaalfde lid, 56b, eerste, vierde en
vijfde lid of artikel 56c, derde tot en met zesde lid vast te stellen ministeriële
regeling wordt niet eerder gedaan dan dertig dagen nadat het ontwerp aan beide kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
Z
Artikel III komt te luiden:
ARTIKEL III
De Instellingswet Autoriteit Consument en Markt wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «aan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen
door «aan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en Onze Minister voor Medische Zorg».
2. In het derde lid wordt «van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen
door «van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en Onze Minister voor Medische Zorg».
B
In artikel 6a, tweede lid, wordt «of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen
door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport of Onze Minister voor Medische Zorg».
C
In artikel 8 wordt «of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» telkens vervangen
door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport of Onze Minister voor Medische Zorg».
D
In artikel 9, eerste lid, wordt «Onze Minister en Onze Minister van Infrastructuur
en Milieu» vervangen door «Onze Minister, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister voor Medische
Zorg».
E
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «Onze Minister of Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu» vervangen door «Onze Minister, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of Onze Minister voor Medische
Zorg».
2. In het derde lid wordt «Onze Minister of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu
kan geen besluiten vernietigen op het gebied van energie, post, telecommunicatie en
vervoer» vervangen door «Onze Minister, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of Onze Minister voor Medische
Zorg kan geen besluiten vernietigen op het gebied van energie, zorg, post, telecommunicatie
en vervoer».
3. In het vierde lid wordt «Onze Minister of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu»
vervangen door «Onze Minister, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of Onze Minister voor Medische Zorg».
F
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «onder verantwoordelijkheid van Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu» wordt vervangen door «onder verantwoordelijkheid van Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of Onze Minister
voor Medische Zorg».
2. De zinsnede «na overleg met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» wordt vervangen
door «na overleg met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderscheidenlijk Onze Minister voor Medische
Zorg».
G
In artikel 12 wordt «met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door
«met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat, Onze Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en Onze Minister voor Medische Zorg».
AA
In artikel V, onder 3, wordt in het voorgestelde onderdeel g van artikel 90 van de
Wet financiering sociale verzekeringen de punt aan het slot van dat onderdeel vervangen
door een puntkomma.
BB
Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A wordt «wordt na de zinsnede met betrekking tot de Wet luchtvaart
in de lijst een volzin toegevoegd luidende:» vervangen door «wordt in de alfabetische
volgorde ingevoegd:».
2. Onderdeel B komt te luiden:
B
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 4 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet marktordening gezondheidszorg
te luiden:
Wet marktordening gezondheidszorg, met uitzondering van een beschikking van de Autoriteit
Consument en Markt als bedoeld in artikel 84b en van beschikkingen van de Nederlandse
Zorgautoriteit of van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in de paragrafen
4.3a en 6.4.
2. In artikel 7 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet marktordening gezondheidszorg
te luiden:
Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft een beschikking van de Autoriteit
Consument en Markt als bedoeld in artikel 84b en beschikkingen van de Nederlandse
Zorgautoriteit of van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in de paragrafen
4.3a, met uitzondering van artikel 49b, tweede lid, en 6.4.
3. In artikel 11 komt de zinsnede met betrekking tot de Wet marktordening gezondheidszorg
te luiden:
Wet marktordening gezondheidszorg, voor zover het betreft een beschikking van de Autoriteit
Consument en Markt als bedoeld in artikel 84b en beschikkingen van de Nederlandse
Zorgautoriteit of van de Autoriteit Consument en Markt als bedoeld in de paragrafen
4.3a, met uitzondering van artikel 49b, tweede lid, en 6.4.
CC
Artikel Xa komt te luiden:
ARTIKEL Xa
Indien het bij koninklijke boodschap van 19 juni 2018 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met versterking van de invloed
van verzekerden op de zorgverzekeraar (verzekerdeninvloed Zvw) (34 971) tot wet is of wordt verheven en die wet in eerder in werking treedt of is getreden
dan artikel I, onderdeel G van deze wet, wordt artikel I, onderdeel G van deze wet
als volgt gewijzigd:
«In artikel 16, onderdeel a,» wordt vervangen door «In artikel 16, eerste lid, onderdeel
a,».
DD
In de aanhef van de artikelen Xd en Xe wordt «dan deze wet» vervangen door «dan artikel
I, onderdeel Y, van deze wet».
EE
Artikel Xf komt te luiden:
ARTIKEL Xf
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 februari 2012 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Wet toelating zorginstellingen en enkele andere wetten teneinde
investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische zorg te bevorderen (Wet vergroten
investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische zorg) (33 168) tot wet is of wordt verheven en artikel IV van die wet later in werking treedt dan
artikel I. onderdelen G, WW en ZZ van deze wet, wordt artikel IV van die wet als volgt
gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A
Aan artikel 16 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
n. toezicht op de uitvoering van het gestelde bij en krachtens de artikelen 16b, 16c,
eerste lid, onderdeel b, en tweede, derde en vierde lid, 16d, eerste lid, met uitzondering
van onderdeel d, 16f, eerste lid, 16g tot en met 16i en 18 van de Wet toelating zorginstellingen.
2. De onderdelen B en D vervallen.
3. In onderdeel F wordt «Na artikel 84a» vervangen door «Na artikel 84b».
4. In onderdeel F wordt in het voorgestelde artikel 84b «Artikel 84b» vervangen door
«Artikel 84c».
5. In onderdeel G wordt «Na artikel 90» vervangen door «Na artikel 92».
6. In onderdeel G wordt «Artikel 91» vervangen door «Artikel 93».
7. In onderdeel H wordt in het voorgestelde zesde lid van artikel 104 «de artikelen
81b, 84b of 91» vervangen door «de artikelen 81b, 84c of 93».
FF
Artikel XI komt te luiden:
ARTIKEL XI
1. Op een prestatie of een deel van een prestatie van een zorgaanbieder die onderscheidenlijk
dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C, D, N, P, T,
AA tot en met II, RR, UU, XX en YY, is aangevangen en niet later dan 365 dagen na
dat tijdstip is afgesloten, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van
toepassing.
2. De Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in artikel 3 van de Wet marktordening gezondheidszorg,
kan met toepassing van het eerste lid de beleidsregels, regels en beschikkingen vaststellen
met betrekking tot prestaties of delen van een prestatie die onderscheidenlijk dat
voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C, D, N, P, T, AA
tot en met II, RR, XX, UU en YY, zijn aangevangen en niet later dan 365 dagen na dat
tijdstip zijn afgesloten.
3. Op een beschikbaarheidbijdrage die de Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in artikel
3 van de Wet marktordening gezondheidszorg voor het tijdstip van inwerkingtreding
van artikelen I, onderdeel II, II en V heeft toegekend, blijft het recht zoals dat
gold voor dat tijdstip van toepassing.
4. Op een beschikking die de Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in artikel 3 van
de Wet marktordening gezondheidszorg, op grond van paragraaf 6.2, paragraaf 6.3 of
paragraaf 6.4 van die wet anders dan ter handhaving van artikel 48, artikel 49 of
artikel 49d, van die wet, voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen
C, D, N, P, T, AA tot en met II, RR, UU, XX en YY, heeft genomen, blijft het recht
zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
5. Op de bedragen die de Nederlandse Zorgautoriteit, genoemd in artikel 3 van de Wet
marktordening gezondheidszorg, voor tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen
N, P, AA, II en RR en artikel II, ter handhaving van artikel 35, zevende lid, of artikel
37, eerste lid, van die wet, op grond van artikel 76, tweede lid, van die wet heeft
vastgesteld, blijft artikel 39 van de Zorgverzekeringswet zoals dat luidde voor dat
tijdstip van toepassing.
6. Op overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de Wet marktordening gezondheidszorg
die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen N, O, HH
en VII hebben plaatsgevonden en een economisch delict in de zin van de Wet op de economische
delicten waren, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing.
GG
Artikel XII vervalt.
HH
Artikel XIII wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «, artikel 49d of artikel 49e van die wet of paragrafen
6.2 tot en met 6.4» vervangen door «of artikel 49d van die wet of paragraaf 6.2, paragraaf
6.3 of paragraaf 6.4 van die wet».
2. In het tweede lid wordt «, artikel 49d of artikel 49e van de Wet marktordening
gezondheidszorg of paragrafen 6.2 tot en met 6.4» vervangen door «of artikel 49d van
de Wet marktordening gezondheidszorg, of paragraaf 6.2, paragraaf 6.3 of paragraaf
6.4 van die wet».
3. In het derde lid wordt «, artikel 49d, artikel 49e of paragrafen 6.2 tot en met
6.4» vervangen door «of artikel 49d van de Wet marktordening gezondheidszorg of paragraaf
6.2, paragraaf 6.3 of paragraaf 6.4 van die wet».
4. In het vierde lid wordt «, artikel 49d of artikel 49e van de Wet marktordening
gezondheidszorg of de paragrafen 6.2 tot en met 6.4» vervangen door «of artikel 49d
van de Wet marktordening gezondheidszorg of paragraaf 6.2, paragraaf 6.3 of paragraaf
6.4 van die wet».
5. In het vijfde lid wordt «, artikel 49d of artikel 49e van de Wet marktordening
gezondheidszorg of van de paragrafen 6.2 tot en met 6.4 van die wet» vervangen door
«of artikel 49d van de Wet marktordening gezondheidszorg of paragraaf 6.2, paragraaf
6.3 of paragraaf 6.4 van die wet».
II
Artikel XIV wordt als volgt gewijzigd:
1. In dat artikel wordt «de artikelen 48 tot en met 49e» telkens vervangen door «de
artikelen 48 tot en met 49d».
2. In dat artikel wordt «van deze wet» telkens vervangen door «van artikel I, onderdelen
V tot en met Y van deze wet».
JJ
Artikel XV komt te luiden:
ARTIKEL XV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
TOELICHTING
Algemeen
Inleiding
Deze derde nota van wijziging bevat aanpassingen van het bij koninklijke boodschap
van 8 april 2016 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet marktordening
gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met aanpassingen van de tarief-
en prestatieregulering en het markttoezicht op het terrein van de gezondheidszorg
(Kamerstukken 34 445). Het bevat het ongedaan maken van de omslag van het verbodsstelsel naar het gebodsstelsel
in het wetsvoorstel. Deze nota van wijziging introduceert in het wetsvoorstel tevens
het instrument van de voorlopig vrije prestatie waarmee wordt vastgehouden aan één
van de doelen van het wetsvoorstel, namelijk het bevorderen van maatwerk en innovatie.
Deze nota van wijzing bevat verder aanpassingen van het wetsvoorstel in verband met
de intrekking van het bij koninklijke boodschap van 30 juni 2014 ingediende voorstel
van wet houdende wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere
wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving
(Kamerstukken 33 980). Dat wetsvoorstel wordt in het vervolg van deze toelichting aangeduid als: wetsvoorstel
VTO Wmg.
Deze nota van wijziging bevat tevens de inwerkingtredingsbepaling. De gewijzigde bepaling
maakt gedifferentieerde inwerkingtreding van de afzonderlijke of onderdelen daarvan
van het tot wet verheven wetsvoorstel mogelijk. De artikelen met het overgangsrecht
(artikelen XI tot en met XIII) en het artikel voor overgang van archiefbescheiden
in verband met de overgang van het markttoezicht van de Nederlandse Zorgautoriteit
(hierna: NZa) naar de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) worden aangepast
aan de gewijzigde inwerkingtredingsbepaling.
Deze nota van wijziging past het wetsvoorstel ook aan in verband met wijzigingen van
de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) ingevolge de inwerkingtreding van:
a. de Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming;
b. de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie en
c. de Verzamelwet VWS 2018.
Deze nota van wijziging bevat tenslotte aanpassingen van louter technische en ondergeschikte
aard van het wetvoorstel.
Continuering van het huidige verbodsstelsel
Het wetsvoorstel ging uit van een omslag van het verbodsstelsel naar een gebodsstelsel
(van «gereguleerd, tenzij» naar «vrij, mits»). In een gebodsstelsel zijn de prestatiebeschrijvingen
vrij tenzij voor de betrokken zorgvorm is bepaald dat die onder de prestatieregulering
van de WWmg. valt. In een verbodsstelsel vallen alle prestatiebeschrijvingen onder
de prestatieregulering van de Wmg, tenzij voor de betrokken zorgvorm een vrijstelling
van de prestatieregulering is vastgesteld. Het algemene verbod om een prestatie in
rekening te brengen als daar niet eerst door de NZa een prestatiebeschrijving voor
is vastgesteld, zou daarmee worden opgeheven. Hiermee werd meer ruimte aan ziektekostenverzekeraars
en zorgaanbieders geboden om zelf afspraken te maken over welke prestatiebeschrijving
gehanteerd wordt voor het declareren van zorg.
Vanwege de reacties op deze voorgestelde wijziging is dit onderdeel van het wetsvoorstel
nogmaals zorgvuldig bezien. Bij nader inzien wordt voorgesteld vast te houden aan
het huidige verbodsstelsel en daarnaast wel meer ruimte te creëren voor maatwerk en
innovatie. Daarom wordt met deze derde nota van wijziging in het wetsvoorstel een
nieuw instrument geïntroduceerd; de voorlopig vrije prestatie. Hiermee zijn zorgaanbieders
en ziektekostenverzekeraars, onder voorwaarden, gezamenlijk in staat om via een laagdrempelige
procedure snel nieuwe zorginnovaties of maatwerk te leveren in de plaats van door
de NZa beschreven prestaties.
Voorlopig vrije prestatie
Doelstelling
De voorgestelde regeling van de voorlopig vrije prestatie biedt voor de zorgaanbieders
en ziektekostenverzekeraars van de patiënten of cliënten een aanvullende mogelijkheid
om maatwerk en innovatie overeen te komen zonder de bestaande beperkingen. De overeengekomen
voorlopige vrije prestatie hoeft namelijk in de eerste plaats niet te passen binnen
reeds door de NZa vastgestelde prestatiebeschrijvingen. De zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar
behoeven daarnaast geen aanvraagprocedure bij de NZa te doorlopen. Een melding van
de overeengekomen prestatiebeschrijving aan de NZa volstaat. De zorgaanbieders kunnen
direct na de melding de overeengekomen prestatiebeschrijving hanteren. Vertraging
en verlies van concurrentievoorsprong worden zo voorkomen. Zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars
worden hiermee in staat gesteld en gestimuleerd om beter in te spelen op de wensen
van de patiënt of cliënt. Zij kunnen de overeengekomen vrije prestaties gebruiken
in de plaats van door de NZa beschreven reguliere prestaties.
Innovatie en maatwerk dragen bij aan verbetering van kwaliteit en doelmatigheid van
de zorg. De huidige regels voor experimenten en zogenaamde facultatieve prestaties
bieden weliswaar mogelijkheden voor de bekostiging van maatwerk en innovatie, maar
hebben ook hun beperkingen. De beperkingen bestaan in een aantal gevallen uit het
vereiste dat een door de zorgaanbieder en ziektekostenverzekeraar overeengekomen prestaties
binnen een door de NZa vastgestelde prestatiebeschrijving moet passen. Zie in dit
verband bijvoorbeeld de prestaties in de Beleidsregel integrale geboortezorg.1 In andere gevallen is vereist dat de zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar
een aanvraagprocedure bij de NZa moeten doorlopen. Zie in dit verband bijvoorbeeld
de Beleidsregel innovatie voor kleinschalige experimenten2 en de facultatieve prestatie in de Beleidsregel prestatiebeschrijvingen voor farmaceutische
zorg.3
Het evaluatierapport van de NZa over 2014–2017 van Adviesbureau Andersson Elffers
Felix (AEF) laat zien dat een aantal partijen het te lang vindt duren om wijzigingen
in prestaties van de grond te krijgen.4 Ook wordt gesignaleerd dat de instrumenten voor het aanjagen van innovatie niet het
gehoopte effect hebben en dat innovaties daardoor onvoldoende van de grond komen.
Een aantal partijen vindt dat de aanvraagprocedure voor kleinschalige experimenten
een te lange doorlooptijd heeft en te veeleisend is voor de indieners.
Voorlopig vrije prestatie
Om te zorgen dat veelbelovende innovaties en nieuwe initiatieven gericht op meer maatwerk
voor de patiënt of cliënt snel kunnen worden ingevoerd, bevat deze derde nota van
wijziging het voorstel dat zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars, voor aangewezen
vormen van zorg en gedurende een afgebakende periode, zorgprestaties kunnen declareren
waarover zij zelf afspraken hebben gemaakt. De zorgaanbieder kan dus een tarief declareren
zonder dat hij daarvoor een prestatiebeschrijving van de NZa nodig heeft. Voorlopig
van prestatieregulering vrijgestelde prestaties houden vanzelfsprekend ook vrije tarieven
in, omdat de NZa alleen tarieven kan vaststellen voor door haar beschreven prestaties.
De (delen van) vormen van zorg waarvoor de zorgaanbieders en de ziektekostenverzekeraars
voorlopig vrije prestaties kunnen afspreken, worden aangewezen bij ministeriële regeling.
Voor een vorm van zorg die is opgenomen in deze ministeriële regeling kunnen een zorgaanbieder
en een ziektekostenverzekeraar van de patiënt of cliënt een voorlopig vrije prestatie
en een prijs overeenkomen. Elke overeengekomen innovatie voor een vorm van zorg zoals
opgenomen in de ministeriële regeling, mag na melding bij de NZa dan direct voor een
bepaalde periode in rekening worden gebracht zonder dat daarvoor een prestatiebeschrijving
en in voorkomend geval een tarief hoeft te worden aangevraagd bij de NZa.
Wanneer (een deel van) een vorm van zorg wordt opgenomen in de ministeriële regeling
blijven de door de NZa reeds vastgestelde reguliere prestatiebeschrijvingen bestaan.
De zorgaanbieder moet die hanteren indien hij met de ziektekostenverzekeraar van de
patiënt of cliënt geen voorlopig vrije prestatie is overeengekomen. Er geldt dus voor
de in de ministeriële regeling aangewezen vorm van zorg geen contractvereiste. De
zorgaanbieder kan zonder overeenkomst met een ziektekostenverzekeraar die vorm van
zorg verlenen met gebruik van de door de NZa vastgestelde reguliere prestatiebeschrijvingen.
Hij kan echter alleen die vorm van zorg leveren met gebruik van een voorlopig vrije
prestatie indien hij die met een ziektekostenverzekeraar is overeengekomen. Voorwaarde
is dat de NZa de overeengekomen voorlopig vrije prestatie op het punt van de aan de
patiënt(en) respectievelijk de cliënt(en) te leveren zorg niet reeds in een collectieve
prestatiebeschrijving of een voor de zorgaanbieder geldende individuele prestatiebeschrijving
heeft opgenomen. Verder kwalificeren verschillen in de locatie van zorgverlening of
te hanteren declaratie- en betaaltermijnen, kwalificeren daarbij niet als verschillen
op het punt van de te leveren zorg. Een voorlopige vrije prestatie draagt dan immers
niet bij aan meer maatwerk en innovatie.
Indien een patiënt of een cliënt van een zorgaanbieder niet is verzekerd bij de ziektekostenverzekeraar
waarmee de voorlopig vrije prestatiebeschrijving is overeengekomen en gemeld, is een
reguliere door de NZa vastgestelde prestatiebeschrijving van toepassing. Wanneer die
patiënt ook de innovatieve zorgprestatie wenst, dient de zorgaanbieder met de ziektekostenverzekeraar
van de patiënt in overleg te treden voor het overeenkomen en melden van eenzelfde
voorlopig vrije prestatie.
Vervolgens wordt, binnen de termijn uit de ministeriële regeling voor de voorlopig
vrije prestatie, op aanvraag door de NZa beoordeeld of deze voorlopig vrije prestatie
onderdeel kan worden van de reguliere tarief- en prestatieregulering. Een andere mogelijkheid
is dat de betrokken vorm van zorg bij algemene maatregel van bestuur voor onbepaalde
tijd wordt vrijgesteld van de prestatie- en tariefregulering van de Wmg. De regering
zal in een dergelijk geval het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG
(Bub WMG) aanpassen. Tot slot kan het ook zo zijn dat de prestatie niet wordt opgenomen
als reguliere prestatie.
Schematisch ziet het voorgaande er als volgt uit:
Ministeriële regeling
De precieze uitwerking van de voorlopig vrije prestatie vindt plaats via een ministeriële
regeling. Ten behoeve van opname in de ministeriële regeling wordt per zorgvorm bekeken
of deze klaar is voor deze stap. Dit betreft alle vormen van zorg die onder de reikwijdte
van de Wmg vallen. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de Minister
van VWS) dan wel de Minister voor Medische Zorg zal hierbij onder andere kijken naar
het gedrag van zorgaanbieders op de zorgverleningsmarkt, het gedrag van ziektekostenverzekeraars
en cliënten op de zorginkoopmarkt en de beperking van negatieve externe effecten.
Voordat een zorgvorm wordt opgenomen in de ministeriële regeling, zal worden bezien
of bij de voorlopige vrijstelling de publieke randvoorwaarden zoals opsporing en handhaving
door ketenpartners als het Openbaar Ministerie mogelijk blijft in het kader van de
fraudebestrijding, en of de risicoverevening en het eigen risico kunnen worden uitgevoerd.
Overigens gelden deze twee laatste vormen van afgeleid gebruik alleen voor verzekerde
zorg op grond van de Zvw. Daarnaast zal de NZa worden gevraagd om een uitvoerbaarheids-
en handhaafbaarheidstoets uit te voeren bij het concept voor de ministeriële regeling.
De ministeriële regeling wordt voorgehangen bij de beide kamers der Staten-Generaal.
Voor vormen van zorg die zich lenen voor de mogelijkheid van een tijdelijke vrijstelling
kan worden gedacht aan sectoren waarbij de extramurale zorglevering al vrijgesteld
is van de tarief- en prestatieregulering, maar waarbij de intramurale zorglevering
nog wel wordt gereguleerd, bijvoorbeeld optometrie, orthoptie, podotherapie en huidtherapie.
Ook kan worden gedacht aan sectoren waar in de eerdere evaluatie van de Wmg is gebleken
dat in beperkte mate gebruik wordt gemaakt van de door de NZa vastgestelde prestatiebeschrijvingen,
bijvoorbeeld voor bepaalde vormen van aanvullende zorg5. Via opname in de ministeriële regeling kan ruimte komen voor andere manieren van
betaling en inrichting van de bekostiging. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het momenteel
lopende experiment voor de wijkverpleging of mogelijk aan bepaalde ketenzorgprestaties
voor nieuwe vormen van zorg binnen een domein of over twee domeinen heen (Zvw en Wlz).
Voor dit laatste is allereerst vereist dat de cliënt over een Wlz-indicatie beschikt.
Vervolgens moeten de betrokken zorgverzekeraar en de Wlz-uitvoerder afspraken maken
over de bekostiging en de financiering van de voorlopig vrije prestatie. De NZa kan
hierbij verplichten om op de declaratie aan te geven welk deel voor wiens rekening
komt (voorgestelde artikel 50, tiende lid, onderdeel e en artikel 54). Deze innovaties
kunnen dan snel starten zonder dat daarvoor eerst nieuwe prestatiebeschrijvingen en
tarieven of tariefruimten door de NZa moeten worden vastgesteld.
Het aanwijzen van een zorgvorm in de ministeriële regeling is voor een bepaalde termijn,
met een maximum van vijf jaren.
Overeenkomst
Wanneer een vorm van zorg is opgenomen in de ministeriële regeling kunnen de zorgaanbieder
en de ziektekostenverzekeraars een overeenkomst sluiten waarbij zij een voorlopig
vrije prestatie en een prijs overeenkomen. Vanzelfsprekend moet uit de overeenkomst
duidelijk blijken wat de overeengekomen prestatiebeschrijving is, welke partijen die
zijn overeengekomen en voor welke duur dat geldt. De NZa kan regels stellen met betrekking
tot vorm van zo’n overeenkomst.
De invulling van de voorlopig vrije prestatie is volledig aan zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars.
Hierbij kan worden gedacht aan een andere inhoud van de behandeling of invulling van
de zorg, een ander zorgtraject van korte of langere duur of de wijze waarop de zorg
wordt georganiseerd, binnen de reikwijdte van de Wmg. Verder is denkbaar dat de overeenkomst
tussen zorgaanbieder en ziektekostenverzekeraar ook kan inhouden dat de voorlopig
vrije prestatie alleen wordt gehanteerd bij bepaalde (patiënt)groepen of in bepaalde
situaties of als de patiënt daar vooraf ook mee heeft ingestemd. Zonder overeenkomst
tussen de zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar, zijn de reguliere prestatiebeschrijvingen
en de eventuele bijbehorende vastgestelde tarieven of tariefruimten van toepassing.
Het is van belang dat zowel zorgaanbieder als ziektekostenverzekeraar de patiënt respectievelijk
cliënt duidelijk voorlichten over de inhoud van de onderling overeengekomen prestatie
en de kosten zoals bijvoorbeeld een eigen risico dat hiermee gemoeid is. Met name
transparantieverplichtingen zijn in dit verband belangrijk. De NZa kan hiervoor ook
regels stellen. Ook de overige verplichtingen, bijvoorbeeld met betrekking tot administratie-eisen
en controle, gelden voor de voorlopig vrije prestatie. Zo moet controleerbaar blijven
of de onderling overeengekomen prestatie terecht (ten dele) ten laste van de Zvw of
de Wlz of de cliënt wordt gebracht. Op grond van het eerste lid van het huidige artikel
36 van de Wmg zijn partijen verplicht om de overeenkomst in hun administratie op te
nemen.
Het is mogelijk om met een of meerdere zorgaanbieders of ziektekostenverzekeraars
een bepaalde voorlopig vrije prestatie overeen te komen. Ook is het mogelijk voor
andere zorgaanbieders of ziektekostenverzekeraars om een reeds eerder gemelde voorlopig
prestatie overeen te komen en te melden bij de NZa.
Melding aan de NZa
Om te kunnen starten met de overeengekomen voorlopig vrije prestatie moeten de zorgaanbieder
en de ziektekostenverzekeraar deze gezamenlijk aan de NZa melden. De NZa kan regels
stellen omtrent de melding. De NZa krijgt met de melding de informatie die nodig is
om toezicht te houden op het gebruik van de voorlopig vrije prestatie.
De zorg van de betreffende voorlopig vrije prestatie kan geleverd en gedeclareerd
worden vanaf het moment van de melding. De voorlopig vrije prestatie eindigt na afloop
van de in de ministeriële regeling opgenomen termijn (met een maximum van vijf jaren)
of zoveel eerder als partijen zijn overeengekomen. Hierna kan de NZa de termijn voor
het afsluiten van de prestatie met een jaar verlengen.
Als een voorlopige vrije prestatie is gedeclareerd zonder dat aan de daarvoor geldende
eisen is voldaan, valt dit onder de verbodsbepalingen van het voorgestelde artikel
56a van de Wmg. Dit geldt dus ook als niet is voldaan aan de door de NZa te stellen
regels omtrent de melding en de vormvereisten van de overeenkomst.
Vervolgtraject
Inherent aan de voorlopig vrije prestatie is dat deze tijdelijk is. Er kan op verschillende
manieren gevolg worden gegeven aan de voorlopig vrije prestatie. Partijen kunnen allereerst
besluiten om na de melding een aanvraag in te dienen bij de NZa om de overeengekomen
vrije prestatie op te nemen in de reguliere tarief- en prestatieregulering. De NZa
toetst dan de overeengekomen prestatie volgens de geldende of nieuwe procedures. Deze
procedures kunnen ook gaan over de wijze waarop aanvragen kunnen worden gedaan, op
welk moment deze (uiterlijk) ingediend moeten worden met het oog op de reguliere onderhoudscyclus
voor de bekostigingsregels en hoe zij worden beoordeeld. Een andere mogelijkheid is
dat de betrokken vorm van zorg bij algemene maatregel van bestuur voor onbepaalde
tijd wordt vrijgesteld van de prestatie- en tariefregulering van de Wmg. De regering
zal in een dergelijk geval het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG
(hierna: Bub WMG) aanpassen. Tot slot kan het ook zo zijn dat de prestatie niet wordt
opgenomen als reguliere prestatie.
Het kan zijn dat de prestatie wordt opgenomen in een door de NZa op aanvraag of ambtshalve
vast te stellen collectieve prestatiebeschrijving of een op aanvraag vast te stellen
individuele prestatiebeschrijving. Dit kan zijn vanaf het moment dat de termijn uit
de ministeriële regeling afloopt. Het kan ook op een eerder moment plaatsvinden. De
uitkomst van de beoordeling kan ook zijn dat de NZa de prestatie nog niet als reguliere
prestatie kan vaststellen omdat eerst nog meer ervaring moet worden opgedaan met de
voorlopig vrije prestatie. De voorlopige vrijstelling kan dan worden gebruikt om die
verdere ervaring op te doen. Dit kan bijvoorbeeld ook spelen als verschillende verzoeken
worden gedaan om (deels) vergelijkbare voorlopige vrije prestaties op te nemen in
de reguliere bekostiging voor een bepaalde sector. Het opdoen van meer ervaring via
de voorlopige vrijstelling kan dan nodig zijn om te beslissen welke variant moet worden
verwerkt in de reguliere bekostiging. Indien de NZa de prestatie of deel van een prestatie
voor de te leveren zorg heeft opgenomen in een vastgestelde collectieve prestatiebeschrijving
vervalt de voorlopige vrijstelling. Wanneer de NZa de prestatie of deel van een prestatie
voor de te leveren zorg niet heeft opgenomen in een collectieve prestatiebeschrijving,
maar in een voor de zorgaanbieder geldende individuele prestatiebeschrijving, dan
vervalt de voorlopige vrijstelling voor die zorgaanbieder. De vrijstelling vervalt
niet ook voor andere zorgaanbieders die de betreffende voorlopig vrije prestatie hebben
gemeld, terwijl voor hen niet zo’n individuele prestatiebeschrijving is vastgesteld.
Een van de voorwaarden voor het mogen gebruiken van een voorlopige vrije prestatie
door een zorgaanbieder is immers dat de NZa die op het punt van de te leveren zorg
nog niet in een door haar vastgestelde prestatiebeschrijving heeft opgenomen.
Wanneer de aanvraag voor de vaststelling van een collectieve of individuele prestatiebeschrijving
door de NZa wordt afgewezen en de NZa de betreffende prestatiebeschrijving niet in
haar regelgeving opneemt, loopt de voorlopige vrijstelling door gedurende de termijn
die partijen zijn overeengekomen, met als maximale looptijd de termijn zoals opgenomen
in de ministeriële regeling. De reden hiervoor is dat zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars
niet ontmoedigd moeten worden om de nodige investeringen te treffen door onzekerheid
over de looptijd te creëren. De NZa stelt in dit kader de gehanteerde prestatiebeschrijving
en het gedeclareerde tarief achteraf niet ter discussie. Dit geldt niet indien niet
voldaan is aan al de voorwaarden voor het gebruik van een voorlopige vrije prestatie.6 De voorwaarden voor het gebruik van een voorlopig vrije prestatie zijn neergelegd
in het voorgestelde artikel 50 van de Wmg. De NZa kan eventueel aanvullende regels
van algemene aard stellen op basis van haar regelgevende bevoegdheid ingevolge het
tiende lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg.
Partijen zijn niet verplicht om na de melding een aanvraag voor een collectieve of
individuele prestatiebeschrijving in te dienen bij de NZa. In het geval dat partijen
geen aanvraag of verzoek indienen, kan de NZa contact opnemen met partijen en informeren
naar het afgesproken vervolgtraject. De NZa kan vervolgens eventueel afwegen of zij
naar aanleiding van de gemelde voorlopig vrije prestatie aanleiding ziet om ambtshalve
een collectieve prestatiebeschrijving vast te stellen vanaf het moment dat de termijn
uit de ministeriële regeling afloopt.
Naar aanleiding van deze toets of de beoordeling van een aanvraag voor een prestatiebeschrijving,
is het ook mogelijk dat de NZa geen vervolgacties kan ondernemen omdat zij hiervoor
een belemmering ziet in de wet- en regelgeving. De NZa informeert dan de Minister
van VWS respectievelijk de Minister voor Medische Zorg. Dit kan bijvoorbeeld aan de
orde zijn als er gebruik wordt gemaakt van voorlopig vrije prestatie(s) die de NZa
binnen de kaders die door VWS zijn vastgesteld niet kan vaststellen, bijvoorbeeld
in als dit een wijziging van de tariefsoort zou betekenen. Het is dan aan de Minister
van VWS om te bezien of de aanpassing van wet- en regelgeving gewenst is, dan wel
nader onderzoek vereist is en hierover met het veld verder in gesprek te gaan.
Uitvoerbaarheid
Deze nota van wijziging is voor wat betreft de voorgestelde regeling voor de voorlopig
vrije prestatie aan de NZa voorgelegd voor een uitvoerings- en handhavingstoets.
De NZa heeft op 27 maart 2019 de uitvoeringstoets en toezichts- en handhaafbaarheidstoets
voorlopige vrije prestatie uitgebracht (zie bijlage)7. Hieronder komen de onderwerpen van deze uitvoeringstoets kort aan de orde.
Om te beginnen oordeelt de NZa ten aanzien van de voorlopig vrije prestatie dat deze,
met inachtneming van de gemaakte opmerkingen, uitvoerbaar en handhaafbaar is.
In haar uitvoeringstoets geeft de NZa aan dat de precieze uitwerking van de voorlopig
vrije prestatie afhangt van de ministeriële regelingen. Bij het besluit tot opname
van een vorm van zorg in de ministeriële regeling zal onder meer (niet uitputtend)
worden gekeken naar het gedrag van zorgaanbieders op de zorgverleningsmarkt, het gedrag
van ziektekostenverzekeraars, cliënten en patiënten op de zorginkoopmarkt en de beperking
van negatieve externe effecten. Zo wordt getoetst of de transparantie voor patiënten
en cliënten, zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars is geborgd. Ook wordt bezien
of bij de voorlopige vrijstelling effectuering van de publieke randvoorwaarden, zoals
opsporing en handhaving door ketenpartners als het Openbaar Ministerie, mogelijk blijft
in het kader van de fraudebestrijding en of de risicoverevening en het eigen risico
kunnen worden uitgevoerd. De NZa heeft ook randvoorwaarden en aandachtspunten bij
vrije prestaties meegegeven in twee eerdere uitvoerbaarheidstoetsen.8 Om de uitvoerbaarheid van de voorlopig vrije prestatie inclusief de eventuele effecten
op de bestaande regulering en het toezicht nader in beeld te kunnen brengen, wijst
de NZa op het belang haar te betrekken bij deze analyses. Ook kan de NZa vanuit haar
marktexpertise adviseren welke zorgvormen in aanmerking kunnen komen voor een voorlopig
vrije prestatie. Met het oog op de betaalbaarheid van zorg en het borgen van de publieke
belangen worden bij het opstellen van de ministeriële regeling hiervoor genoemde aspecten
meegewogen. Het Ministerie van VWS zal de NZa bovendien vragen om bij de conceptregeling
een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uit te brengen.
De NZa wijst erop dat dataverzameling voor kostenonderzoek en tariefstelling voor
de reguliere bekostiging een probleem zou kunnen worden, of dat dit althans specifieke
aandachtspunten en mogelijk flankerend beleid vergt, indien de voorlopig vrije prestatie
op (zeer) grote schaal toegepast wordt. De voorlopig vrije prestatie is echter begrensd
in looptijd en de omvang zal mede afhankelijk zijn van welke vorm van zorg in de ministeriële
regeling wordt opgenomen. De verwachting is ook dat de voorlopig vrije prestatie niet
op zeer grote schaal zal worden toegepast, maar alleen wanneer een zorgaanbieder met
overeenstemming van een ziektekostenverzekeraar snel met een innovatieve vorm van
zorg wil starten, die afwijkt van de regulier geldende prestatiebeschrijvingen. Wel
zal bij de totstandkoming van de ministeriële regelingen aandacht worden besteed aan
dit aspect.
Voorts adviseert de NZa de voorlopig vrije prestatie in relatie tot de bestaande opties
om maatwerk en innovatie via de bekostiging te faciliteren (onder meer de facultatieve
prestatie en de experimenteermogelijkheid) te verduidelijken.
De NZa adviseert om niet voor te sorteren op een specifieke meldingswijze, zoals een
digitaal loket. De NZa wil dit nader vullen via haar regelgevende bevoegdheid inzake
de melding. Daarnaast wijst de NZa erop dat het van belang is dat de melding c.q.
het uitblijven van een reactie daarop niet wordt aangemerkt als signaal dat de NZa
van oordeel is dat de gemelde voorlopig vrije prestatie aan de regelgeving voldoet.
De derde nota van wijziging is op deze twee punten aangepast.
De NZa geeft aan dat het wenselijk is dat de mogelijkheid bestaat om eventuele tussentijdse
verzoeken om voorlopig vrije prestaties als reguliere prestaties vast te stellen aan
te kunnen houden. In aanvulling daarop vindt de NZa het wenselijk om na afloop van
de termijn de mogelijkheid te creëren om de gevolgen van een voorlopig vrije prestatie
voor bepaalde tijd geheel of gedeeltelijk in stand te laten. Uitgangspunt is dat de
NZa een beslissing neemt over de voorlopig vrije prestatie binnen de looptijd zoals
vermeld in de ministeriële regeling. In het vierde lid van het voorgestelde artikel
50 van de Wmg is echter wel, conform de aanbeveling van de NZa, opgenomen dat zij
de termijn voor het afsluiten van de voorlopig vrije prestatie eventueel met een jaar
kan verlengen nadat de ministeriële regeling is geëindigd.
Ook wordt in de uitvoeringstoets aangegeven dat het van belang is om een bepaling
op te nemen over een evaluatie van de voorlopig vrije prestatie en om medewerking
hieraan af te kunnen dwingen. Een belangrijk onderdeel van de voorlopig vrije prestatie
is de vrijheid voor zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars om zelf prestatiebeschrijvingen
vast te stellen, zodat innovaties snel van start kunnen gaan. Inherent aan het instrument
is dat gedurende de vrijstellingsperiode de NZa beoordeelt (en daarmee evalueert)
of de voorlopig vrije prestatie eventueel moet worden opgenomen binnen de reguliere
bekostiging. Een aparte evaluatie per voorlopig vrije prestatie is derhalve niet nodig.
Wanneer partijen niet voldoende meewerken aan het aanleveren van data ten behoeve
van de reguliere beoordeling, bieden de huidige artikelen 61, 62 en 68 van de Wmg
voldoende grondslag om de benodigde gegevens alsnog te verkrijgen.
De NZa adviseert om de verplichting om een overeenkomst op te nemen in de administratie
op grond van het huidige artikel 36, eerste lid van de Wmg in de nota van wijziging
te expliciteren. In de toelichting is benadrukt dat de administratie- en transparantiebepalingen
ook van toepassing zijn voor dit nieuwe instrument.
De ministeriële regeling bevat een wettelijke maximumtermijn. De NZa adviseert hier
een termijn van vijf jaar aan te houden. Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid
om de vrijstellingstermijn per ministeriële regeling te bepalen met een termijn van
ten hoogste vijf jaren.
De NZa signaleert het risico op incorrect declareren, wanneer binnen de vrijstellingstermijn
moet worden gedeclareerd. Immers, dit betekent dat het moment van declareren en niet
het moment van leveren (of aanvangen) van de zorg bepalend is voor de vraag welke
prestatie moet worden gedeclareerd. Dit risico is weggenomen doordat de voorlopig
vrije prestatie slechts open staat na de melding bij de NZa en afgesloten moet zijn
binnen de in de ministeriële regeling opgenomen termijn. Dit is neergelegd in het
derde lid, onderdeel g, van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg.
De NZa merkt op dat een individuele prestatiebeschrijving er niet toe kan leiden dat voor andere partijen de voorlopige
prestatiebeschrijving vervalt. Dit is nu expliciet bepaald in het derde lid, onderdeel
b, van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg.
Daarnaast acht de NZa het van belang in de toelichting nader af te bakenen wat wel
en niet wordt verstaan onder «daadwerkelijk inhoudelijk afwijken van bestaande prestaties».
Het is inherent aan de voorlopig vrije prestatie dat de zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar
een prestatie overeenkomen die inhoudelijk voldoende afwijkt van de reguliere prestatiebeschrijvingen.
Innovatie en maatwerk zijn tenslotte beoogd met de voorlopig vrije prestatie. Zoals
hiervoor aangegeven kwalificeren verschillen in de locatie van zorgverlening of te
hanteren declaratie- en betaaltermijnen daarbij niet als verschillen op het punt van
de te leveren zorg. Op voorhand is niet duidelijk op welke wijze geïnnoveerd zal worden:
een enge omschrijving van wat als inhoudelijke afwijking van bestaande prestaties
kwalificeert, heeft een remmende werking op innovatie en staat haaks op de doelstelling
van de voorlopig vrije prestatie.
De NZa stelt voor te verduidelijken dat het niet voldoen aan de door de NZa te stellen
regels omtrent de melding en de vormvereisten van de overeenkomst, valt onder de verbodsbepalingen
van het voorgestelde artikel 56a van de Wmg van het wetsvoorstel. Het voorstel van
de NZa is neergelegd in het derde lid, onderdelen e en f, van het voorgestelde artikel
50 van de Wmg. Een zorgaanbieder voldoet dan niet aan alle voorwaarden voor de voorlopige
vrije prestatie, en mag dan geen gebruik maken van de regeling van de voorlopig vrije
prestatie. Hij handelt gezien het eerste en vijfde lid van het voorgestelde artikel
56a van de Wmg in strijd met het verbod van het eerste lid, van dat artikel, indien
hij zonder de te voldoen aan alle daarvoor geldende voorwaarden, gebruik maakt van
de regeling van de voorlopige vrije prestatie.
De verbetersuggesties van de NZa zijn verwerkt in de tekst van het wetsvoorstel respectievelijk
verder verduidelijkt in de artikelsgewijze toelichting.
Artikelsgewijze toelichting
A (artikel 1 van de Wmg)
De wijziging in onderdeel A, onder 1, betreft een aanpassing aan artikel XII, onderdeel
A, van de Verzamelwet VWS 2018, dat met ingang van 1 januari 2019 in werking is getreden.
De wijzigingen in onderdeel A, onder 2 en 4 betreffen aanpassingen aan artikel 9.7,
onderdeel B, van de Aanpassingswet Algemene verordening gegevensbescherming dat met
ingang van 28 juli 2018 in werking is getreden.
De wijziging in onderdeel A, onder 3, houdt een aanpassing in aan een vernummering
in het voorgestelde artikel 50 van de Wmg.
Op basis van onderdeel A, onder 5, vervallen vier begripsomschrijvingen in het voorgestelde
eerste lid, van artikel 1 van de Wmg. Het vervallen van de zinsneden vloeit voort
uit de intrekking van het wetsvoorstel VTO Wmg.
Onderdeel A, onder 6, bevat een correctie van een foutieve verwijzing. Het voorgestelde
eerste lid van artikel 1 van de Wmg bevat met ingang van 1 januari 2019 een alfabetische
volgorde en geen afzonderlijke onderdelen meer.
B (artikel 2 van de Wmg)
Deze nota van wijziging voorziet in de vervanging van het gebodsstelsel door het nu
geldende verbodsstelsel voor de prestatiebeschrijvingen. Dit houdt in dat het verboden
is om een tarief in rekening te brengen voor een prestatie indien de NZa daarvoor
niet eerst een prestatiebeschrijving heeft vastgesteld. De prestaties van zorgaanbieders
vallen onder de prestatieregulering van de Wmg, tenzij ze daarvan zijn vrijgesteld.
In verband hiermee wordt aan het voorgestelde tweede lid van artikel 2 van de Wmg
de mogelijkheid weer toegevoegd om bij algemene maatregel van bestuur een vorm van
zorg vrij te stellen van prestatie-en tariefregulering onder de Wmg. Op basis van
het wetsvoorstel bestond de mogelijkheid om een vorm van zorg voor een deel van de
Wmg vrij te stellen uitsluitend voor forensische zorg. Het huidige tweede lid van
artikel 2 maakt het ook mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur een andere
vorm van zorg voor een deel van de Wmg vrij te stellen.
Het gewijzigde tweede lid voegt de mogelijkheid toe om aan de vrijstelling van de
prestatie- en tariefregulering voor een vorm van zorg de voorwaarde van een overeenkomst
met een ziektekostenverzekeraar te verbinden. Het ontbreken van een dergelijke overeenkomst
heeft dan tot gevolg dat de betrokken zorgaanbieder wel onder de prestatieregulering
valt en derhalve door de NZa vastgestelde prestatiebeschrijvingen en de eventueel
daarbij vastgestelde tarieven moet hanteren. Er geldt dus geen contractvereiste voor
de betrokken vorm van zorg. De zorgaanbieder kan zonder overeenkomst met een ziektekostenverzekeraar
die vorm van zorg verlenen met gebruik van de door de NZa vastgestelde reguliere prestatiebeschrijvingen.
Hij kan die vorm van zorg slechts leveren met gebruik van een voorlopig vrije prestatie
indien hij die met een ziektekostenverzekeraar is overeengekomen.
Het ingevoegde vijfde lid betreft de verklaring van geen bezwaar van de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, respectievelijk de Minister voor Medische Zorg.
De verklaring van geen bezwaar is een voorafgaande toestemming die de NZa voor de
toekenning van bepaalde beschikbaarheidbijdragen. Het betreft een toestemming als
bedoeld in artikel 10:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Artikel 10:27 in verbinding met artikel 10:32, eerste lid, van de Awb, bepaalt dat
een andere onthoudingsgrond dan strijd met het recht, moet worden neergelegd in de
Wmg. Het ingevoegde vijfde lid voorziet in de vereiste regeling op het niveau van
de formele wet voor de andere onthoudingsgronden.
De wijziging in onderdeel B, onder 3, betreft een aanpassing aan de invoeging van
een nieuw lid met bijbehorende vernummering in artikel 2 van de Wmg.
C (artikel 14a van de Wmg)
De NZa moet tegelijk met het op grond van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
in te dienen jaarverslag een verslag indienen waarin zij rekening en verantwoording
aflegt over genomen beschikkingen. Het gaat om beschikkingen op het gebied van de
beschikbaarheidbijdrage, de macrobeheersheffing en twee tijdelijke subsidies op grond
van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz). Het gaat voor wat betreft de beschikbaarheidbijdrage
en de twee tijdelijke Wlz-subsidies zowel om verleningsbeschikkingen en vaststellingsbeschikkingen
als om beschikkingen tot verlening van een voorschot. De desbetreffende beschikkingen
hebben financiële gevolgen voor het Zorgverzekeringsfonds (hierna: Zvf) en het Fonds
langdurige zorg (hierna: Flz) die het Zorginstituut Nederland (hierna: Zorginstituut)
beheert. Aangezien de NZa de bovenbedoelde beschikkingen heeft genomen moet zij daarover
rekening en verantwoording afleggen en daarop accountantscontrole laten uitvoeren.
De taken van het Zorginstituut beperken zich tot:
de uitbetaling van door de NZa vastgestelde beschikbaarheidbijdragen en tijdelijke
Wlz-subsidies en verleende voorschotten daarop;
het in ontvangst nemen van betalingen van de door de NZa teruggevorderde bedragen
en van door de NZa in rekening gebrachte macrobeheersheffingen; en
het administreren van de lasten, baten, ontvangsten en uitgaven ten behoeve van het
beheer van het Zvf en het Flz.
Het Zorginstituut gebruikt de rekening en verantwoording van de NZa met de bijbehorende
accountantsproducten voor zijn verantwoording van het beheer van het Zvf en het Flz
over het afgelopen kalenderjaar. Op grond van het gewijzigde eerste lid van het voorgestelde
artikel 14a van de Wmg geeft de NZa in haar verslag rekening en verantwoording over
beschikkingen die betrekking hebben op het afgelopen kalenderjaar of daaraan voorafgaande
kalenderjaren en het exploitatiesaldo van het Zvf en het Flz over het afgelopen kalenderhaar
beïnvloeden. De in het afgelopen kalenderjaar door de NZa genomen beschikkingen die
betrekking hebben op een daaropvolgend kalenderjaar beïnvloeden het exploitatiesaldo
van het Zvf en het Flz over het afgelopen kalenderjaar niet. Het tweede lid is vernummerd
tot het derde lid van het voorgestelde artikel 14a van de Wmg. Het ingevoegde tweede
lid bepaalt dat de NZa ook een weergave van de financiële gevolgen voor het Zvf en
het Flz over het afgelopen kalenderjaar van de beschikkingen in haar verslag moet
opnemen. Het derde lid van het voorgestelde artikel 14a van de Wmg is vernummerd tot
het vijfde lid. Het ingevoegde vierde lid bepaalt dat de accountantscontrole van het
verslag van de NZa ook omvat:
het voldoen van de beschikkingen aan het bij of krachtens de Wmg respectievelijk de
Wlz;
de rechtmatigheid van de beschikkingen tot vaststelling van een beschikbaarheidbijdrage
of een Wlz-subsidie dan wel van beschikkingen inzake de macrobeheersheffing.
De beschikkingen tot verlening van een beschikbaarheidbijdrage respectievelijk van
een tijdelijke Wlz-subsidie en beschikkingen tot verlening van voorschotten op die
bijdrage of die subsidie vallen buiten de controle op de rechtmatigheid. De ontvangers
van de beschikbaarheidbijdragen of de tweede tijdelijke Wlz-subsidies verantwoorden
zich namelijk richting de NZa pas in het kader van de vaststelling van die bijdragen
of subsidies over de bestedingen. De NZa heeft bij de verleningsbeschikkingen en voorschotbeschikkingen
geen zicht op de bestedingen van de ontvangers van de beschikbaarheidbijdragen en
van de twee tijdelijke Wlz-subsidies.
D (artikel 16 van de Wmg)
Onderdeel d betreft een aanpassing aan artikel XII, C, onder 1, van de Verzamelwet
VWS 2018 dat met ingang van 1 januari 2019, in werking is getreden. Artikel I, onderdeel
g, onder 2, van het wetsvoorstel kan in verband daarmee vervallen.
E (artikel 20 van de Wmg)
De wijziging in onderdeel E, onder 1, betreft een redactionele correctie. De tekst
van de Wmg bevat op basis van het wetsvoorstel niet het begrip «collectieve tariefbesluit»
maar wel «tarief» respectievelijk «tariefruimte». De wijzigingen in onderdeel E, onder
2 en 3, betreffen een aanpassing aan de intrekking van het wetsvoorstel VTO WMG. Het
voorgestelde tweede lid van artikel 20 van de Wmg heeft op basis van artikel I, onderdeel
I, onder 2, van het wetsvoorstel, slechts betrekking op collectieve prestatiebeschrijvingen
met bijbehorende tarieven respectievelijk tariefruimte.
F (artikel 27 van de Wmg)
Het vervallen van artikel I, onderdeel M, hangt samen met de wijziging van de tekst
van artikel 27 van de Wmg op basis van artikel XII, onderdeel D, van de Verzamelwet
VWS 2018 dat met ingang van 1 januari 2019 in werking is getreden.
G (artikel 36 van de Wmg)
De wijzigingen in onderdeel G vloeien voort uit de wijzigingen van het voorgestelde
artikel 50 van de Wmg in verband met het ongedaan maken van de omslag van het verbodsstelsel
naar het gebodsstelsel. Er wordt in het voorgestelde tweede lid van artikel 36 van
de Wmg onderscheid gemaakt tussen prestaties en delen van prestaties waar de tariefsoort
«vrij tarief» geldt en andere prestaties.
H (artikel 43 van de Wmg)
Artikel II, onderdeel A, van de Wet implementatie richtlijn verzekeringsdistributie,
stelt de tekst van artikel 43, tweede lid, van de Wmg, opnieuw vast. Artikel II, onderdeel
A, van de bovenbedoelde wet, is met ingang van 1 oktober 2018 in werking getreden.
Artikel I, onderdeel S van het wetsvoorstel kan in verband daarmee vervallen.
I (artikel 48 van de Wmg)
Er wordt aan het voorgestelde in te voegen onderdeel n van artikel 48, eerste lid,
van de Wmg, een puntkomma toegevoegd. Het wetsvoorstel voegt in dat eerste lid nog
een onderdeel o toe, onderdeel n is daarmee dus niet langer het laatste onderdeel
van dat lid.
J (artikel 50 van de Wmg)
Het eerste lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg bevat het verbodsstelsel
voor de prestatiebeschrijving. Het is voor een zorgaanbieder verboden om bij het in
rekening brengen van een tarief voor een prestatie een andere dan de door de NZa vastgestelde
(toepasselijke) prestatiebeschrijving te gebruiken. De in het wetsvoorstel opgenomen
grondslag voor regelingen voor de aanwijzing van de vormen van zorg voor prestatieregulering
kan in dat verband hiermee vervallen.
Het derde lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg bevat de regeling voor de
voorlopige vrije prestaties. Die regeling houdt in dat een zorgaanbieder bij het gedurende
een bepaalde periode in rekening brengen van een tarief, een andere prestatiebeschrijving
dan de toepasselijke door de NZa vastgestelde (reguliere) prestatiebeschrijving mag
hanteren. De zorgaanbieder kan de regeling voor de voorlopige vrije prestaties hanteren
zonder dat hij met de ziektekostenverzekeraar daarvoor een aanvraag bij de NZa hoeft
in te dienen of een voorafgaand ambtshalve genomen besluit van de NZa nodig heeft.
Dit bevordert naar verwachting het snel tot stand komen van nieuwe zorgprestaties
en daarmee maatwerk en innovatie.
Er gelden acht voorwaarden voor het gebruik van de regeling voor de voorlopige vrije
prestatie. De zorgaanbieder valt, indien niet aan die voorwaarden wordt voldaan ingevolge
het eerste lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg, onder de prestatieregulering.
De eerste voorwaarde houdt in dat de prestatie of deel van een prestatie een vorm
van zorg betreft die onderscheidenlijk behoort tot de voor de regeling van de voorlopige
vrije prestaties aangewezen vormen van zorg. Die aanwijzing vindt op grond van het
derde lid, onderdeel a, plaats bij regeling van de Minister van VWS respectievelijk
de Minister voor Medische Zorg.
De tweede voorwaarde betekent dat de NZa de voorlopige vrije prestatie op het punt
van de inhoud van de aan de patiënt(en) respectievelijk de cliënt(en) te leveren zorg
niet in een door haar vastgestelde collectieve prestatiebeschrijving of voor de betrokken
zorgaanbieder geldende individuele prestatiebeschrijving heeft opgenomen. Een afwijking
voor wat betreft louter de locatie van zorgverlening of te hanteren declaratie- en
betaaltermijnen, kwalificeert daarbij niet als verschil op het punt van de aan de
patiënt of de cliënt te leveren zorg. Een voorlopig vrije prestatie zou dan niet bijdragen
aan meer maatwerk en innovatie en bovendien gelegenheid bieden voor het ontgaan aan
eventuele geldende tariefregulering van de NZa. Een zorgaanbieder kan vanaf het moment
dat de NZa de betrokken prestatie in een collectieve prestatiebeschrijving of een
voor hem geldende individuele prestatiebeschrijving heeft opgenomen, voor die prestatie
geen gebruik meer maken van de regeling voor de voorlopige vrije prestatie. De zorgaanbieder
valt dan weer onder de prestatieregulering van het eerste lid van het voorgestelde
artikel 50 van de Wmg.
De derde voorwaarde bestaat eruit dat de zorgaanbieder de andere prestatiebeschrijving
met de ziektekostenverzekeraar van de patiënt dan wel cliënt voor een bepaalde periode
is overeengekomen. De overeenkomst moet in ieder geval de informatie bevatten over
de betrokken partijen en de duur waarvoor zij is afgesloten. De zorgaanbieder en de
ziektekostenverzekeraar kunnen in hun overeenkomst de toepassing van de overeengekomen
voorlopige vrije prestatie beperken tot een bepaalde categorie van de verzekerden
van de ziektekostenverzekeraar. De NZa kan op basis van het voorgestelde tiende lid,
onderdeel c, nadere eisen stellen aan de vorm van die overeenkomst.
De vierde voorwaarde houdt in dat de overeenkomst van de zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar
voldoet aan de door de NZa eventuele vastgestelde nadere eisen.
De vijfde voorwaarde houdt in dat de prestatie of het deel van een prestatie waarvoor
de zorgaanbieder een tarief in rekening brengt, voldoet aan en past binnen de overeengekomen
andere prestatiebeschrijving.
De zesde voorwaarde houdt in dat de zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar de
overeengekomen andere prestatiebeschrijving gezamenlijk aan de NZa kenbaar hebben
gemaakt via een melding die voldoet aan de door de NZa vastgestelde nadere regels
voor de wijze van melding en de daarbij te voegen gegevens. De NZa kan krachtens het
tiende lid, onderdeel d, dergelijke nadere regels vaststellen. De zorgaanbieder en
de ziektekostenverzekeraar moeten die melding hebben gedaan voorafgaand aan het gebruik
van de overeengekomen voorlopig vrije prestatie.
De zevende voorwaarde bestaat eruit dat de prestatie waarop de andere prestatiebeschrijving
betrekking heeft, is aangevangen na de melding aan de NZa en is afgesloten binnen
de daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde periode van ten hoogste vijf jaren.
De achtste voorwaarde houdt in dat het in rekening gebrachte tarief betrekking heeft
op zorg aan een patiënt die een verzekerde is van de ziektekostenverzekeraar waarmee
de zorgaanbieder de voorlopig vrije prestatie is overeengekomen.
De NZa kan binnen de vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaren de andere prestatiebeschrijving
ambtshalve of op aanvraag als toepasselijke collectieve prestatiebeschrijving of als
een voor de zorgaanbieder geldende individuele prestatiebeschrijving vaststellen.
De zorgaanbieder valt ook voor wat betreft die andere prestatiebeschrijving weer onder
de prestatieregulering van artikel 50, eerste lid, van de Wmg.
Een andere mogelijkheid is dat de NZa de andere prestatiebeschrijving niet ambtshalve
of op aanvraag als toepasselijke collectieve prestatiebeschrijving of als toepasselijke
voor de zorgaanbieder geldende individuele prestatiebeschrijving vaststelt. Dit bekent
dat de zorgaanbieder de andere prestatiebeschrijving na afloop van de vastgestelde
termijn van ten hoogste vijf jaren niet langer kan hanteren bij het in rekening brengen
van een tarief. Er kan ten slotte in de bovenbedoelde periode van ten hoogste vijf
jaren ook een wijziging van het Bub WMG plaatsvinden op basis waarvan de desbetreffende
vorm van zorg voor onbepaalde tijd is vrijgesteld van de prestatie- en tariefregulering
van de Wmg. De zorgaanbieder kan dan de andere prestatiebeschrijving voor onbepaalde
tijd gebruiken, zonder aan de acht voorwaarden voor het gebruik van de regeling voor
de voorlopige vrije prestaties te hoeven voldoen. Het Bub WMG kan op basis van het
voorgestelde tweede lid van artikel 2 van de Wmg wel een overeenkomst met een ziektekostenverzekeraar
als voorwaarde stellen voor de vrijstelling van de prestatie- en tariefregulering
van de Wmg.
Het vierde lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg, geeft de NZa de bevoegdheid
om, indien de zorgaanbieder en de ziektekostenverzekeraar de andere prestatiebeschrijving
tijdig aan de NZa hebben gemeld, de periode voor het afsluiten van de prestatie met
een jaar te verlengen. De NZa zal deze bevoegdheid gebruiken wanneer extra tijd nodig
is voor de vaststelling van de betrokken voorlopige vrije prestatie als toepasselijke
collectieve of als toepasselijke voor de zorgaanbieder geldende individuele prestatiebeschrijving
dan wel de inwerkingtreding van een gewijzigd Bub WMG. De NZa kan met gebruik van
die bevoegdheid continuïteit van het gebruik van die andere prestatiebeschrijving
realiseren. De zorgaanbieder zou anders in afwachting van de vaststelling door de
NZa als toepasselijke collectieve of individuele prestatiebeschrijving dan wel de
inwerkingtreding van een gewijzigd Bub WMG die andere prestatiebeschrijving tijdelijk
niet meer mogen hanteren. Uitgangspunt is wel dat de in de ministeriële regeling opgenomen
vrijstellingstermijn ruim genoeg is om het vervolgtraject af te ronden.
De Minister van VWS respectievelijk de Minister voor Medische Zorg stelt ingevolge
het vijfde lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg, voor een prestatie of een
deel van een prestatie, de tariefsoort vast. Het kan gaan om een vrij tarief, vast
tarief, minimumtarief, maximumtarief of een bandbreedtetarief.
Er geldt op basis van het zesde lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg, de
tariefsoort «vrij tarief» voor een voorlopig vrije prestatie. De NZa kan immers alleen
voor een door haar vastgestelde prestatie een tarief dan wel een tariefruimte vaststellen.
Het moet bij een voorlopig vrije prestatie wel gaan om een nieuwe prestatie die daadwerkelijk
inhoudelijk afwijkt van bestaande prestatiebeschrijvingen van de NZa. De regeling
voor de voorlopige vrije prestaties biedt dus geen basis om buiten het bereik van
onwelgevallige tariefregulering te geraken.
Het zevende en achtste lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg zijn ontleend
aan het huidige zevende lid van dat artikel in het wetsvoorstel. Het negende lid van
het bovenbedoelde artikel komt inhoudelijk overeen met het huidige achtste lid van
artikel 50 van de Wmg in het wetsvoorstel. Het tiende lid van het bovenbedoelde artikel
komt, met uitzondering van de grondslagen voor nadere regels van de NZa met betrekking
tot voorlopige vrije prestaties en aanvragen voor prestatiebeschrijvingen en tarieven,
inhoudelijk overeen met het huidige negende lid van het voorgestelde artikel 50 van
de Wmg.
Het elfde lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg, bepaalt dat de tariefsoorten
en de andere toepasselijke regels worden vastgesteld door de Minister voor Rechtsbescherming
in overeenstemming met de Minister van VWS dan wel met de Minister voor Medische Zorg.
De Minister voor Rechtsbescherming kan daarbij forensische zorg ook onder regelingen
voor experimenten en voorlopig vrije prestaties laten vallen.
K (artikel 51 van de Wmg)
De wijzigingen in het tweede en derde lid van het voorgestelde artikel 51 van de Wmg
betreffen aanpassingen in verband met het gewijzigd artikel 50 van die wet.
Het ingevoegde vierde lid van het voorgestelde artikel 51 van de Wmg bevat de grondslag
voor het stellen van nadere regels met betrekking tot de aanvraag voor een collectieve
prestatiebeschrijving. De NZa kan in die nadere regels onder meer voorschrijven dat
een aanvraag gezamenlijk door een of meer zorgaanbieders en een of meer ziektekostenverzekeraars
moet worden gedaan. De NZa kan uiteraard ook in haar nadere regels andere eisen stellen
met betrekking tot een aanvraag voor een collectieve prestatiebeschrijving. Het tot
tiende lid vernummerde negende lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg bevat
in verband met het bovenstaande geen grondslag meer voor het stellen van nadere regels
met betrekking tot de aanvraag voor een collectieve prestatiebeschrijving.
De wijzigingen in het tot het vijfde lid vernummerde vierde lid vloeien voort uit
het gewijzigde voorgestelde artikel 50 van de Wmg en het ingevoegde vierde lid. De
wijzigngen in het tot achtste en negende lid vernummerde zevende en achtste lid vloeien
voort uit het gewijzigde artikel 50 van de Wmg. In onderdeel b van het tot negende
lid vernummerde achtste lid wordt verwezen naar experimenten in het algemeen. Een
vrij tarief kan voortvloeien uit een experiment met een vrije prestatie of uit een
experiment met een vrij tarief. Een vrije prestatie betekent immers ook een vrij tarief.
L (artikel 52 van de Wmg)
De wijziging in het tweede lid van het voorgestelde artikel 52 van Wmg bewerkstelligt
een betere aansluiting met het eerste lid. Een aanvraag kan immers ook een andere
tariefruimte inhouden.
Het ingevoegde derde lid van het voorgestelde artikel 51 van de Wmg bevat de grondslag
voor het stellen van nadere regels met betrekking tot de aanvraag voor een ander tarief
onderscheidenlijk andere tariefruimte. De NZa kan in die nadere regels onder meer
voorschrijven dat een aanvraag gezamenlijk door een of meer zorgaanbieders en een
of meer ziektekostenverzekeraars moet worden gedaan. De NZa kan uiteraard ook in haar
nadere regels andere eisen stellen met betrekking tot een aanvraag voor een ander
tarief onderscheidenlijk andere tariefruimte.
De wijzigingen in het tot het vierde lid vernummerde derde lid vloeien voort uit het
gewijzigde voorgestelde artikel 50 van de Wmg en het ingevoegde derde lid. De wijziging
van het tot vijfde lid vernummerde vierde lid betreft een aanpassing aan het gewijzigde
artikel 50 van de Wmg en voorziet ook in de situatie dat een zorgaanbieder voor een
deel van een prestatie een tarief in rekening brengt. De wijziging in onderdeel a
van het tot zesde lid vernummerde vijfde lid houdt een verbetering van de tekst van
dat onderdeel in. In onderdeel b van het tot zesde lid vernummerde vijfde lid wordt
verwezen naar experimenten in het algemeen. Een vrij tarief kan voortvloeien uit een
experiment met een vrije prestatie of uit een experiment met een vrij tarief. Een
vrije prestatie betekent immers ook een vrij tarief.
M (artikel 53 van de Wmg)
De wijzigingen van het eerste en derde lid en de nieuwe tekst van het voorgestelde
artikel 53 van de Wmg hangen samen met het gewijzigde artikel 50 van de Wmg in het
wetsvoorstel.
Het ingevoegde vierde lid bevat de grondslag voor het stellen van nadere regels met
betrekking tot de aanvraag voor een individuele prestatiebeschrijving. De NZa kan
in die nadere regels onder meer voorschrijven dat een aanvraag gezamenlijk door een
of meer zorgaanbieders en een of meer ziektekostenverzekeraars moet worden gedaan.
De NZa kan uiteraard in haar nadere regels andere eisen stellen met betrekking tot
een aanvraag voor een individuele prestatiebeschrijving. Het tot tiende lid vernummerde
negende lid van het voorgestelde artikel 50 van de Wmg bevat in verband met het bovenstaande
geen grondslag meer voor het stellen van nadere regels met betrekking tot de aanvraag
voor een individuele prestatiebeschrijving.
De wijzigingen in het tot vijfde lid vernummerde vierde lid en in het achtste lid
vernummerde zevende lid vloeien voort uit het gewijzigde voorgestelde artikel 50 van
de Wmg en het ingevoegde vierde lid. De wijzingen in het tot achtste lid vernummerde
zevende lid vloeien voort uit het gewijzigde artikel 50 van de Wmg. In onderdeel b
van het bovenbedoelde tot negende lid vernummerde achtste lid wordt verwezen naar
experimenten in het algemeen. Een vrij tarief kan voortvloeien uit een experiment
met een vrije prestatie of uit een experiment met een vrij tarief. Een vrije prestatie
betekent immers ook een vrij tarief.
N (artikel 54 van de Wmg)
De wijziging van het eerste lid van het voorgestelde artikel 54 van de Wmg bevordert
de redactionele consistentie van het wetsvoorstel door de regeling aan te duiden als
regeling van Onze Minister in plaats van ministeriële regeling. De wijziging van het
tweede lid betreft een redactionele verbetering van de tekst van dat lid.
O (artikel 55 van de Wmg)
Het gewijzigde eerste lid van het voorgestelde artikel 55 expliciteert dat de NZa
ambtshalve ook de voorlopige aanvaardbare kosten en de definitieve aanvaardbare kosten
van een zorgaanbieder vaststelt. De aanvaardbare kosten spelen een centrale rol in
de budgetteringssystematiek voor de kostenbeheersing. De NZa handhaaft bijvoorbeeld
via de aanvaardbare kosten voor zorg in natura die behoort tot het verzekerde pakket
van de Wet langdurige zorg, de regionale contracteerruimten van de zorgkantoorregio’s.
P (artikel 56a van de Wmg)
De nieuwe tekst van het gewijzigde artikel 56a van de Wmg houdt in de eerste plaats
verband met de het ongedaan maken van de omslag van het verbodsstelsel naar het gebodsstelsel
in het wetsvoorstel. De nieuwe tekst houdt in de tweede plaats verband met het gewijzigde
artikel 50 van de Wmg in het wetsvoorstel.
Het ingevoegde zevende lid regelt dat een zorgaanbieder voor zorg die valt onder de
reikwijdte van artikel 55, eerste lid, dus onder een budgetteringssystematiek, geen
tarief in rekening brengt zonder dat de NZa de voorlopig aanvaarbare kosten voor die
zorgaanbieder heeft vastgesteld. Het gaat dan om de aanvaardbare kosten met betrekking
tot zorg die valt onder de reikwijdte van artikel 55, eerste lid. De voorlopige en
definitieve aanvaardbare kosten spelen een centrale rol in de budgetteringssystematiek
voor de kostenbeheersing, omdat ze de inkomsten van de zorgaanbieder begrenzen. Het
sluitbedrag zorgt met de tariefopbrengsten ervoor dat de inkomsten van een zorgaanbieder
overeenkomen met zijn aanvaardbare kosten.
De mogelijkheid om bij ministeriële regeling vormen van zorg uit te zonderen van het
verbod om een tarief in rekening te brengen voor zorg die niet is geleverd, is vervallen.
Er bestaat daaraan geen behoefte meer aangezien krachtens het gewijzigde voorgestelde
tweede lid van artikel 2 van de Wmg, een vorm van zorg bij algemene maatregel van
bestuur ook kan worden uitgezonderd voor een deel van die wet.
Q (artikel 56b van de Wmg)
De wijziging van het vierde en van het vijfde lid van het voorgestelde artikel 56b
draagt bij aan de redactionele consistentie van het wetsvoorstel door de regeling
van een Minister aan te duiden als regeling van Onze Minister in plaats van ministeriële
regeling.
R (artikel 56c van de Wmg)
De wijzigingen van het voorgestelde artikel 56c van de Wmg bevorderen de redactionele
consistentie van het wetsvoorstel door de regeling van een Minister aan te duiden
als regeling van Onze Minister in plaats van als ministeriële regeling.
S (artikel 65 van de Wmg)
De wijzigingsopdrachten worden omgedraaid, eerst de wijzigingen van het bestaande
lid en vervolgens de toevoeging van een nieuw lid aan artikel 65 van de Wmg.
T (artikel 76 van de Wmg)
De wijzigingen van het eerste lid van het voorgestelde vloeit voort uit de intrekking
van het wetsvoorstel VTO Wmg. De tekst van het wetsvoorstel was gebaseerd op de aanname
dat het tot wet verheven wetsvoorstel VTO Wmg eerder in werking zou treden.
U (artikel 79 van de Wmg)
Artikel I, onderdeel TT, kan in verband met de intrekking van het wetsvoorstel VTO
Wmg vervallen.
V (artikel 82 van de Wmg)
De wijziging van het voorgestelde artikel 82 van de Wmg vloeit voort uit de intrekking
van het wetsvoorstel VTO Wmg.
W (artikel 84b van de Wmg)
De Wmg bevat met ingang van 1 april 2014 reeds een artikel 84a. De wijzigingsopdracht
wordt in verband daarmee aangepast. Er wordt na artikel 84a van de Wmg een nieuw artikel
84b in die wet ingevoegd.
X (artikel 85 van de Wmg)
De wijziging van het eerste lid van het voorgestelde artikel 85 van de Wmg houdt verband
met de intrekking van het wetsvoorstel VTO Wmg.
Y (artikel 127 van de Wmg)
Het huidige artikel 127 van de Wmg bepaalt dat de Minister van VWS voor 1 januari
2009 een evaluatie van die wet aan de beide kamers der Staten-Generaal moet sturen.
Het huidige artikel heeft dus geen materiële betekenis meer en kan vervallen. De voorhangbepaling
voor ministeriële regelingen in het wetsvoorstel, het voorgestelde artikel 126a van
de Wmg, is verplaatst naar artikel 127 van de Wmg. Er bestaat daarmee geen noodzaak
meer voor de invoeging van een nieuw artikel met voorhangbepalingen in de Wmg. De
voorhangbepaling is aangepast aan het gewijzigde artikel 50 van de Wmg in het wetsvoorstel.
Z (Instellingswet Autoriteit Consument en Markt)
De wijzigingen van de Instellingswet Autoriteit betreft de aanpassing aan de benoeming
van de Minister voor Medische Zorg.
AA (artikel 90 van de Wet financiering sociale verzekeringen)
Artikel 90, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bevat met ingang
van 1 januari 2018 een onderdeel i. Onderdeel g vormt met het vervallen van onderdeel
h niet meer het laatste onderdeel van artikel 90, tweede lid, van de Wet financiering
sociale verzekeringen. De punt aan het eind van onderdeel g wordt daarom vervangen
door een puntkomma.
BB (bijlagen van de Awb)
De wijziging van artikel VI, onderdeel A, brengt de daarin opgenomen wijzigingsopdracht
in overeenstemming met aanwijzing 5.52 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
De tekst van artikel VI, onderdeel B, wordt opnieuw vastgesteld in verband met het
feit dat de bevoegdheid voor de Autoriteit Consument en Markt tot het opleggen van
een last onder dwangsom in artikel 84b in plaats van artikel 84a van de Wmg wordt
neergelegd.
CC (samenloopbepaling)
De samenloopbepalingen met het wetsvoorstel VTO Wmg kan in verband met de intrekking
van dat wetsvoorstel vervallen. Het gewijzigde artikel Xa in het wetsvoorstel regelt
op basis van onderdeel CC de samenloop met het bij koninklijke boodschap van 19 juni
2018 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband
met versterking van de invloed van verzekerden op de zorgverzekeraar (verzekerdeninvloed
Zvw) (Kamerstukken 34 971).
DD (samenloopbepalingen) en JJ (inwerkingtredingsbepaling)
De gewijzigde inwerkingtredingsbepaling van het wetsvoorstel maakt gedifferentieerde
inwerkingtreding van de artikelen van het wetsvoorstel en onderdelen daarvan mogelijk.
De wijzigingen van de artikelen Xd en Xe hangen samen met die mogelijkheid.
EE (samenloopbepaling)
De tekst van de regeling voor de samenloop met het bij koninklijke boodschap van 8 februari
2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet toelating zorginstellingen
en enkele andere wetten teneinde investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische
zorg te bevorderen (Wet vergroten investeringsmogelijkheden in medisch-specialistische
zorg) (33 168) wordt opnieuw vastgesteld. Het gaat om een aantal correcties in verband met de huidige
tekst van de artikelen 16 72 en 79 van de Wmg en de invoeging van de artikelen 84b
en 91 in die wet ingevolge het wetsvoorstel.
FF en GG (overgangsrecht)
De wijzigingen van het voorgestelde artikel XI betreffen in de eerste plaats aanpassingen
aan de gewijzigde inwerkingtredingsbepaling die gedifferentieerde inwerkingtreding
van de artikelen en de onderdelen daarvan van het wetsvoorstel mogelijk maakt. De
wijzigingen van het voorgestelde artikel XI betreffen in de tweede plaats de verplaatsing
van de inhoud van het voorgestelde artikel XII naar het zesde lid van dat artikel.
Het voorgestelde artikel XII kan in verband daarmee vervallen.
HH (overgangsrecht)
De wijzigingen van het overgangsrecht met betrekking tot de overgang van het markttoezicht
van de NZa naar de ACM bestaan uit het aanbrengen van twee correcties. Artikel 49e
van de Wmg was abusievelijk vermeld in het voorgestelde artikel XIII. Dat artikel
heeft echter betrekking op de financiële ruimte voor de levering van zorg in natura
die behoort tot verzekerde pakket van de Wet langdurige zorg respectievelijk voor
de verstrekking van persoonsgebonden budgetten op grond van die wet en verdeling door
de NZa van die ruimte over de zorgkantoorregio’s. De tweede correctie bestaat uit
een redactionele verbetering. Een handhavingsbesluit van de NZa is gebaseerd op paragraaf
6.2, paragraaf 6.3 of paragraaf 6.4 van de Wmg en niet op alle drie tegelijk.
II (overgangsrecht)
Het voorgestelde artikel XIV heeft ook betrekking op de overgang van het markttoezicht
van de NZa naar de ACM. Artikel 49e van de Wmg ziet zoals in de toelichting op onderdeel
HH is uiteengezet niet op dat markttoezicht. De vermelding van dat artikel in het
voorgestelde artikel XIV vervalt in verband daarmee. Het voorgestelde artikel XIV
is verder aangepast aan de gewijzigde inwerkingtredingsbepaling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport