Voorstel van wet : Voorstel van wet (2e herdruk)
35 245 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156) (Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
Nr. 2 TWEEDE HERDRUK1 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regels te stellen ter
uitvoering van Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei
2018 tot wijziging van richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik
van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering,
en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/en 2013/36/EU (PbEU 2018, L 156);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt gewijzigd
als volgt:
A
In artikel 1, eerste lid, worden in alfabetische volgorde ingevoegd:
aanbieder van een bewaarportemonnee:
entiteit die diensten aanbiedt om namens haar cliënten cryptografische privésleutels
te beveiligen om virtuele valuta aan te houden, op te slaan en over te dragen;
de Nederlandsche Bank:
de Nederlandsche Bank N.V.;
gekwalificeerde deelneming:
rechtstreeks of middellijk belang van ten minste tien procent van het geplaatste aandelenkapitaal
of een daarmee vergelijkbaar belang, of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen
van ten minste tien procent van de stemrechten of een daarmee vergelijkbare zeggenschap;
virtuele valuta:
een digitale weergave van waarde die niet door een centrale bank of een overheid wordt
uitgegeven of gegarandeerd, die niet noodzakelijk aan een wettelijk vastgestelde valuta
is gekoppeld en die niet de juridische status van valuta of geld heeft, maar die door
natuurlijke personen of rechtspersonen als ruilmiddel wordt aanvaard en die elektronisch
kan worden overgedragen, opgeslagen en verhandeld;
B
Artikel 1a, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt «dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen
voor zover zij anderszins zelfstandig onafhankelijk daarmee vergelijkbare activiteiten
beroeps- of bedrijfsmatig verrichten» vervangen door «dan wel natuurlijke personen,
rechtspersonen of vennootschappen voor zover zij anderszins zelfstandig in hoofdzaak,
onafhankelijk, al dan niet via andere aan hen gelieerde natuurlijke personen, rechtspersonen
of vennootschappen, daarmee vergelijkbare activiteiten beroeps- of bedrijfsmatig verrichten».
2. Onderdeel h komt te luiden:
h. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig
bemiddelen bij het tot stand brengen en het sluiten van overeenkomsten inzake onroerende
zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, met inbegrip van het tot
stand brengen en sluiten van een overeenkomst tot huur als bedoeld in artikel 7:201
van het Burgerlijk Wetboek, voor zover de maandelijkse huurprijs een bedrag van € 10.000
of meer bedraagt;
3. Na onderdeel i worden, onder verlettering van de onderdelen j tot en met m tot n
tot en met q, vier onderdelen ingevoegd, luidende:
j. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig
bemiddelen inzake koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten,
edelstenen, edele metalen, sieraden of juwelen;
k. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig
handelen als koper of verkoper van kunstvoorwerpen, voor zover betaling van deze kunstvoorwerpen
plaatsvindt voor een bedrag van € 10.000 of meer, ongeacht of de transactie plaatsvindt
in een handeling of door middel van meer handelingen waartussen een verband bestaat;
l. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig
diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta aanbieden;
m. natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen die beroeps- of bedrijfsmatig
bewaarportemonnees aanbieden;
C
In artikel 1b, eerste en tweede lid, wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel j» vervangen
door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel n».
D
Artikel 1d, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt «artikel 1a, tweede lid, derde lid, onderdeel a, b, e, f, g
en j» vervangen door «artikel 1a, tweede lid, derde lid, onderdeel a, b, e, f, g en
j, vierde lid, onderdeel l en m».
2. In onderdeel e wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel g, h, i, k en l» vervangen
door «artikel 1a, vierde lid, onderdeel g, h, i, j, k, o en p».
3. In onderdeel f wordt «artikel 1a, vierde lid, onderdeel j» vervangen door «artikel
1a, vierde lid, onderdeel n».
E
Artikel 1f komt te luiden:
Artikel 1f
1. Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk
publiceren een verslag van de geïdentificeerde, geanalyseerde en beoordeelde nationale
risico’s op witwassen en het financieren van terrorisme, als bedoeld in artikel 7
van de vierde anti-witwasrichtlijn. Dit verslag wordt periodiek geactualiseerd.
2. Ter voorbereiding van dit verslag publiceren Onze Minister van Financiën en Onze
Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk de statistieken, bedoeld in artikel
44 van de vierde anti-witwasrichtlijn. Deze statistieken worden jaarlijks geactualiseerd.
F
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt te identificeren en redelijke maatregelen
te nemen om zijn identiteit te verifiëren, indien de cliënt een rechtspersoon is,
redelijke maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur
van de cliënt, en indien de uiteindelijk belanghebbende lid is van het hoger leidinggevend
personeel, noodzakelijke redelijke maatregelen te nemen om de identiteit te verifiëren
van de natuurlijke persoon die lid is van het hoger leidinggevend personeel, waarbij
de genomen maatregelen en de ondervonden moeilijkheden tijdens het verificatieproces
worden vastgelegd;
2. Aan het elfde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De gegevens worden in elk geval
geactualiseerd indien relevante omstandigheden van de cliënt veranderen, een instelling
op grond van deze wet verplicht is tot het opnemen van contact met de cliënt om informatie
met betrekking tot de uiteindelijk begunstigde te evalueren of de instelling daartoe
verplicht is op grond van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende
de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking
van Richtlijn 77/79/EEG (PbEU 2011, L 64).
G
In artikel 4 wordt, onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot
het derde tot en met het vijfde lid, na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij het aangaan van een nieuwe zakelijke relatie met een cliënt als bedoeld in artikel
3, tweede lid, onderdeel b, of vierde lid, beschikt de instelling over een bewijs
van inschrijving in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet
2007, en stelt de instelling vast of de uiteindelijk belanghebbenden van de cliënt
zijn opgenomen als bedoeld in artikel 15a van die wet.
H
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a en b, wordt «€ 250» vervangen door € 150».
2. Het derde en vierde lid komen te luiden:
3. Het eerste lid is niet van toepassing indien sprake is van terugbetaling in contanten
of opname in contanten van de monetaire waarde van het elektronisch geld en het terug
te betalen bedrag hoger is dan € 50, of indien sprake is van een betalingstransactie
op afstand als bedoeld in artikel 4, onderdeel 6, van de richtlijn betaaldiensten
en het betaalde bedrag hoger is dan € 50 per transactie.
4. Banken en andere financiële ondernemingen accepteren enkel betalingen verricht met
anonieme prepaidkaarten die zijn uitgegeven in derde landen, indien deze kaarten voldoen
aan eisen gelijkwaardig aan die van het eerste of derde lid.
I
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Een instelling neemt redelijke maatregelen om de achtergrond en het doel van complexe
of ongebruikelijk grote transacties, van transacties met een ongebruikelijk patroon
of zonder duidelijk economisch of rechtmatig doel te onderzoeken en onderwerpt de
gehele zakelijke relatie met de cliënt in dat geval aan een verscherpte controle.
2. De aanhef van het vierde lid komt te luiden: Onverminderd het eerste lid draagt een
bank of andere financiële onderneming die een correspondentrelatie aangaat of is aangegaan
met een respondentinstelling in een staat die geen lidstaat is en waarbij betalingen
worden verricht, er bij het aangaan van de zakelijke relatie zorg voor dat:
J
Artikel 9 komt te luiden:
Artikel 9
1. Onverminderd artikel 8, eerste lid, verricht een instelling met betrekking tot transacties,
zakelijke relaties en correspondentbankrelaties gerelateerd aan staten die op grond
van artikel 9 van de vierde anti-witwasrichtlijn in gedelegeerde handelingen van de
Europese Commissie zijn aangewezen als staten met een hoger risico op witwassen of
financieren van terrorisme de volgende verscherpte onderzoeksmaatregelen:
a. verzamelen van aanvullende informatie over die cliënten en uiteindelijk belanghebbenden;
b. verzamelen van aanvullende informatie met betrekking tot het doel en de aard van die
zakelijke relatie;
c. verzamelen van informatie over de herkomst van de fondsen die bij die zakelijke relatie
of transactie gebruikt worden en de bron van het vermogen van die cliënten en van
die uiteindelijk belanghebbenden;
d. verzamelen van informatie over de achtergrond van en beweegredenen voor de voorgenomen
of verrichte transacties van die cliënten;
e. verkrijgen van goedkeuring van het hoger leidinggevend personeel voor het aangaan
of voortzetten van die zakelijke relatie;
f. verrichten van verscherpte controle op die zakelijke relatie met en de transacties
van die cliënten, door het aantal controles en de frequentie van actualiseringen van
gegevens over die cliënten en die uiteindelijk belanghebbenden te verhogen en door
transactiepatronen te selecteren die nader onderzocht moeten worden.
2. In aanvulling op het eerste lid kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat
een instelling tevens één of meer van de volgende aanvullende risicobeperkende maatregelen
toepast met betrekking tot cliënten die transacties uitvoeren die verband houden met
staten als bedoeld in het eerste lid:
a. toepassen van aanvullende elementen van verscherpt cliëntenonderzoek;
b. invoeren van verscherpte meldmechanismen of het systematisch melden van financiële
transacties;
c. beperken van die transacties, zakelijke relaties of correspondentbankrelaties;
d. niet uitvoeren van die transacties en beëindiging van die zakelijke relaties en correspondentbankrelaties;
e. overige bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen maatregelen.
3. In aanvulling op het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling ten aanzien van
de in het eerste lid aangewezen staten tevens één of meer van de volgende maatregelen
worden bepaald:
a. vestigingsverbod voor dochterondernemingen of bijkantoren van instellingen afkomstig
uit die staten;
b. vestigingsverbod voor dochterondernemingen of bijkantoren van instellingen in die
staten;
c. uitvoeren van verscherpte controle op of toepassen van verscherpte eisen aan de uitvoering
van een externe audit voor in die staten gevestigde dochterondernemingen of bijkantoren
door een instelling;
d. toepassen van hogere eisen aan de uitvoering van een externe audit voor groepen ten
aanzien van in die staten gevestigde dochterondernemingen of bijkantoren door een
instelling;
e. herzien, wijzigen of beëindigen van zakelijke relaties en correspondentrelaties in
die staten door banken en andere financiële ondernemingen;
f. overige bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen maatregelen.
4. In de regeling bedoeld in het tweede en derde lid, kan worden bepaald dat bij die
regeling aangewezen instellingen één of meer van de maatregelen genoemd in het tweede
en derde lid verrichten. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt naar categorie instelling.
K
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9a
Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie en Veiligheid gezamenlijk
stellen een lijst met de functies vast die in Nederland kwalificeren als prominente
publieke functies. Deze lijst wordt actueel gehouden.
L
Artikel 13a wordt gewijzigd als volgt:
1. Na het zesde lid wordt, onder vernummering van het zevende en achtste lid tot het
achtste en negende lid, een lid ingevoegd, luidende:
7. De Financiële inlichtingen eenheid wijst een centraal contactpunt aan dat verantwoordelijk
is voor de ontvangst van de verzoeken bedoeld in het tweede lid.
2. In het negende lid wordt «respectievelijk het zevende lid» vervangen door «onderscheidenlijk
het achtste lid».
M
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22
1. Het is een ieder die uit hoofde van de toepassing van deze wet of van krachtens deze
wet genomen besluiten enige taak vervult of heeft vervuld verboden van vertrouwelijke
gegevens of inlichtingen, die ingevolge deze wet dan wel ingevolge titel 5.2 van de
Algemene wet bestuursrecht zijn verstrekt of ontvangen, of van een buitenlandse toezichthoudende
instantie zijn ontvangen, verder of anders gebruik te maken of daaraan verder of anders
bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door deze wet wordt geëist.
2. In afwijking van het eerste lid, kan de toezichthoudende autoriteit met gebruikmaking
van de in het eerste lid bedoelde informatie mededelingen doen, indien deze niet kunnen
worden herleid tot afzonderlijke personen.
3. Het eerste en tweede lid laten ten aanzien van degene op wie het tweede lid van toepassing
is, onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.
N
Onder vernummering van artikel 22a tot 22c, worden na artikel 22 twee artikelen ingevoegd,
luidende:
Artikel 22a
1. De toezichthoudende autoriteit is in afwijking van artikel 22, eerste lid, bevoegd
gegevens of inlichtingen die ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen of van
een buitenlandse toezichthoudende instantie zijn ontvangen, te verstrekken aan:
a. een andere toezichthoudende autoriteit of aan een buitenlandse toezichthoudende instantie;
b. de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Nationale Politie,
de Financiële Inlichtingen Eenheid of het Openbaar Ministerie, voor zover de gegevens
of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken;
c. een tijdelijke enquêtecommissie van het Europees Parlement, bedoeld in artikel 226
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
d. een commissie, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de parlementaire
enquête 2008, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van die commissie
noodzakelijk zijn voor de vervulling van haar taak;
e. de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van
de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak
op grond van artikel 7.24 van de Comptabiliteitswet 2016.
2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt niet verstrekt indien:
a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald
is;
b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het
toezicht op wetgeving ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme;
c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse
wet of de openbare orde;
d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou
kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt
voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3. Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen
van een buitenlandse toezichthoudende instantie, verstrekt de toezichthoudende autoriteit
deze niet aan een andere toezichthoudende instantie of aan een andere buitenlandse
toezichthoudende instantie, tenzij de buitenlandse toezichthoudende instantie waarvan
de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking
van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik
voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.
4. Indien een buitenlandse toezichthoudende instantie aan de toezichthoudende autoriteit
die de gegevens of inlichtingen op grond van het tweede of derde lid heeft verstrekt,
verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan
waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de toezichthoudende autoriteit dat verzoek slechts
in:
a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het tweede of derde lid of voor zover
die toezichthoudende instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien vanuit
Nederland met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat
ander doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen;
en
b. na overleg met Onze Minister van Justitie en Veiligheid indien het in de aanhef bedoelde
verzoek betrekking heeft op een onderzoek naar strafbare feiten.
5. De partijen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c tot en met e, zijn verplicht
tot geheimhouding van de op grond van het eerste lid ontvangen vertrouwelijke gegevens
of inlichtingen en maken die slechts openbaar indien deze niet herleid kunnen worden
tot afzonderlijke personen.
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder toezichthoudende autoriteit verstaan:
a. de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel e of
f;
b. de toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdeel c, voor
zover het betreft de instellingen als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel
a, b of e;
c. de toezichthouder, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet toezicht trustkantoren
2018.
Artikel 22b
1. De toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 1d, eerste lid, onderdelen a en
b, is in afwijking van artikel 22, eerste lid, bevoegd gegevens of inlichtingen die
ingevolge deze wet zijn verstrekt of ontvangen van een buitenlandse toezichthoudende
instantie, te verstrekken aan:
a. een andere toezichthoudende autoriteit of een toezichthoudende instantie die belast
is met het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 1a, tweede of derde lid;
b. een buitenlandse toezichthoudende instantie in een andere lidstaat die is belast met
het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel 1a, eerste of tweede lid, of een
buitenlandse toezichthoudende instantie in een derde land die belast is met het toezicht
op deze instellingen en waarmee een samenwerkingsovereenkomst is gesloten als bedoeld
in artikel 57bis, vijfde lid, van de vierde anti-witwasrichtlijn;
c. de Europese Centrale Bank;
d. de instanties genoemd in artikel 22a, eerste lid, onderdelen b tot en met e.
2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt niet verstrekt indien:
a. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald
is;
b. het beoogde gebruik van de gegevens of inlichtingen niet past in het kader van deze
wet, prudentiële regelgeving of het toezicht op de instellingen, bedoeld in artikel
1a, tweede of derde lid;
c. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de Nederlandse
wet of de openbare orde;
d. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
e. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou
kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen; of
f. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt
voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
3. Artikel 22a, derde tot en met het vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
O
In artikel 22c, tweede lid, wordt «Artikel 22, tweede tot en met vierde lid» vervangen
door «Artikel 22a, tweede tot en met vierde lid».
P
Na artikel 23a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 3A. REGISTRATIE VAN AANBIEDERS VAN DIENSTEN VOOR HET WISSELEN TUSSEN VIRTUELE
VALUTA EN FIDUCIAIRE VALUTA EN AANBIEDERS VAN BEWAARPORTEMONNEES
Artikel 23b
1. Een ieder die in of vanuit Nederland beroeps- of bedrijfsmatig diensten aanbiedt
voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta registreert zich bij
de Nederlandsche Bank.
2. Een ieder die in of vanuit Nederland beroeps- of bedrijfsmatig bewaarportemonnees
aanbiedt registreert zich bij de Nederlandsche Bank.
Artikel 23c
1. Een verzoek tot registratie als bedoeld in artikel 23b geschiedt onder opgave van
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens. Deze gegevens
kunnen betrekking hebben op:
a. gegevens van feitelijke aard;
b. gegevens die verband houden met de naleving van voorschriften op grond van deze wet
of de Sanctiewet 1977.
2. De Nederlandsche Bank registreert een aanbieder als bedoeld in artikel 23b binnen
twee maanden na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde gegevens.
3. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b kan enkel diensten als bedoeld in dit hoofdstuk
aanbieden indien hij geregistreerd is.
Artikel 23d
1. De Nederlandsche Bank gaat niet over tot registratie van een aanbieder als bedoeld
in artikel 23b indien:
a. de gegevens bedoeld in artikel 23c, eerste lid, niet volledig zijn;
b. zij na verificatie van de gegevens bedoeld in artikel 23c, eerste lid, niet overtuigd
is van de juistheid van deze gegevens;
c. een aanbieder als bedoeld in artikel 23b niet voldoet aan artikel 23h, eerste, tweede
of vierde lid.
2. DNB stelt de aanbieder onverwijld op de hoogte indien zij op grond van het eerste
lid niet over gaat tot registratie.
3. De Nederlandsche Bank kan de registratie van een aanbieder als bedoeld in artikel
23b doorhalen indien:
a. de aanbieder bedoeld in artikel 23b eerste of tweede lid, niet voldoet aan de bij
of krachtens deze wet of Sanctiewet 1977 gestelde regels;
b. een aanbieder als bedoeld in artikel 23b hierom verzoekt;
c. een aanbieder als bedoeld in artikel 23b is opgehouden te bestaan.
Artikel 23e
1. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b meldt onverwijld schriftelijk aan de Nederlandsche
Bank een wijziging van:
a. de identiteit van degenen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen;
b. de identiteit van degenen die al dan niet middellijk een gekwalificeerde deelneming
houden in de aanbieder; en
c. de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur van de groep waartoe de aanbieder behoort;
d. de antecedenten van degenen die het beleid van de aanbieder bepalen of mede bepalen;
e. de antecedenten van degenen die een gekwalificeerde deelneming houden in de aanbieder
alsmede de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming;
f. de formele en feitelijke zeggenschapsstructuur of de bedrijfsvoering van de aanbieder;
g. een wijziging van de omvang van de desbetreffende gekwalificeerde deelneming;
h. overige bij ministeriële regeling te bepalen gegevens.
2. De houder van een gekwalificeerde deelneming verschaft een aanbieder als bedoeld
in artikel 23b als alle informatie die noodzakelijk is om te voldoen aan dit artikel.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de bij de in het eerste of tweede lid bedoelde kennisgeving te verstrekken gegevens.
Artikel 23f
1. Er is een openbaar register van aanbieders als bedoeld in artikel 23b die door de
Nederlandsche Bank zijn geregistreerd. Het register wordt gehouden door de Nederlandsche
Bank en wordt in ieder geval gepubliceerd op een daartoe geschikte website.
2. De Nederlandsche Bank verricht de inschrijving en doorhaling in het register op zodanige
wijze dat uit het register is op te maken vanaf welk tijdstip, welke diensten als
bedoeld in artikel 23b een geregistreerde aanbieder mag verrichten.
3. In het register worden ten aanzien van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b de
volgende gegevens opgenomen:
a. de naam en het adres en, indien van toepassing, de statutaire zetel en de naam en
het adres van zijn bijkantoren;
b. de datum van inschrijving van de aanbieder als bedoeld in artikel 23b in het register;
c. het nummer van de inschrijving van de aanbieder als bedoeld in artikel 23b bij de
Kamer van Koophandel.
4. De Nederlandsche Bank draagt onverwijld zorg voor de inschrijving van de aanbieder
als bedoeld in artikel 23b.
5. Indien van toepassing vermeldt de Nederlandsche Bank bij doorhaling dat het desbetreffende
besluit nog niet onherroepelijk is.
6. De Nederlandsche Bank versterkt aan een ieder desgevraagd, tegen betaling van de
kostprijs, afschriften uit het register.
Artikel 23g
1. Het is een ieder die in een derde land woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft
verboden beroeps- of bedrijfsmatig in Nederland diensten aan te bieden voor het wisselen
tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta.
2. Het is een ieder die in een derde land woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft
verboden beroeps- of bedrijfsmatig in Nederland bewaarportemonnees aan te bieden.
3. Het verbod in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid is niet van toepassing
op een aanbieder die in een door Onze Minister aangewezen derde land woonachtig of
gevestigd is of zijn zetel heeft, waar toezicht op het uitoefenen van het beroep of
bedrijf, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk het tweede lid, wordt uitgeoefend
dat in voldoende mate waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt
te beschermen en de aanbieder in het desbetreffende derde land onder toezicht staat.
Artikel 23h
1. Het beleid van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b wordt bepaald of mede bepaald
door personen die geschikt zijn in verband met de door die aanbieder verleende diensten.
Indien binnen die aanbieder een orgaan belast is met het toezicht op het beleid en
de algemene zaken van de aanbieder, wordt dit toezicht gehouden door personen die
geschikt zijn voor de uitoefening van dit toezicht.
2. Het beleid van een aanbieder als bedoeld in artikel 23b wordt bepaald of mede bepaald
door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen die aanbieder
een orgaan belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken
binnen de aanbieder, wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid
buiten twijfel staat.
3. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door
de Nederlandsche Bank voor de toepassing van deze wet, de Wet op het financieel toezicht
of de Wet toezicht trustkantoren 2018 is vastgesteld, zolang niet een wijziging in
de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe
beoordeling.
4. Indien sprake is van een gekwalificeerde deelneming wordt die gehouden door natuurlijke
personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat, of in geval van een rechtspersoon,
de betrouwbaarheid van de bestuurders van die rechtspersoon buiten twijfel staat.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met
betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of de betrouwbaarheid van een persoon
buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden
genomen.
Artikel 23i
1. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b is niet met personen verbonden in een formele
of feitelijke zeggenschapsstructuur die in zodanige mate ondoorzichtig is dat deze
een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen van toezicht op de
aanbieder.
2. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b is niet met personen verbonden in een formele
of feitelijke zeggenschapsstructuur indien het recht van een staat, dat op die personen
van toepassing is, een belemmering vormt of kan vormen voor het adequaat uitoefenen
van toezicht op de aanbieder.
Artikel 23j
1. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b voert een adequaat beleid dat een integere
en beheerste uitoefening van het bedrijf waarborgt, met in achtneming van de artikelen
2 tot en met 2f, 3 tot en met 10, 16, 20a, 20b, 23e tot en met 23j en 33 tot en met
35a.
2. Een aanbieder als bedoeld in artikel 23b richt de bedrijfsvoering zodanig in dat
deze een beheerste en integere uitoefening van zijn bedrijf waarborgt, met inachtneming
van de artikelen 2 tot en met 2f, 3 tot en met 10, 16, 20a, 20b, 23e tot en met 23j
en 33 tot en met 35a.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot de verplichtingen in dit artikel. Deze regels kunnen betrekking
hebben op:
a. een integere bedrijfsuitoefening, waaronder wordt verstaan het tegengaan van:
1°. belangenverstrengeling;
2°. strafbare feiten of andere wetsovertredingen door de aanbieder of zijn werknemers,
die het vertrouwen in de aanbieder kunnen schaden;
3°. relaties met cliënten of derden, die het vertrouwen in de aanbieder kunnen schaden
b. het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s.
Q
In de artikelen 29, onderdeel a en 30, onderdeel a, wordt «33, 34, 35a en 38» vervangen
door «23b, 23c, eerste lid en derde lid, 23e, eerste en tweede lid, 23g, eerste en
tweede lid, 23h, eerste, tweede en vierde lid, 23i, 23j, eerste en tweede lid, 33,
34, 35, 35a en 38».
ARTIKEL II
De Wet toezicht trustkantoren 2018 wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 10, vierde lid, wordt «De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten
twijfel wanneer dat eenmaal door de Nederlandsche Bank of de Stichting Autoriteit
Financiële Markten voor de toepassing van deze wet of de Wet op het financieel toezicht
is vastgesteld» vervangen door: «De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel
wanneer dat eenmaal door de Nederlandsche Bank of de Stichting Autoriteit Financiële
Markten voor de toepassing van deze wet, de Wet op het financieel toezicht, of de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is vastgesteld».
B
In artikel 27, tweede lid, onderdeel f, wordt «in het Handelsregister of een daarmee
vergelijkbaar register in een ander land» vervangen door «in het handelsregister,
bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, of een daarmee vergelijkbaar
register in een ander land, en dat voldaan is aan verplichtingen tot het registreren
van de uiteindelijk belanghebbenden van die entiteiten.
C
Na artikel 58 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 58a. Informatie-uitwisseling opsporing, parlement en Algemene Rekenkamer
1. De Nederlandsche Bank kan gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van
de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:
a. de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de Nationale Politie,
de Financiële Inlichtingen Eenheid of het Openbaar Ministerie, voor zover de gegevens
of inlichtingen dienstig zijn voor de uitoefening van hun wettelijke taken;
b. een tijdelijke enquêtecommissie van het Europees Parlement, bedoeld in artikel 226
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
c. een commissie, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op de parlementaire
enquête 2008, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van die commissie
noodzakelijk zijn voor de vervulling van haar taak;
d. de Algemene Rekenkamer, voor zover de gegevens of inlichtingen naar het oordeel van
de Algemene Rekenkamer noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar wettelijke taak
op grond van artikel 7.24 van de Comptabiliteitswet 2016.
2. Artikel 56, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De partijen bedoeld in het eerste lid, onderdeel b tot en met d, zijn verplicht tot
geheimhouding van de op grond van het eerste lid ontvangen vertrouwelijke gegevens
of inlichtingen en maken die slechts openbaar indien deze niet herleid kunnen worden
tot afzonderlijke personen.
ARTIKEL III
Aan artikel 10, tweede lid, van de Sanctiewet 1977 worden, onder vervanging van de
punt aan het slot van onderdeel k door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd,
luidende:
l. de aanbieders die ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta
mogen aanbieden;
m. de aanbieders die ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering
bewaarportemonnees mogen aanbieden.
ARTIKEL IV
In artikel 38 van de Wet op de parlementaire enquête 2008 wordt «behoudens de afschriften
die zijn verstrekt op basis van artikel 1:93e van de Wet op het financieel toezicht»
vervangen door «behoudens de afschriften die zijn verstrekt op basis van artikel 1:93f
van de Wet op het financieel toezicht, de artikelen 22a, eerste lid, onderdeel c en
22b, eerste lid onderdeel d, van de Wet ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering
en artikel 58a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht trustkantoren 2018».
ARTIKEL V
1. De verplichting, bedoeld in artikel 23b van de Wet ter voorkoming van witwassen en
financiering van terrorisme, is tot zes maanden na inwerkingtreding van artikel I,
onderdeel P, niet van toepassing op een aanbieder als bedoeld in artikel 23b van de
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme die voor inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel P, een verzoek tot registratie heeft ingediend bij de Nederlandsche
Bank N.V.
2. Artikel 23h van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
is gedurende deze zes maanden niet van toepassing op aanbieders als bedoeld in het
eerste lid, met dien verstande dat door De Nederlandsche Bank N.V. pas tot registratie
van de aanbieder wordt overgegaan, indien is voldaan aan artikel 23h, eerste, tweede
of vierde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL VII
Deze wet wordt aangehaald als: Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Financiën,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.