Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Martin Bosma over het selectief toepassen van Nederlandse grondrechten
Vragen van het lid MartinBosma (PVV) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het selectief toepassen van Nederlandse grondrechten (ingezonden 5 juni 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
27 juni 2019).
Vraag 1
Kent u de artikelen «Halsema beperkt Michael Jacobs op de Dam»1, «burgemeester van Eindhoven verbiedt Pegida-demonstratie tijdens suikerfeest»2 en «Eis: grijp in bij verstoren Israël-demo»?3
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel is het recht op demonstratie nog waard als demonstraties worden verboden wanneer
er protest tegen deze demonstraties komt? Hoe ziet u dit in het licht van artikel
1 en artikel 9 van de Grondwet?
Antwoord 2
Het in goede banen leiden van demonstraties is een bevoegdheid van het lokale gezag
(de burgemeester). Op de burgemeester rust een positieve verplichting om noodzakelijke
en passende maatregelen te nemen – bijvoorbeeld politiebescherming – om een vreedzame
betoging te beschermen tegen «vijandelijke elementen» of tegenbetogingen. Belangen
van anderen dan de demonstranten, zoals die van inwoners en omstanders, mogen op zichzelf
niet leiden tot het beperken van een demonstratie. Daarbij geldt dat het verbieden
of beëindigen van een (vreedzame) demonstratie een uiterst middel is en uitsluitend
aan de orde is als dat noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid, in
het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
De inhoud van een demonstratie mag nooit een reden zijn voor beperkende maatregelen,
ook niet als deze door sommigen als hinderlijk, aanstootgevend of choquerend wordt
ervaren.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer van 13 juli 2018 (Kamerstuk 34 324, nr. 3) heb uiteengezet, staan burgemeesters soms, met name bij risicovolle demonstraties
waar de verantwoordelijkheid van burgemeesters voor het borgen van het belang van
de openbare orde en veiligheid en het beschermen van burgers die niet demonstreren
sterk wordt gevoeld, voor ingewikkelde beslissingen. Die beslissingen vragen om maatwerk
en om inschattingen van de plaatselijke openbare orde. Dat kan er in uitzonderlijke
omstandigheden toe leiden dat een demonstratie niet kan plaatsvinden op de plaats
waar de demonstranten dat willen of in het uiterste geval helemaal niet kan plaatsvinden,
ondanks het uitgangspunt dat het demonstratierecht zoveel mogelijk moet worden beschermd
en dat dreigen met tegenreacties niet mag lonen.
Zie verder het antwoord op de vragen 3, 4 en 5.
Vraag 3, 4
Hoe valt de trend om demonstraties te verbieden te rijmen met uw vroegere – maar alsnog
recente- opvatting dat het recht om te demonstreren «bijkans heilig» is?4
Deelt u de mening dat door het handelen van de Nederlandse overheid en door Nederlandse
bestuurders -mede onder uw verantwoordelijkheid- de Nederlandse Grondwet ondergeschikt
wordt gemaakt aan het «recht van de sterkste»? Deelt u de mening dat dit niet acceptabel
is?
Antwoord 3, 4
Er vinden per jaar duizenden demonstraties in Nederland plaats. Gemeenten weten daar
doorgaans goed mee om te gaan. Zoals ik in mijn hiervoor genoemde brief van 13 juli
2018 heb aangegeven, is het zeker geen algemeen gebruik om demonstraties te beperken
of te verbieden. Het betreft uiteindelijk maatwerk en een inschatting van het lokale
gezag, die nauw samenhangen met kennis van de plaatselijke situatie en de openbare
orde. De burgemeester legt over zijn beslissing verantwoording af aan de gemeenteraad
en eventueel aan de rechter. Het is niet aan mij om daar in te treden.
Vraag 5
Waarom worden Blokkeerfriezen hard aangepakt en komen mensen die demonstraties voor
Israël of tegen de islam onmogelijk maken, er gewoon mee weg? Hoe ziet u dit in het
licht van artikel 1 en artikel 9 van de Grondwet?
Antwoord 5
Het grondrecht om te demonstreren geldt voor iedereen, ongeacht de boodschap.
Zoals hiervoor vermeld kan het soms gerechtvaardigd zijn om een demonstratie te beperken
of in het uiterste geval te verbieden. De burgemeester is bij uitstek degene die daarover
kan beslissen, aangezien hij of zij kennis heeft van de lokale situatie en contact
heeft met de driehoek.
Daarnaast is het verstoren van een demonstratie expliciet strafbaar gesteld in het
Wetboek van Strafrecht (artikel 143). Ook overigens stelt het strafrecht grenzen aan
gedragingen van (tegen)demonstranten, bijvoorbeeld als er discriminerende uitlatingen
worden gedaan of geweld wordt gebruikt. Het Openbaar Ministerie kan als daar aanleiding
toe is – achteraf – tot vervolging overgaan. Bij de beslissing om al dan niet te vervolgen
wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen (tegen)demonstranten en
de boodschap die wordt uitgedragen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.