Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken - Cohesiebeleid van 25 juni 2019
21 501-08 Milieuraad
Nr. 779 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 21 juni 2019
De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 12 juni
2019 over de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken – Cohesiebeleid van 25 juni 2019
(Kamerstuk 21 501-08, nr. 775) en het verslag informele Cohesieraad van 12 april 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 772).
De vragen en opmerkingen zijn op 18 juni 2019 aan de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 20 juni 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Veldman
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
Algemeen
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de
geannoteerde agenda van de Cohesieraad d.d. 25 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 775) en danken het kabinet voor de toezending. De leden van de VVD-fractie hebben een
aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Cohesieraad d.d. 25 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 775).
Cohesiebeleid 2021–2027
De leden van de VVD-fractie steunen de inzet van het kabinet, te weten: verdere concentratie
van de Europese middelen op de thema’s met de meeste Europees toegevoegde waarde,
zoals innovatie, migratie en klimaat; meer grensoverschrijdende samenwerking, met
name op het gebied van innovatie, zodat regio’s met gelijke of aanvullende specialisaties
elkaar kunnen versterken, en gewerkt kan worden aan het dichten van de kenniskloof
tussen ontwikkelde en minder ontwikkelde lidstaten en het versterken van de koppeling
tussen het cohesiebeleid en de afspraken uit het Europees Semester over structurele
hervormingen en afspraken omtrent migratie. Verwacht het kabinet dat er onder het
Fins EU-voorzitterschap voldoende voortgang geboekt zal worden zodat er een akkoord
bereikt kan gaan worden? Verwacht het kabinet dat er, in lijn met de uiteengezette
doelen van het Roemeens EU-voorzitterschap, er een (gedeeltelijke) algemene oriëntatie
zal worden gevonden op alle acht onderdelen van de Gemeenschappelijke Bepalingen?
In hoeverre verwacht het kabinet dat dit overeen zal komen met de inzet van het Nederlandse
kabinet, zo vragen deze leden? De leden van de VVD-fractie vragen tevens of het kabinet
ook kan aangeven hoe het krachtenveld eruit zal zien in het beleidsdebat over de toekomstige
uitdagingen inzake de programmering van de fondsen?
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om meer duidelijkheid te geven over
punt 3 uit de geannoteerde agenda onder het agendapunt toekomstige uitdagingen in
de programmering van de structuurfondsen 2021–2027. Deze leden vragen het kabinet
of door de koppeling tussen het cohesiebeleid en de afspraken uit het Europees Semester
over structurele hervormingen er geen discrepantie ontstaat tussen euro en niet-eurolanden.
Antwoord
Het is belangrijk te weten dat er ten aanzien van het Cohesiebeleid op twee verschillende
niveaus wordt onderhandeld. In de Cohesieraad wordt primair gesproken over de Verordening
met gemeenschappelijke bepalingen en de deelverordeningen. De belangrijkste politiek
gevoelige onderdelen worden echter primair besproken in de bredere onderhandelingen
over het Meerjarig Financieel Kader (MFK), waar uiteindelijk de Europese Raad een
besluit over zal nemen. Dit betreft onder meer bepalingen over de omvang van de structuurfondsen
(nog niet aan de orde), allocatiecriteria, thematische concentratie en randvoorwaarden.
De regering zal zich er in deze onderhandelingen uiteraard voor inspannen om over
zoveel mogelijk van de voor de Nederlandse moderniseringsambitie relevante elementen
overeenstemming te krijgen.
De Verordening met gemeenschappelijke bepalingen is voor de onderhandelingen opgedeeld
in acht blokken. Op zeven hiervan is inmiddels een algemene oriëntatie bereikt. Er
zal onder het Roemeens voorzitterschap geen algemene oriëntatie meer worden bereikt
op blok acht, met het financiële kader. Dit blok zal door een volgend voorzitterschap
worden opgepakt. Het is nog onbekend wat de plannen van het Fins voorzitterschap zijn
omtrent dit blok.
De verwachting is dat het Fins voorzitterschap halverwege oktober 2019 kan starten
met de triloog met de Europese Commissie en het Europees Parlement.
De tweeënhalve maand die dan nog rest van het Fins voorzitterschap zal naar verwachting
onvoldoende zijn om op de gehele verordening met gemeenschappelijke bepalingen en
de deelverordeningen een akkoord te bereiken. De exacte planning van het Fins voorzitterschap
is echter nog niet bekend.
Nederland is tot nu toe grotendeels tevreden over de in de Raad bereikte compromisteksten,
met name over de behaalde resultaten met betrekking tot de vereenvoudiging van de
uitvoering en controle van de fondsen, de verbeterde mogelijkheden om over programma-
en landsgrenzen heen samen te werken en de midterm review, die een sterkere koppeling met het Europees Semester bevat.
De verwachting is dat de lidstaten het tweede agendapunt zullen gebruiken om nogmaals
aandacht te vragen voor hun onderhandelingsprioriteiten. Per onderwerp zal het krachtenveld
verschillen. Traditioneel is er vaak een tegenstelling in de standpunten van de netto-betalende
en de standpunten van de netto-ontvangende landen.
Het kabinet verwacht niet dat de koppeling tussen het cohesiebeleid en de afspraken
uit het Europees Semester over structurele hervormingen (landspecifieke aanbevelingen)
leidt tot discrepantie tussen euro- en niet-eurolanden. Namelijk, in het kader van
het Europees Semester doet de Europese Commissie landspecifieke aanbevelingen voor
zowel euro- als niet-eurolanden. Daarnaast zijn cohesiemiddelen beschikbaar voor zowel
euro- als niet-eurolanden.
Compromisteksten
De leden van de fractie van de VVD lezen dat het kabinet niet zal interveniëren bij
de bespreking van de compromisteksten. Betekent dit dat die compromisteksten volledig
conform de Nederlandse onderhandelingsinzet zijn? Zo niet, waar liggen nog eventuele
bezwaren? Gaat Nederland deze bezwaren opbrengen, zo vragen de leden van de VVD-fractie?
Wat betreft agendapunt onderhandelingen cohesiebeleid 2021–2027 zal er geen Nederlandse
interventie zijn, zo lezen de leden van de CDA-fractie. De leden van de CDA-fractie
vragen het kabinet of de reeds uitonderhandelde compromisteksten dan volledig het
Nederlandse kabinetsstandpunt verwoorden.
Tevens vragen deze leden of daarbij al duidelijk is wat de totale hoogte van de cohesiefondsen
zal zijn? De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet een overzicht te geven van
de onderhandelingsknelpunten voor het Fins EU-voorzitterschap.
Antwoord
Het Roemeens voorzitterschap zal bij dit agendapunt een update geven over de stand
van zaken van de onderhandelingen. De compromisteksten liggen niet voor ter bespreking
en/of instemming. Dit is voor Nederland dan ook geen moment om te interveniëren. Voor
het kabinetsstandpunt ten opzichte van de bereikte compromisteksten verwijs ik naar
mijn antwoord op uw eerdere vraag over in hoeverre deze teksten in lijn zijn met de
Nederlandse inzet.
De Raad is nog niet gestart met de onderhandelingen over de omvang van de cohesiefondsen.
De standpunten van de Raad en de standpunten van het Europees Parlement lopen op sommige
onderwerpen sterk uiteen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over de verplichte partnerschapsovereenkomst,
de midterm review en het instrument voor interregionale innovatie investeringen. Ook de standpunten
binnen de Raad, op bijvoorbeeld de omvang en verdeling van de budgetten, thematische
concentratie, randvoorwaarden en de hoogte van de cofinanciering, liggen nog uiteen.
Het zal voor het betreffende voorzitterschap van de Raad met name een uitdaging worden
om op deze onderwerpen tot een goed akkoord te komen. Het is echter nog niet duidelijk
of deze onderwerpen ook allemaal door het Fins voorzitterschap worden opgepakt.
Brexit
De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of er op enige manier in de onderhandelingen
over het Meerjarig Financieel Kader en de cohesiefondsen middelen worden vrijgehouden
voor de gevolgen van de Brexit.
Antwoord
De Commissie heeft in haar MFK-voorstel geen separate middelen vrijgehouden voor Brexit.
Vanuit het Europees Parlement is het voorstel gedaan om regio’s die zwaar door Brexit
getroffen worden, via een aanvullend fonds binnen het cohesiebeleid te compenseren.
Enkele lidstaten steunen dit idee. Het uitgangspunt van de regering is dat Nederland
niet via de EU-begroting wil betalen voor Brexit. Dat vereist een neerwaartse bijstelling
van het MFK; een kleinere EU vraagt om een kleiner budget. De vereiste bezuinigingen
dienen voor een deel binnen het cohesiebeleid gevonden te worden. Het kabinet is dan
ook geen voorstander van een dergelijk aanvullend fonds.
Fraude cohesiegelden
De leden van de fractie van de VVD hebben eerder al aandacht gevraagd voor het bestrijden
en tegengaan van fraude met de cohesiegelden. Kan het kabinet de inzet met betrekking
tot fraude met cohesiegelden (nader) toelichten, zo vragen deze leden. Kan het kabinet
reageren op het recente rapport van de Europese Rekenkamer waarin staat dat de EU-landen
nog altijd te weinig doen om fraude met Europese subsidies aan te pakken? Het ontmoedigen
en opsporen van fraude schiet vooral tekort bij de relatief arme lidstaten die geld
krijgen voor regionale en maatschappelijke ontwikkeling, zo constateren de leden van
de VVD-fractie. Gaat de Staatssecretaris dit aan de orde stellen in de Raad?
Antwoord
Nederland is en blijft voorstander van een krachtigere aanpak van fraude met Europese
middelen. Daarom werkt Nederland met de Europese Commissie aan de bestrijding van
fraudegevallen en verwacht van andere lidstaten dezelfde inzet.
Nederland vindt het zeer zorgelijk dat het Cohesiebeleid is oververtegenwoordigd in
het aantal fraudegevallen en ondersteunt dan ook alle aanbevelingen die door de Europese
Rekenkamer (special report 06/2019) worden gedaan. De risico’s op fraude zijn inderdaad niet in alle lidstaten gelijk.
Het kabinet waakt dan ook voor een one-size-fits-all benadering en pleit voor een op risico gebaseerd fraudebeleid. Het rapport wordt
op dit moment op ambtelijk niveau besproken. De verwachting is dat in een volgende
Raad raadsconclusies hierover zullen worden aangenomen. Het kabinet zal die Raad gebruiken
om het Nederlandse standpunt omtrent fraudebestrijding aan de orde te stellen.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie het kabinet of de Staatssecretaris van
Economische Zaken en Klimaat zelf naar de Cohesieraad gaat op 25 juni 2019.
Antwoord
Nee. Het is overigens niet gebruikelijk om de Kamer t.a.v. elke bespreking in EU-verband
in te lichten over de samenstelling van de Nederlandse vertegenwoordiging. Voor een
volledig overzicht van de Nederlandse belangenbehartiging in de Europese Unie verwijs
ik u naar de Kamerbrief die de Minister van Buitenlandse Zaken op 24 september 2018
hierover in antwoord op schriftelijke vragen van uw Kamercommissie aan uw Kamer heeft
gestuurd (Kamerstuk 35 000 V, nr. 4).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier