Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Renkema over een aangenomen resolutie door de VN-Mensenrechtenraad
Vragen van het lid Renkema (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over een aangenomen resolutie door de VN-Mensenrechtenraad (ingezonden 26 april 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
14 juni 2019) Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2751.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Three resolutions with an impact on children’s rights
adopted by Human Rights Council»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u bekend met het feit dat de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN) een
resolutie heeft aangenomen die oproept tot volledige implementatie van het Internationaal
Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) door alle partijen («It calls on States
to renew efforts towards the full implementation of the UNCRC by all parties and ratification
by non-party States and to raise awareness of the UNCRC as well as to increase action
with respect to the right of the child»)?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Wat gaat u doen om deze resolutie uit te voeren? Welke hernieuwde inzet gaat u plegen
om het verdrag volledig te implementeren?
Antwoord 3
De resolutie is niet-bindend en wijzigt de bestaande verdragsverplichtingen niet.
Het is wel een goede herinnering voor staten dat de rechten van het kind belangrijk
zijn.
Zoals aangegeven in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 29 mei 2019,
vindt er in VN-verband op dit moment een uitgebreide evaluatie plaats over het functioneren
van de VN-verdragscomités. Het kabinet wacht deze evaluatie af alvorens een besluit
te nemen over ondertekening en ratificatie van de facultatieve protocollen bij het
Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, het VN-Verdrag
Handicap en het VN-Kinderrechtenverdrag.
Vraag 4
Bent u bereid om naar aanleiding van deze resolutie het voorbehoud op artikel 26 het
IRVK op te heffen?
Antwoord 4
Artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) erkent
het recht van elk kind op sociale zekerheid. Nederland heeft het gehele Verdrag ondertekend
en geratificeerd. Het voorbehoud bij artikel 26 ontkent het recht op sociale zekerheid
van het kind niet. Het voorbehoud beoogt enkel te voorkomen dat Nederlandse rechters
een rechtstreeks werkend zelfstandig recht op sociale zekerheid van het kind in deze
bepaling lezen. Dit is nodig omdat de Nederlandse rechter aan het verdrag zelf toetst
en niet aan de Grondwet. Het voorbehoud staat de naleving van het verdrag niet in
de weg noch de verplichting om een adequate levenstandaard voor het kind te waarborgen
(artikel 27). Het recht van een kind op voorzieningen voor sociale zekerheid is een
afgeleid recht op voldoende voorzieningen voor sociale zekerheid van de ouders. De
kinderbijslag en het kindgebonden budget zijn voorzieningen voor ouders, waar kinderen
in Nederland geen zelfstandig recht op hebben. Ik zie derhalve geen reden om het voorbehoud
op te heffen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.