Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Veldman over het bericht ’10 academische startups winnen deelname aan GES en een reis naar Silicon Valley’
Vragen van het lid Veldman (VVD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «10 academische startups winnen deelname aan GES en een reis naar Silicon Valley» (ingezonden 3 juni 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 12 juni
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «10 academische startups winnen deelname aan GES en
een reis naar Silicon Valley» van 15 mei 2019?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u inzicht geven in de cijfers over hoeveel startups de Nederlandse universiteiten
voortbrengen in vergelijking met andere universiteiten in de wereld, bijvoorbeeld
in relatie tot het aantal onderzoekers, aangezien u heeft aangegeven dat Nederlandse
universiteiten en instituten meespelen op het hoogste mondiale podium qua academic
startups?
Antwoord 2
Volgens TechLeap.NL (voorheen StartupDelta) zijn er in Nederland meer dan 5500 startups.2 Er zijn geen eenduidige cijfers beschikbaar over het aantal van academische startups3 en spin-offs4 in Nederland. TechLeap.NL ontwikkelt – samen met kennisinstellingen – de Science
Finder, waarmee dit beter in beeld kan worden gebracht.
Op basis van OECD-onderzoek5 wordt in Nederland naar schatting 4% van de startups opgericht door een onderzoeker.
Vaak zijn dit spin-offs. Daarnaast wordt ongeveer 9% van de startups opgericht door
een student. Op basis hiervan is naar schatting ongeveer 13% van de Nederlandse startups
een academische startup.
De OECD vergelijkt in haar onderzoek 25 landen. Alleen in Zwitserland (12%), Denemarken
(5%) en Ierland (5%) wordt een groter aandeel van de startups opgericht door onderzoekers.
Daarnaast worden in acht landen6 – waaronder Canada (13%), Israël (12%) en Australië (12%) – een groter aandeel van
de startups opgericht door studenten.
Vraag 3
Welke specifieke, aanvullende maatregelen worden deze regeerperiode vanuit door u
genomen om academische startups te stimuleren, aangezien in het regeerakkoord is aangegeven
dat «startups en publiek-private samenwerkingen tussen academische instellingen en
het midden- en kleinbedrijf worden gestimuleerd»?7
Antwoord 3
In de beleidsreactie op de evaluatie van het Valorisatieprogramma8, de brief «Stand van zaken startup en scale-up beleid»9 en de recent naar de Kamer gestuurde brief «Technologie en ondernemerschap: hoogste
tijd voor nieuwe impuls»10 hebben wij aangegeven welke maatregelen wij nemen om academische startups te stimuleren
en om valorisatie te ondersteunen.
Voorbeelden van maatregelen uit deze brieven zijn onder meer:
– de Technology Transfer regeling (TTT), waarmee ik samen met de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap thematische samenwerking tussen de kennisinstellingen bevorder.
Met de regeling worden zowel kennisoverdrachtactiviteiten (screening, scouting en
business development) als toegang tot risicodragende financiering voor kennisintensieve
startups in de eerste fase gestimuleerd.
– Ook wordt de focus op impact steeds meer geïntegreerd in het reguliere beleidsinstrumentarium.
Een voorbeeld is het missiegedreven innovatiebeleid, waarin veel aandacht is voor
kennisbenutting en ondernemerschap. Aan de topsectoren is gevraagd om in de kennis-
en innovatieagenda’s een specifieke strategie op te nemen voor valorisatie en marktcreatie.
– Verder is er meer aandacht voor het betrekken van mkb-bedrijven bij valorisatie. Ik
verwacht van de TO2-instellingen dat zij een budget oplopend tot structureel € 7,5
miljoen expliciet samen met het mkb oppakken.
Daarnaast ondersteun ik diverse initiatieven vanuit het veld, zoals de Academic Startup
Competition, een initiatief van VSNU, TechLeap.NL en AcTI11 naar aanleiding van ons gezamenlijke bezoek aan de VS. Ik heb aan de prijswinnaars
een voucher aangeboden om deel te nemen aan een groeiprogramma in Silicon Valley.
Een ander voorbeeld is de ScienceFinder, een initiatief van TechLeap.NL, de 4TU, TNO,
NWO en ook de VSNU om voor bedrijven inzichtelijk te maken waar binnen de kennisinstellingen
relevante kennis aanwezig is. Hiermee draagt de ScienceFinder bij aan de samenwerking
en kennisoverdracht tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven.
Aanvullend hierop zet ik in op het versterken van het ondernemersklimaat voor startups
en scale-ups. Dit draagt bij aan de start en de doorgroei van academische startups.
Hiervoor heb € 65 miljoen aan extra middelen beschikbaar gemaakt. Hiervan is € 50
miljoen voor het vervolg op StartupDelta: TechLeap.NL. Daarvan is € 35 miljoen bestemd
voor het expertisecentrum en het nationale groeiprogramma van TechLeap.NL en € 15
miljoen voor initiatieven vanuit het ecosysteem. Daarnaast is € 15 miljoen beschikbaar
voor flankerend beleid vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).
Vraag 4
Hoe kijkt u aan tegen de wenselijkheid van het sluiten van een Valorisatiepact met
universiteiten, dat is aanbevolen in de eindevaluatie van het valorisatieprogramma
2010–201812 en recentelijk door VNO-NCW in een brief van 2 mei 2019?13 Welke stimuleringsmaatregelen kunnen er door u hiervoor geboden worden?
Antwoord 4
In de beleidsreactie op de evaluatie van het Valorisatieprogramma hebben wij ook aangegeven
dat het streven is om jaarlijks in een bijeenkomst met de kennisinstellingen, het
bedrijfsleven en andere stakeholders te bespreken of de doelstellingen en ambities
ten aanzien van valorisatie worden gerealiseerd.
Samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap streef ik ernaar in 2020
de eerste bijeenkomst te houden. Wij willen in aanloop naar deze bijeenkomst verkennen
of we daaraan ook concrete afspraken kunnen verbinden en of het sluiten van een valorisatiepact
meerwaarde heeft.
Vraag 5
Kunt u aangeven en onderbouwen welk percentage van de 400 miljoen euro die deze kabinetsperiode
aan aanvullende middelen voor onderwijs en onderzoek besteed kan worden, exclusief
gebruikt wordt om valorisatie en stimulering van academische startups te stimuleren?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Deze kabinetsperiode wordt er € 200 miljoen voor fundamenteel onderzoek en € 200 miljoen
in toegepast onderzoek en innovatie geïnvesteerd. Van de aanvullende middelen voor
toegepast onderzoek en innovatie loopt € 150 miljoen via de EZK-begroting. Deze middelen
worden via het missiegedreven innovatiebeleid ingezet in lijn met de Kennis-en Innovatieagenda’s
voor de maatschappelijke thema’s en de sleuteltechnologieën; dat geldt in elk geval
voor de middelen die worden geïnvesteerd in de TO2»s en de impuls voor de PPS-toeslag
(zie hierna). De topsectoren stellen deze agenda’s op. Afgesproken is dat deze agenda’s
apart ingaan op valorisatie en marktcreatie.
Bovengenoemde € 150 miljoen wordt als volgt ingezet:
– Er wordt structureel € 25 miljoen geïnvesteerd in een beleidspakket voor de innovatiekracht
van het mkb. Hiervan wordt € 1,7 miljoen exclusief geïnvesteerd in het bevorderen
van startups en scale-ups en valorisatie. Met de intensivering van het budget van
de MIT, SBIR en het innovatiekrediet wordt innovatie gestimuleerd, met name ten behoeve
van het mkb. Bij de innovaties die hiermee op projectbasis worden gestimuleerd kan
valorisatie van kennis een onderdeel zijn. Academische startups kunnen van deze instrumenten
gebruik maken. In de brief naar aanleiding van de motie Van der Lee c.s. ben ik onder
meer ingegaan op hoe deze instrumenten een bijdrage leveren aan kennisbenutting en
kennisverspreiding.14
– Daarnaast wordt er wordt structureel € 75 miljoen geïnvesteerd in TO2»s. Ik verwacht
van de TO2-instellingen dat zij vanuit deze intensivering een budget oplopend tot
structureel € 7,5 miljoen expliciet samen met het mkb oppakken.
– Tevens is er is oplopend tot € 50 miljoen extra structureel budget beschikbaar via
de PPS-toeslag voor thematische PPS’en die binnen de Kennis- en Innovatieagenda’s
zullen worden ingezet.
Bij de aanvullende middelen op de OCW-begroting wordt de focus op impact geïntegreerd
in het beleidsinstrumentarium, zoals benoemd in de hierboven genoemde brieven. Belangrijke
onderdelen hierin zijn de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) en de sectorplannen. Zo
moeten voorstellen in de NWA moeten expliciet aandacht besteden aan kennisbenutting
en ondernemerschap. Aangezien impact een integraal onderdeel is van deze instrumenten,
is het niet mogelijk een uitsplitsing te geven welk deel van dit bedrag wordt besteed
aan impact.
Naast de extra investeringen uit het regeerakkoord heb ik samen met de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap € 24 miljoen uit het toekomstfonds beschikbaar gesteld
voor de nieuwe TTT-regeling (zie antwoord vraag 3). Verder heb ik, in aanvulling op
de hierboven genoemde middelen, voor de komende vier jaar € 65 miljoen extra vrijgemaakt
voor het verbeteren van het ondernemersklimaat voor startups en scale-ups (zie antwoord
vraag 3).15
Vraag 6
Komt er een jaarlijkse Academic Startup Competition naar aanleiding van de uitspraak
door Prins Constantijn van Oranje tijdens de «Academic Startup Competition» dat het
een kunst zal zijn volgend jaar een nieuwe lijst van academische startups op te stellen,
wijzende op het feit dat de pijplijn continu gevuld moet worden met nieuwe vindingen
van bedrijven? Zo ja, hoe kan er gezorgd worden voor voldoende nieuwe aanwas?
Antwoord 6
De Academic Startup Competition is georganiseerd door de VSNU, TechLeap.NL en door
AcTI. Deze competitie was een groot succes. Ik ben erg enthousiast over dit initiatief,
omdat het bijdraagt aan de groei van deze academische startups. Tevens draagt het
bij aan de aandacht voor valorisatie binnen de kennisinstellingen en de professionalisering
van KTO’s (Knowledge Transfer Offices) binnen de kennisinstellingen. Ik zou het toejuichen
als Academic Startup Competition een terugkerende evenement wordt. Het voortouw hiervoor
ligt bij VSNU, TechLeap.NL en AcTI. Positief is dat zij hebben aangegeven dat ze volgend
jaar opnieuw een Academic Startup Competition willen organiseren.
Met de maatregelen uit mijn eerder genoemde brief «Technologie en ondernemerschap:
hoogste tijd voor nieuwe impuls», beoog ik het startup en scale-up klimaat te verbeteren
en daarmee aan de aanwas en doorgroei van (academische) startups te bevorderen.
Vraag 7
Ziet u kans om deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg Innovatie van
11 juni 2019? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.