Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds (XIII) (deel EZK)
35 200 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds 2018
Nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 juni 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 15 mei 2019 inzake het rapport Resultaten
verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat,
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Diergezondheidsfonds (XIII)
(Kamerstuk 35 200 XIII, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2019. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Diks
De griffier van de commissie, Nava
Vraag 1
Wanneer door de Algemene Rekenkamer op een ministerie een onvolkomenheid wordt gevonden,
wordt dan automatisch bij andere ministeries nagegaan of zich daar onvolkomenheden
van dezelfde aard zouden kunnen voordien teneinde deze te voorkomen?
Bij ons verantwoordingsonderzoek maken we jaarlijks een risicoafweging om te bepalen
aan welke onderwerpen we specifieke aandacht schenken gelet op de beschikbare capaciteit.
Sommige aandachtspunten onderzoeken we rijksbreed, andere voor een of meer specifieke
departementen. In het eerste geval geldt dat alle ministeries op dezelfde punten worden
beoordeeld. In het tweede geval beperkt de beoordeling zich tot het onderzochte ministerie.
Wij nemen onze bevindingen dan wel mee in onze risicoafweging voor andere ministeries
voor het volgende verantwoordingsonderzoek.
Vraag 2
Wanneer is er (inzake subsidiebeheer) sprake van een goed ingevuld reviewbeleid? Is
daar een maatstaf voor, bijvoorbeeld in de vorm van een bedrag, percentage of aantal?
Om te bepalen of kan worden gesteund op de controleverklaringen van accountants bij
aanvragen voor subsidievaststelling moet een ministerie periodiek de kwaliteit van
de werkzaamheden van die accountants beoordelen (in de accountancy als «reviewen»
aangeduid). De reviews die daartoe uitgevoerd moeten worden, vormen het sluitstuk
van het toezichtbeleid. Om daar invulling aan te geven moet een ministerie beschikken
over een reviewbeleid dat is gebaseerd op een risicoanalyse. De aard en hoogte van
het risico van misbruik en oneigenlijk gebruik dient daarbij leidend te zijn voor
het aantal uit te voeren reviews en de selectie van specifieke dossiers. Aspecten
die daarbij kunnen worden betrokken zijn onder meer: het financieel belang en de ingewikkeldheid
van wet- en regelgeving. Aangezien de problematiek per beleidsterrein of zelfs per
organisatie kan verschillen, is hierbij maatwerk vereist. Verder dient een minimum
aantal reviews uitgevoerd te worden om middels deelwaarneming te toetsen of de kwaliteit
van de door de accountant van de subsidieontvanger uitgevoerde werkzaamheden voldoende
is. Omdat ook hierbij sprake moet zijn van maatwerk kunnen wij geen harde norm geven
voor het aantal reviews dat minimaal moet worden uitgevoerd.
Als uit de bevindingen van de reviews blijkt dat niet kan worden gesteund op de werkzaamheden
van de accountant dient het ministerie actie te ondernemen richting de betrokken organisaties
en dient hij te bepalen of de tekortkomingen tot bijstelling van het toezichtbeleid
en het reviewbeleid moeten leiden. Meer informatie over dit onderwerp kunt u vinden
in aanwijzing 20 van het Uniform Subsidiekader1 en in de Rijksbrede leidraad voor het tegengaan van Misbruik & Oneigenlijk gebruik
bij subsidies.2
Vraag 3
Is de gebrekkige controle op de subsidieverlening bij RVO.nl het gevolg van onderbezetting
of nalatigheid of is er structureel iets fout in de bedrijfsvoering?
Wij hebben niet onderzocht of aan de geconstateerde fouten specifieke oorzaken ten
grondslag liggen. Het is aan de Minister om daar al dan niet onderzoek naar te laten
uitvoeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier