Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het advies kwartiermaker transgenderzorg
31 016 Ziekenhuiszorg
29 689
Herziening Zorgstelsel
Nr. 225
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 juni 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 23 januari
2019 over het Advies kwartiermaker transgenderzorg (Kamerstukken 31 016 en 29 689, nr. 189).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 februari 2019 aan de Minister voor Medische Zorg
voorgelegd. Bij brief van 29 mei 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met
betrekking tot het geïntegreerde advies van de kwartiermaker transgenderzorg. Deze
leden hebben hier een enkele vraag bij.
De Minister schrijft in zijn brief dat het onderhavige advies van alle partijen in
de transgenderzorg betrokkenheid, inzet en ook een aanpassing van hun werkwijze vraagt.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven of zorgverzekeraars
(onder andere door extra capaciteit inkopen) en zorgaanbieders (onder andere door
op andere wijze in netwerken samenwerken en meer maatwerk bieden) hebben aangegeven
bereid te zijn om deze adviezen daadwerkelijk voortvarend op te pakken. Op welke wijze
geeft de Minister daar medewerking aan? En wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang
van dit proces?
De leden van de CDA-fractie vragen of alle doelstellingen voor 2019, zoals die opgesomd
zijn op pagina 22 van het advies van de kwartiermaker, door alle betrokkenen onderschreven
worden en of er sprake is van een welwillende en constructieve medewerking hierbij.
Deze leden vragen daarbij welke partij leidend is in het bewaken van de voortgang
van het behalen van deze doelstellingen.
Genoemde leden vragen of de doelstelling van het zichtbaar verlagen van de wachttijd
tot zorg voor transgenders ook nader gekwantificeerd wordt. Is het de bedoeling om
nog dit jaar onder de Treeknorm uit te komen? Zo niet, wanneer moet dit naar mening
van de Minister wel uiterlijk zijn behaald? Is er een inschatting te maken van hoeveel
zorg extra ingekocht moet worden om de wachttijden onder de Treeknorm te krijgen,
en om welke bedragen dit ongeveer gaat?
De leden van de CDA-fractie vragen of de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
het advies heeft overgenomen om samen met Transvisie en de kwartiermaker met een handreiking
te komen die concrete handvatten bevat aan gemeenten om zicht te krijgen op de lokale
behoefte aan ondersteuning en op het zorgaanbod, en om de maatschappelijke acceptatie
van transgenders te bevorderen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dan te verwachten dat
deze handreiking daadwerkelijk in de eerste helft van 2019 beschikbaar komt voor gemeenten?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister over het eerste advies van de kwartiermaker transgenderzorg. De leden
hebben nog enkele vragen.
De leden vragen of de cijfers zoals opgenomen in het advies van de kwartiermaker,
over hoeveel mensen er op de wachtlijst staan, wat de gemiddelde wachttijd is, met
de uitsplitsing naar jongeren en volwassenen, doorlopend zouden kunnen worden gemonitord.
Zou de Minister dit halfjaarlijks naar de Kamer willen sturen om de voortgang inzichtelijk
te maken? En zouden daar ook inzichtelijke cijfers over de beschikbare capaciteit
aan kunnen worden toegevoegd, om daarvan ook de voortgang te kunnen volgen?
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of bij deze monitor ook de ontwikkeling
van de patiënttevredenheid kan worden meegenomen. Is er inderdaad een nulmeting geweest
op het gebied van patiënttevredenheid? Wat waren de resultaten daarvan? Op welke manier
worden signalen van Transgender Netwerk Nederland (TNN) en Transvisie over de bestaande
wensen en ervaringen meegenomen? Wordt bij het meten van de patiënttevredenheid alleen
naar de beleving van de zorg zelf gekeken, maar ook breder naar bijvoorbeeld de rompslomp
en mogelijke frustraties die het laten vergoeden van de zorg op dit moment met zich
meebrengt?
In het advies van de kwartiermaker wordt benadrukt dat veel van de transgenders het
zorgtraject ervaren als een one-size-fits-all benadering die onvoldoende rekening
houdt met individuele verschillen in behoefte. Zijn er ook andere situaties in de
zorg denkbaar waar dit een rol speelt? Hoe wordt er dan omgegaan met verschillende
zorgbehoeftes?
Specifiek over het tekort aan capaciteit vragen de leden van de D66-fractie of het
tekort aan zorgprofessionals in de transgenderzorg algemeen is, zoals er in de zorgsector
nu breed krapte heerst, of dat het misschien nodig of wenselijk is om meer mensen
aan te trekken voor een specifieke opleiding?
De leden van de D66-fractie vragen wat de stand van zaken is rondom de kwaliteitsstandaarden
in de transgenderzorg. Wat is de reden dat de kwaliteitsstandaard psychische transgenderzorg
nog niet is aangeboden aan het Zorginstituut Nederland? Ziet de Minister mogelijkheden
om dat te bevorderen? En wat is de reden dat de op te stellen kwaliteitsstandaard
voor de somatische transgenderzorg op zich laat wachten? Kan de Minister iets zeggen
over voortgang? Ziet de Minister mogelijkheden om de betrokken partijen dichter bij
elkaar te brengen? En hoe zou een module wachttijden in zo’n kwaliteitsstandaard eruit
kunnen zien?
Genoemde leden vragen of in de kwaliteitsstandaarden ook wordt opgenomen op welke
manier de indicatiestelling plaatsvindt, of dat bijvoorbeeld gebeurt door een psycholoog
of psychiater, of dat ook een andere arts dat kan doen? Klopt het dat de kwaliteitsstandaarden
bepalend zijn voor de manier waarop naar transgenderzorg wordt gekeken; of dat vooral
een geestelijke gezondheidszorg (ggz)-blik is, of dat ook andere artsen primair betrokken
kunnen zijn? Hoe wordt de input van belangen- en patiëntenorganisaties op dat gebied
meegenomen?
De leden van de D66-fractie zouden graag zien dat de kwaliteitsstandaarden snel tot
stand komen, juist omdat de zorginkoop hiermee samenhangt. Kan de Minister aangeven
welke acties zorgverzekeraars anticiperend op het advies van de kwartiermaker precies
hebben ondernomen om de inkoop van transgenderzorg te verruimen? Verwacht de Minister
dat dit het ook aantrekkelijker maakt voor partijen om transgenderzorg aan te bieden?
Ziet de Minister dat zorgverzekeraars ook daadwerkelijk al extra capaciteit inkopen?
Genoemde leden vragen of de Minister signalen herkent dat voor kinderen met genderdysforie
de scheiding tussen de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet een belemmering vormt voor
de bekostiging van de zorg voor deze kinderen. Klopt het dat deze zorg onder de Jeugdwet
valt? Zijn er mogelijkheden om de financiering van de zorg voor deze kinderen toch
soepeler te laten verlopen?
De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de betrokkenheid van patiënten-
en belangenverenigingen. De kwartiermaker nodigt expliciet uit om mee te denken en
opmerkingen te maken bij het advies. Is dat ook gebeurd? Op welke manier zijn patiënten-
en belangenverenigingen betrokken bij de totstandkoming van het advies? Op welke manier
is de input meegenomen?
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wanneer het advies van de Gezondheidsraad
over het zorgvuldig inrichten van transgenderzorg, zoals opgenomen in het Werkprogramma
voor 2019, kan worden verwacht, en op welke manier dat meegenomen zal worden bij het
werk van de kwartiermaker transgenderzorg.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het advies kwartiermaker
transgenderzorg en vinden het goed dat er stappen gezet gaan worden om de transgenderzorg
te verbeteren. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen om de lange wachttijden. Er is
momenteel geen goede inschatting te geven van de ontwikkeling van de vraag in de komende
jaren, staat in het advies van de kwartiermaker. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen welke doelstellingen de Minister bij het terugbrengen van de wachttijden heeft.
Is de Minister het met genoemde leden eens dat de wachttijden voor transgenderzorg
binnen de Treeknormen zouden moeten vallen? Wanneer moeten de wachttijden korter zijn,
en hoeveel weken mogen ze dan nog bedragen van de Minister?
De kwartiermaker zal bij het voorjaarsoverleg met betrokken partijen een nadere rapportage
geven over de wachtlijsten, wachttijden en beschikbare capaciteit in 2019 en verder.
Ontvangt de Kamer deze rapportage ook? Zo ja, wanneer ontvangt de Kamer deze rapportage?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het advies
van de kwartiermaker over transgenderzorg. Deze leden hebben naar aanleiding van het
advies onderstaande opmerkingen en vragen.
Brief van de Minister
De leden van de SP-fractie constateren dat de kwartiermaker een grondige analyse heeft
gedaan met betrekking tot de transgenderzorg op basis waarvan een aantal doelstellingen
en acties worden geformuleerd. Daarbij constateren deze leden dat in de brief de verschillende
relevante partijen opgeroepen worden tot constructief meewerken en dat daarbij wordt
aangegeven dat de Minister van zijn kant ook medewerking verleent. De leden van de
SP-fractie vragen om een nadere toelichting op de medewerking door de Minister. Wat
zal de Minister precies gaan ondernemen en wanneer? Daarbij ontvangen genoemde leden
graag een overzicht van de middelen die op de begrotingen van het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport van 2015 tot en met 2019 gereserveerd waren voor de transgenderzorg,
met daarbij aangegeven of er plannen zijn deze middelen te verhogen.
Advies van de kwartiermaker transgender zorg
De wachtlijsten voor transgenderzorg zijn de leden van de SP-fractie al jaren een
doorn in het oog. Transgenderzorg dient tijdig verleend te worden, dat is extra van
belang bij jongeren en adolescenten. De leden van de SP-fractie lezen dat de wachttijd
in 2018 voor verzekerden bij Zilveren Kruis langer was vanwege het bereiken van het
budgetplafond. Kan worden aangegeven wanneer precies het budgetplafond bij Zilveren
Kruis was bereikt, hoeveel mensen hierdoor nog langer moesten wachten op zorg en met
welke tijdsduur hierdoor de wachttijden zijn opgelopen? Kan aanvullend daarop voor
2019 inzicht gegeven worden in de budgetplafonds die worden gehanteerd voor transgenderzorg
door de verschillende zorgverzekeraars?
Voor de lange wachttijden in de transgenderzorg worden in het advies van de kwartiermaker
verschillende oorzaken genoemd, waaronder een tekort aan psychiaters/psychologen,
schaarste met betrekking tot de operatiekamercapaciteit en een onvoldoende gespreid
aanbod. De leden van de SP-fractie vragen op deze drie punten een nadere reflectie
van de Minister. In deze reflectie lezen zij in ieder geval graag terug welke rol
de Minister voor zichzelf ziet aangaande de oplossingen voor deze knelpunten.
Genoemde leden zijn geschrokken van de conclusie dat wachttijden soms zo lang zijn
dat deze psychische problematiek en zelfs suïcidaliteit tot gevolg hebben (pagina
9). Aangezien aangegeven wordt dat op dit punt nog geen onderzoeksgegevens beschikbaar
zijn, vragen de leden van de SP-fractie op welke wijze hier op korte termijn aandacht
aan wordt besteed in de onderzoeksagenda.
In het rapport wordt op pagina 12 aangegeven dat door de lange wachtlijsten transgenders
hun toevlucht zoeken tot chirurgische zorg in het buitenland én dat uit onderzoek
blijkt dat met name de kwaliteit van de postoperatieve nazorg als beter wordt ervaren
dan bij Nederlandse ziekenhuizen en dat er minder hersteloperaties nodig zijn. Graag
ontvangen de leden van de SP-fractie hierop een nadere beschouwing. Deze leden menen
dat het onwenselijk is dat de wachttijden zo lang zijn dat deze toevlucht gezocht
moet worden en vragen of de Minister deze opinie deelt. Zo ja, welke conclusies en
acties worden aan deze constatering gekoppeld? Genoemde leden vinden het positief
dat er geleerd gaat worden van de ervaringen uit het buitenland.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat de kwaliteitsstandaard somatische transgenderzorg
vertraging heeft opgelopen door de uiteenlopende zienswijzen van de betrokken partijen
op de inhoudelijke uitgangspunten en normen waar de transgenderzorg aan moet voldoen
(pagina 14). In dat kader vragen deze leden op welke punten de zienswijzen van de
verschillende partijen precies verschillen en hoe hiermee omgegaan wordt in het komen
tot een definitieve standaard.
Een belangrijk onderdeel van de oplossing van de lange wachttijden met betrekking
tot transgenderzorg is de uitbreiding van de capaciteit, zo menen de leden van de
SP-fractie. Nu lezen zij in het advies van de kwartiermaker dat ziekenhuizen die meer
transgenderzorg willen aanbieden van zorgverzekeraars de vraag krijgen welke zorg
dan minder gedaan wordt, om daarmee binnen de afspraken van het hoofdlijnenakkoord
te blijven. Deze leden vinden dat ziekenhuizen die een type zorg willen bieden waar
een groot tekort aan is, daar niet voor gestraft moeten worden en vragen welke oplossingen
hiervoor mogelijk zijn.
De leden van de SP-fractie vinden dat het onwenselijk is dat de financiering van transgenderzorg
in de ggz en de medisch specialistische zorg niet expliciet is aan te wijzen. Hoe
wordt bevorderd dat de transgenderzorg op een duidelijke wijze wordt gefinancierd,
waarbij wordt voorkomen dat vergoedingen voor transgenderzorg variëren tussen instellingen
en zorgverzekeraars, wat een bron is voor onzekerheid? De oproep wordt gedaan om de
zorginkoop voor transgenderzorg te verruimen. De leden van de SP-fractie onderschrijven
deze oproep en vragen hoeveel de verruiming moet bedragen en op welke termijn dit
geregeld gaat worden.
Overkoepelend vragen deze leden of zowel de Minister als de kwartiermaker ervan overtuigd
zijn dat de genoemde acties in het advies daadwerkelijk ertoe leiden dat de wachtlijsten
worden weggewerkt.
Graag ontvangen de leden van de SP-fractie per aanbeveling (waaronder de aanbeveling:
«contracteer extra zorg in de ggz» en «er dient extra endocrinologische zorg ingekocht
te worden») een reactie met daarbij aangegeven of, en zo ja hoe, aan de aanbeveling
gevolg wordt gegeven. Daarnaast hebben zij de volgende specifieke vragen:
– Welke budgetten zijn er per zorgverzekeraar voor 2015–2019 beschikbaar voor transgenderzorg
en hoeveel mensen kunnen met dit budget geholpen worden?
– Is de Minister bereid een onderzoeksopdracht te laten formuleren naar de wensen en
ervaringen van patiënten, de ontwikkeling van de vraag naar zorg én welke zorg op
termijn verzekerd is of niet? Bestaat daarbij de bereidheid deze onderzoeken financieel
mogelijk te maken?
– Het feit dat diverse ggz-aanbieders knelpunten ervaren in de financiering van psychische
zorg voor jeugdigen door gemeenten, vinden de leden van de SP-fractie zeer onwenselijk.
Kan worden toegelicht bij welke en hoeveel gemeenten er nu problemen zijn en op welke
manier deze knelpunten op zo kort mogelijk termijn worden opgelost?
II. Reactie van de Minister
Ik dank uw Kamer voor de vragen naar aanleiding van mijn brief van 23 januari 2019
inzake Advies kwartiermaker transgenderzorg (Kamerstukken 31 016 en 29 689, nr. 189). Ik vind het net als mijn ambtsvoorganger belangrijk dat transgenders goede en gecoördineerde
zorg krijgen. Transgenderzorg is ketenzorg en patiënten zijn gebaat bij een multidisciplinair,
gecoördineerd en afgestemd zorgproces waarbij meerdere specialismen betrokken zijn.
Daar zet ik mij voor in. Ik vind het daarbij wel belangrijk om te onderstrepen dat
het de verantwoordelijkheid van zorginstellingen, professionals en zorgverzekeraars
is om daar ook samen de schouders onder te zetten vanuit de overtuiging dat we samen
verder komen.
Ik heb de beantwoording van de vragen per fractie ingedeeld en een nummering aangebracht
in de vragen.
1. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven of zorgverzekeraars
(onder andere door extra capaciteit inkopen) en zorgaanbieders (onder andere door
op andere wijze in netwerken samenwerken en meer maatwerk bieden) hebben aangegeven
bereid te zijn om de adviezen van de kwartiermaker daadwerkelijk voortvarend op te
pakken. Op welke wijze geeft de Minister daar medewerking aan? En wordt de Kamer geïnformeerd
over de voortgang van dit proces?
Zorgverzekeraars hebben hun commitment uitgesproken om de adviezen van de kwartiermaker
ter hand te nemen en voortvarend op te pakken. De kwartiermaker ondervindt steun vanuit
het hele veld en ik heb vertrouwen in de manier waarop hij in 2019 zijn plan van aanpak
wil uitvoeren. Uiteraard is daarvoor de inzet en betrokkenheid van alle betrokken
partijen nodig. Ik zal daar van mijn kant ook medewerking aan verlenen en zal er ook
op toezien dat partijen hun verantwoordelijkheid ook in de toekomst (blijven) nemen.
Ik zal de Kamer voor de zomer een brief sturen over de voortgang van dit proces.
2. De leden van de CDA-fractie vragen of alle doelstellingen voor 2019, zoals die
opgesomd zijn op pagina 22 van het advies van de kwartiermaker, door alle betrokkenen
onderschreven worden en of er sprake is van een welwillende en constructieve medewerking
hierbij. Deze leden vragen daarbij welke partij leidend is in het bewaken van de voortgang
van het behalen van deze doelstellingen.
Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van betrokken partijen om ieder vanuit
hun eigen verantwoordelijkheid invulling te geven aan de doelstellingen. Het is mijn
stellige indruk dat alle partijen constructief meewerken aan de opdracht van de kwartiermaker.
De kwartiermaker heeft de rol van aanjager hierin en zal ook de voortgang van de doelstellingen
bewaken.
3. De leden van de CDA-fractie vragen of de doelstelling van het zichtbaar verlagen
van de wachttijd tot zorg voor transgenders ook nader gekwantificeerd wordt. Is het
de bedoeling om nog dit jaar onder de Treeknorm uit te komen? Zo niet, wanneer moet
dit naar mening van de Minister wel uiterlijk zijn behaald? Is er een inschatting
te maken van hoeveel zorg extra ingekocht moet worden om de wachttijden onder de Treeknorm
te krijgen, en om welke bedragen dit ongeveer gaat?
In 2019 gaat de kwartiermaker aan de slag met de implementatie van zijn advies. Hij
heeft onder meer tot doel:
– de wachttijd tot zorg voor transgenders zichtbaar te verlagen;
– netwerksamenwerking tussen aanbieders van transgenderzorg te bouwen en verstevigen;
– en het uitvoeren van zijn plan van aanpak, dat onder meer betrekking heeft op:
a) een analyse van de wachttijden en vraagontwikkeling;
b) het nader in kaart brengen van het potentiële aanbod, en bouwen van netwerken; en
c) het leren van ervaringen uit het buitenland.
Er wordt momenteel extra capaciteit voor transgenderzorg vrijgemaakt en dat zou dit
jaar effect moeten hebben. Of de wachttijden daarmee ook onder de Treeknormen uit
zullen komen kan ik u nog niet zeggen. Het verlagen van de wachttijden is een stevige
opgave in een tijd waarin de vraag naar transgenderzorg blijft toenemen, er moet veel
gebeuren om de wachttijden te verlagen. Een inschatting van de hoeveelheid extra zorg
die moet worden ingekocht en hoeveel dit gaat kosten is nu nog niet te maken. Op korte
termijn is dit onderwerp van gesprek tussen de kwartiermaker en de zorgverzekeraars.
Ook houdt de NZa toezicht op de inspanningen die de zorgverzekeraars in dit kader
leveren; zie mijn antwoord op vraag 5.
Halverwege het jaar heb ik meer zicht op de ontwikkeling van de wachttijden en in
de brief die ik u voor de zomer van 2019 zal toesturen (zie mijn antwoord op vraag
1) zal ik u daarover informeren. Ook zal ik u na de zomer de nieuwe stand van zaken
van de NZa toesturen (zie mijn antwoord op vraag 5).
4. De leden van de CDA-fractie vragen of de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
het advies heeft overgenomen om samen met Transvisie en de kwartiermaker met een handreiking
te komen die concrete handvatten bevat aan gemeenten om zicht te krijgen op de lokale
behoefte aan ondersteuning en op het zorgaanbod, en om de maatschappelijke acceptatie
van transgenders te bevorderen. Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dan te verwachten dat
deze handreiking daadwerkelijk in de eerste helft van 2019 beschikbaar komt voor gemeenten?
De kwartiermaker transgenderzorg adviseert dat de VNG (commissie Zorg, jeugd en onderwijs)
in samenwerking met Transvisie en de kwartiermaker een handreiking ontwikkelt. Het
doel is gemeenten in staat te stellen de zorg en begeleiding voor (met name jonge)
transgenders te organiseren. Het eerste contact met de VNG is inmiddels gelegd. Daaruit
werd duidelijk dat het beste kan worden aangesloten bij de informatie die kenniscentrum
Movisie biedt over LHBTI beleid voor gemeenten. Het streven blijft om de handreiking
in de zomer van 2019 te ontwikkelen. Zodra een versie gereed is, kan deze beschikbaar
komen voor gemeenten.
5. De leden van de D66-fractie vragen of de cijfers zoals opgenomen in het advies
van de kwartiermaker, over hoeveel mensen er op de wachtlijst staan, wat de gemiddelde
wachttijd is, met de uitsplitsing naar jongeren en volwassenen, doorlopend zouden
kunnen worden gemonitord. Zou de Minister dit halfjaarlijks naar de Kamer willen sturen
om de voortgang inzichtelijk te maken? En zouden daar ook inzichtelijke cijfers over
de beschikbare capaciteit aan kunnen worden toegevoegd, om daarvan ook de voortgang
te kunnen volgen?
Zorgverzekeraars zijn in het kader van hun zorgplicht verantwoordelijk voor tijdige
zorg voor hun verzekerden op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De Zvw regelt
echter niet wat de zorgplicht precies inhoudt en hoe zorgverzekeraars aan hun zorgplicht
moeten voldoen. De zorgplicht uit de Zvw is grotendeels een open norm, waarbij zorgverzekeraars
een eigen verantwoordelijkheid hebben om hieraan invulling te geven. De Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) ziet toe op de rechtmatige uitvoering van de zorgplicht door
zorgverzekeraars. De NZa heeft in een controlereeks bij zorgverzekeraars afgelopen
jaar vastgesteld wat hun daadwerkelijke inspanningen zijn om wachttijden in de medisch
specialistische zorg, ggz en wijkverpleging te verminderen. Op basis van de controlereeks
constateert de NZa dat niet alle zorgverzekeraars zich voldoende inspannen om ervoor
te zorgen dat hun verzekerden op tijd de juiste zorg krijgen. Voor de zomer gaat de
NZa weer op controlebezoek bij de zorgverzekeraars. Daarbij gaat de NZa kijken hoe
zorgverzekeraars deze verbeterpunten hebben opgepakt en invulling hebben gegeven aan
de uitkomsten van de vorige controle. Na de zomer komt de NZa met een nieuwe stand
van zaken. Deze stand van zaken zal ik u toesturen. Bij onvoldoende voortgang zal
de NZa verdere stappen zetten, zoals mogelijke openbaarmaking en het geven van een
aanwijzing. Daarnaast worden in het voor- en najaarsoverleg tussen de kwartiermaker,
zorgverzekeraars en zorgaanbieders in de keten, waar de NZa ook bij aanwezig is, actuele
wachttijden besproken. Waarbij het streven is om voor het hele zorglandschap de wachttijden
en lijsten zodanig te presenteren dat een «spoorboekje» ontstaat voor transgenderzorg
waarmee transgenders en behandelaren behandelkeuzes kunnen maken. Ook bekijkt de NZa
of het van toegevoegde waarde is om na 2019 (nadat de kwartiermaker deze rol loslaat)
de wachttijden van transgenderzorg op te nemen in de doorontwikkeling van de regeling
wachttijden. Het doorontwikkelen van de regeling helpt de NZa haar inzicht in de wachttijden
aan te scherpen.
6. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of bij deze monitor ook de ontwikkeling
van de patiënttevredenheid kan worden meegenomen. Is er inderdaad een nulmeting geweest
op het gebied van patiënttevredenheid? Wat waren de resultaten daarvan? Op welke manier
worden signalen van Transgender Netwerk Nederland (TNN) en Transvisie over de bestaande
wensen en ervaringen meegenomen? Wordt bij het meten van de patiënttevredenheid alleen
naar de beleving van de zorg zelf gekeken, maar ook breder naar bijvoorbeeld de rompslomp
en mogelijke frustraties die het laten vergoeden van de zorg op dit moment met zich
meebrengt?
In januari en februari 2016 heeft Patiëntenorganisatie Transvisie een onderzoek uitgevoerd
onder Nederlandse transgenders die in transitie zijn of zijn geweest. Patiënttevredenheid
was één van de onderzochte elementen. In totaal 273 personen hebben de vragen in dat
onderzoek beantwoord. Uit de gespreksronde van de Kwartiermaker blijkt dat de populatie
van transgenders diverser wordt en de behoeftes meer uiteenlopen. Om die reden is
de aanbeveling opgenomen dat er een nieuw, breder onderzoek wordt uitgevoerd naar
patiëntwensen en -ervaringen. Deze «moment opname» wordt opgezet en uitgevoerd in
samenwerking met wetenschappelijke partijen en transgenderorganisaties.
Het doel van het behoefte- en tevredenheidsonderzoek is vierledig:
1. Inzichten verkrijgen in de verschillende zorgvragen, -wensen en -behoeftes onder transgenders.
2. Het zichtbaar maken van de individuele zorgpad variatie onder transgenders en in hoeverre
het individuele zorgpad aansluit bij hun ervaringen, wensen en behoeftes.
3. Het inventariseren van hoe bejegening en ondersteuning binnen het individuele zorgpad
worden ervaren.
4. Een overzicht krijgen van de ervaringen per zorgaanbieder, de samenwerking tussen
zorgaanbieders, en wat zij individueel en in de samenwerking en in de continuïteit
van zorg kunnen verbeteren.
De resultaten van dit onderzoek zijn op zichzelf staand van waarde, maar leveren in
combinatie met andere inzichten zoals prognoses over de ontwikkeling van de vraag
naar transgenderzorg, ook de basis om toekomstbestendig zorgaanbod vorm te geven.
Om de doelstellingen te bereiken is het nodig dat de
resultaten voldoende zeggingskracht hebben om beleid op te kunnen baseren. Dat vergt
een gedegen onderzoeksaanpak. Er is ruimte om vragen naar aanleiding van signalen
van TNN en Transvisie op te nemen in de vragenlijst. Ik ga ervan uit dat vragen over
ervaringen rondom administratieve processen en knelpunten rond vergoeding worden meegenomen.
7. De leden van de D66-fractie geven aan dat in het advies van de kwartiermaker wordt
benadrukt dat veel van de transgenders het zorgtraject ervaren als een one-size-fits-all
benadering die onvoldoende rekening houdt met individuele verschillen in behoefte.
Zij vragen of er ook andere situaties in de zorg denkbaar zijn waar dit een rol speelt?
Hoe wordt er dan omgegaan met verschillende zorgbehoeftes?
De kwartiermakersrol richt zich in principe alleen op transgenderzorg. Maar er is
veel informatie te vinden over modulaire zorgpaden in andere domeinen. Denk aan de
zorg bij geriatrische revalidatie, basis-GGZ of de zorg rondom bepaalde chronische
aandoeningen. In die gevallen wordt er in samenspraak met een patiënt of cliënt besproken
wat in zijn of haar situatie passend is. Van belang is dat het goede gesprek met de
patiënt wordt gevoerd: wat vindt hij/zij belangrijk, wat draagt de zorg daadwerkelijk
bij aan een bredere kwaliteit van leven? Samen beslissen is overal in de zorg een
leidend perspectief. Maatwerk leveren is vaak context afhankelijk, zoals enige tijd
geleden (juni 2017) al werd geconstateerd door de Raad voor de Volksgezondheid en
Samenleving (RVS) in het advies «Zonder context geen bewijs» (Kamerstuk 29 689, nr. 837). Daarnaast brengen we via het programma Uitkomstgerichte Zorg (Kamerstuk 31 476, nr. 21) in kaart wat de uitkomsten van behandelingen zijn voor de kwaliteit van leven van
patiënten. Ook stimuleren we met dit programma dat zorgverleners expliciet het gesprek
voeren met patiënten over hun persoonlijke situatie, voorkeuren en behoeften en mede
op basis daarvan gezamenlijk de behandelstappen bepalen («Samen Beslissen»). Een concrete
actie is een campagne om patiënten te stimuleren dit gesprek aan te gaan, die voortborduurt
op de reeds bestaande campagne «Goede Zorg begint met een Goed Gesprek» en «3 goede
vragen» (3goedevragen.nl). Hier kunnen ook transgenders baat bij hebben.
8. Specifiek over het tekort aan capaciteit vragen de leden van de D66-fractie of
het tekort aan zorgprofessionals in de transgenderzorg algemeen is, zoals er in de
zorgsector nu breed krapte heerst, of dat het misschien nodig of wenselijk is om meer
mensen aan te trekken voor een specifieke opleiding?
Het is nog te vroeg om aanvullende acties te ondernemen bij het opleiden van mensen.
Met de aanstaande en aangekondigde uitbreidingen zijn er kansen voor een robuuste
structurele uitbreiding van de capaciteit. De trage opstart van de gewenste capaciteitsgroei
heeft primair te maken met fundamentele keuzes die zorgaanbieders (moeten) maken om
zich te gaan richten op de zorg voor transgenders. Daarnaast is er een krapte als
gevolg van de allocatie van beschikbare capaciteit in operatiekamers. Voor zowel het
psychologisch/psychiatrisch traject, als het endocrinologisch en zelfs het chirurgisch
deel van een zorgketen, geven betrokkenen aan dat binnen afzienbare tijd voldaan zou
kunnen worden aan een eventuele opleidingsbehoefte. De activiteiten in 2019 zullen
leiden tot meer inzichten in de eventuele knelpunten waar aanvullende actie gewenst
is.
9. De leden van de D66-fractie vragen wat de stand van zaken is rondom de kwaliteitsstandaarden
in de transgenderzorg. Wat is de reden dat de kwaliteitsstandaard psychische transgenderzorg
nog niet is aangeboden aan het Zorginstituut Nederland? Ziet de Minister mogelijkheden
om dat te bevorderen? En wat is de reden dat de op te stellen kwaliteitsstandaard
voor de somatische transgenderzorg op zich laat wachten? Kan de Minister iets zeggen
over voortgang? Ziet de Minister mogelijkheden om de betrokken partijen dichter bij
elkaar te brengen? En hoe zou een module wachttijden in zo’n kwaliteitsstandaard eruit
kunnen zien?
Zie hieronder bij het antwoord op vraag 10.
10. De leden van de D66-fractie vragen of in de kwaliteitsstandaarden ook wordt opgenomen
op welke manier de indicatiestelling plaatsvindt, of dat bijvoorbeeld gebeurt door
een psycholoog of psychiater, of dat ook een andere arts dat kan doen? Klopt het dat
de kwaliteitsstandaarden bepalend zijn voor de manier waarop naar transgenderzorg
wordt gekeken; of dat vooral een geestelijke gezondheidszorg (ggz)-blik is, of dat
ook andere artsen primair betrokken kunnen zijn? Hoe wordt de input van belangen-
en patiëntenorganisaties op dat gebied meegenomen?
De kwaliteitsstandaard somatische transgenderzorg wordt gemaakt door veldpartijen
(en wordt gefinancierd door VWS) en heeft vertraging opgelopen doordat het verwerken
van uiteenlopende commentaren meer tijd vergde dan aanvankelijk voorzien. Inmiddels
is de standaard ter autorisatie aangeboden aan de partijen, er wordt in juni 2019
een reactie verwacht. Er wordt in de standaard onder andere beschreven op welke manier
de indicatie moet plaatsvinden. De patiëntenorganisatie Transvisie is nauw betrokken
bij het maken van de standaard.
11. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan aangeven welke acties zorgverzekeraars
anticiperend op het advies van de kwartiermaker precies hebben ondernomen om de inkoop
van transgenderzorg te verruimen? Verwacht de Minister dat dit het ook aantrekkelijker
maakt voor partijen om transgenderzorg aan te bieden? Ziet de Minister dat zorgverzekeraars
ook daadwerkelijk al extra capaciteit inkopen?
Zorgverzekeraars zien het belang van netwerkvorming en samenwerkingsafspraken tussen
zorginstellingen zodat taken en verantwoordelijkheden duidelijk zijn. Aangezien er
nog geen zorgstandaard is wordt vooralsnog gevraagd om de basale samenwerkingsafspraken.
Deze lijken echter nog maar beperkt gerealiseerd. Door het ontbreken van de standaard
is niet bekend aan welke voorwaarden een samenwerkend zorgverlener moet voldoen of
welke richting (decentralisatie) wenselijk is. Dit vormt mogelijk een belemmering
in de inkoop van extra capaciteit. De kwartiermaker zal daarom op korte termijn een
handreiking voor netwerksamenwerking publiceren, onder meer ten behoeve van de zorginkoop.
Zorgverzekeraars zijn bereid om aanvullend te contracteren voor 2019. Zorgverzekeraars
zijn op dit moment in gesprek met nieuwe aanbieders die zich bij de zorgverzekeraar
melden en in aanmerking willen komen voor een contract. Hierbij betrekken de zorgverzekeraars
het adviesrapport van de kwartiermaker ten aanzien van de kwaliteitseisen ten behoeve
van netwerkvorming en te bieden zorg. Ook met bestaande zorgaanbieders wordt op dit
moment gesproken over de beschikbare en eventuele uitbreiding van de capaciteit en
de inhoud van het zorgpad.
12. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister signalen herkent dat voor kinderen
met genderdysforie de scheiding tussen de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet een belemmering
vormt voor de bekostiging van de zorg voor deze kinderen. Klopt het dat deze zorg
onder de Jeugdwet valt? Zijn er mogelijkheden om de financiering van de zorg voor
deze kinderen toch soepeler te laten verlopen?
Voor een nadere analyse van de bovenstaande vraag heb ik het Kenniscentrum Kinder-
en Jeugdpsychiatrie om advies gevraagd. Genderdysforie wordt in de DSM5 gebruikt voor
de genderidentiteitsgerelateerde diagnose. De terminologie is echter aan verandering
onderhevig; het wordt in toenemende mate niet als aandoening op zichzelf gezien maar
het gaat over bijkomende psychische problemen. Genderdiversiteit kan dus voor jongeren
verschillende psychische klachten met zich meebrengen (maar niet noodzakelijk). Inderdaad
kan er een medisch traject aan verbonden worden als er tot een fysieke transitie wordt
overgegaan. De scheiding tussen Zorgverzekeringswet en Jeugdwet zou dus alleen aan
de orde komen als er ook sprake is van somatische problematiek. Of en hoe vaak dit
speelt is voor mij moeilijk te beoordelen. Het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie
is momenteel bezig met het opstellen van een kennisdossier over genderdysforie. Met
het opzetten van het kennisdossier wordt beoogd om informatie over genderdysforie
op een toegankelijke wijze beschikbaar te stellen.
De kwartiermaker zal deze vraag daarnaast ook meenemen bij het opstellen van een handreiking
voor gemeenten. Mochten daaruit signalen naar voren komen dat de scheiding tussen
Jeugdwet en Zorgverzekeringswet als een belemmering wordt ervaren, dan zullen zij
daarover na de zomer nader rapporteren.
13. De leden van de D66-fractie vragen of patiënten- en belangenverenigingen hebben
meegedacht en opmerkingen hebben gemaakt bij het advies van de kwartiermaker, op welke
manier zij betrokken zijn bij de totstandkoming van het advies en op welke manier
de input is meegenomen?
De kwartiermaker heeft zeer veel personen gesproken om te komen tot het advies van
januari, waaronder ook vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties. Dit is gebeurd
met behulp van interviews (telefonisch of op locatie), tijdens groepsbijeenkomsten
en door het formeren van een denkteam. Bovendien hebben diverse personen gevraagd
en ongevraagd reacties gegeven in de vorm van signalen en concrete verbetersuggesties
naar aanleiding van het in december aan de Tweede Kamer toegezonden korte termijn
advies. Er is op verschillende momenten constructief contact geweest en informatie
uitgewisseld met onder meer Transvisie en TNN. Suggesties en opmerkingen zijn waar
zinvol verwerkt en overgenomen. Patiëntenorganisaties hebben bovendien een belangrijke
en actieve rol bij het in 2019 uit te voeren patiëntbehoefte- en ervaringsonderzoek.
Bij het nog uit te voeren onderzoek naar patiëntwensen en -ervaringen spelen patiënten-
en belangenverenigingen ook weer een belangrijke rol.
14. Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wanneer het advies van de Gezondheidsraad
over het zorgvuldig inrichten van transgenderzorg, zoals opgenomen in het Werkprogramma
voor 2019, kan worden verwacht, en op welke manier dat meegenomen zal worden bij het
werk van de kwartiermaker transgenderzorg.
Het onderwerp heeft op het werkprogramma 2019 gestaan («Transgenderzorg zorgvuldig
inrichten»). Vanwege het inzetten van de kwartiermaker in 2018 in verband met het
terugdringen van de wachttijden en de totstandkoming van transgenderzorg in de vorm
van netwerken zijn nut en noodzaak van een advies van de Gezondheidsraad over transgenderzorg
in een ander daglicht komen te staan. Het onderwerp zal daarom vanaf 2020 niet meer
op het werkprogramma van de Gezondheidsraad voorkomen.
15. De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke doelstellingen de Minister bij
het terugbrengen van de wachttijden heeft. Is de Minister het met genoemde leden eens
dat de wachttijden voor transgenderzorg binnen de Treeknormen zouden moeten vallen?
Wanneer moeten de wachttijden korter zijn, en hoeveel weken mogen ze dan nog bedragen
van de Minister?
Zoals u weet hebben Zorgverzekeraars Nederland en het Ministerie van VWS vorig jaar
gezamenlijk besloten tot het aanstellen en financieren van een kwartiermaker transgenderzorg,
die onder meer tot doel heeft om de wachttijden tot zorg voor transgenders zichtbaar
te verlagen. In mijn antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven dat er momenteel extra
capaciteit voor transgenderzorg wordt vrijgemaakt en dat dat dit jaar effect zou moeten
hebben. Of de wachttijden daarmee ook onder de Treeknormen uit zullen komen kan ik
u nog niet zeggen. Het verlagen van de wachttijden is een stevige opgave in een tijd
waarin de vraag naar transgenderzorg blijft toenemen, er moet veel gebeuren om de
wachttijden te verlagen. Zoals ik al heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 is
de NZa bezig met een controlereeks voor de wachttijden bij de zorgverzekeraars. Na
de zomer ontvang ik van de NZa hierover een rapportage. Deze rapportage zal ik met
u delen. Ook bekijkt de NZa of het van toegevoegde waarde is om na 2019 (nadat de
kwartiermaker deze rol loslaat) de wachttijden van transgenderzorg op te nemen in
de doorontwikkeling van de regeling wachttijden.
16. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Kamer de rapportage die de kwartiermaker
bij het voorjaarsoverleg met betrokken partijen zal geven over de wachtlijsten, wachttijden
en beschikbare capaciteit in 2019 en verder ook ontvangt en zo ja, wanneer.
Na het voorjaarsoverleg zal de kwartiermaker mij een brief sturen over de voortgang
van het proces met daarin met name informatie over de wachttijden en de ontwikkeling
van de zorgvraag en het zorgaanbod. Deze rapportage van de kwartiermaker zal ik meenemen
in de brief die ik de Kamer voor de zomer zal toesturen over de voortgang van het
proces van de kwartiermaker (zie mijn antwoord op vraag 1).
17. De leden van de SP-fractie vragen om een nadere toelichting op de medewerking
door de Minister aan het werk van de kwartiermaker. Wat zal de Minister precies gaan
ondernemen en wanneer? Daarbij ontvangen genoemde leden graag een overzicht van de
middelen die op de begrotingen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport van 2015 tot en met 2019 gereserveerd waren voor de transgenderzorg, met daarbij
aangegeven of er plannen zijn deze middelen te verhogen.
Zoals u weet hebben het Ministerie van VWS en Zorgverzekeraars Nederland gezamenlijk
besloten tot het aanstellen van een kwartiermaker transgenderzorg, met als doel om
– kort samengevat – de transgenderzorg te verbeteren. Ik heb veel vertrouwen in het
werk van de kwartiermaker en zal zijn werkzaamheden ondersteunen waar dit nodig is.
Ook zal ik er zeker op toe blijven zien dat alle partijen hun verantwoordelijkheid
(blijven) nemen; het toezicht dat de NZa houdt op de verbetering van de wachttijden
voor transgenderzorg is daar een belangrijk voorbeeld van.
Transgenderzorg wordt in belangrijke mate gefinancierd met premiemiddelen op basis
van de Zorgverzekeringswet (onderdeel van het uitgavenplafond zorg; zorgverzekeraars
en zorgaanbieders maken in de zorginkoop afspraken over het leveren van zorg en de
financiering ervan) en ook deels via de Jeugdwet. Op de begroting van VWS zijn daarnaast
nog de volgende middelen gereserveerd voor transgenderzorg:
Bron: begroting VWS 2019
bedragen * 1.000 euro
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Subsidieregeling Borstvergroting transgenders
0
2.100
4.200
4.200
2.800
2.800
2.800
De kosten van de kwartiermaker worden deels door mij en ZN gefinancierd. Voor 2019
en 2020 is een bedrag van € 100.000 en € 50.000 beschikbaar.
18. De leden van de SP-fractie lezen dat de wachttijd in 2018 voor verzekerden bij
Zilveren Kruis langer was vanwege het bereiken van het budgetplafond en vragen wanneer
precies het budgetplafond bij Zilveren Kruis was bereikt, hoeveel mensen hierdoor
nog langer moesten wachten op zorg en met welke tijdsduur hierdoor de wachttijden
zijn opgelopen. Ook vragen zij of aanvullend daarop voor 2019 inzicht kan worden gegeven
in de budgetplafonds die worden gehanteerd voor transgenderzorg door de verschillende
zorgverzekeraars.
Zorgverzekeraars Nederland herkent desgevraagd niet de uitspraak dat de wachttijden
bij Zilveren Kruis langer waren dan bij andere zorgverzekeraars. Zilveren Kruis herkent
wel dat zij met 2 GGZ aanbieders die psychologische zorg bieden en gespecialiseerd
zijn in genderdysforie, in het najaar 2018 en naar tevredenheid in gesprek is geweest
over de financiering. Dit is mede input geweest voor het formuleren van de opdracht
voor de kwartiermaker die geresulteerd heeft in het advies wat er nu ligt op het gebied
van financiering, kwaliteit van zorg en decentrale netwerkvorming. Zorgverzekeraars
hebben zich gecommitteerd aan het behalen van de doelstellingen uit het adviesrapport.
Zorgverzekeraars hanteren verschillende contractvormen. Zorgverzekeraars bepalen individueel
in de onderhandelingen met instellingen of er een budgetplafond wordt afgesproken.
Budgetplafonds worden overigens doorgaans niet per patiëntengroep afgesproken maar
indien van toepassing per zorginstelling. Dit zijn individuele afspraken tussen zorgverzekeraar
en zorgaanbieders die concurrentieel zijn.
19. Voor de lange wachttijden in de transgenderzorg worden in het advies van de kwartiermaker
verschillende oorzaken genoemd, waaronder een tekort aan psychiaters/psychologen,
schaarste met betrekking tot de operatiekamercapaciteit en een onvoldoende gespreid
aanbod. De leden van de SP-fractie vragen op deze drie punten een nadere reflectie
van de Minister, met een reactie van de Minister op de vraag welke rol hij voor zichzelf
ziet aangaande de oplossingen voor deze knelpunten.
Op 4 september 2019 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over het feit dat de zorgverzekeraars
en VWS, in afstemming met de andere partners die betrokken zijn bij de overleggen
die regelmatig plaatsvinden over de transgenderzorg, hebben besloten een kwartiermaker
aan te stellen voor de transgenderzorg (Kamerstuk 31 016, nr. 109). In oktober 2018 is het bureau Zorgvuldig Advies aangesteld als kwartiermaker. Zorgverzekeraars
Nederland is opdrachtgever van dit project. Het Ministerie van VWS is nauw betrokken
bij de voortgang, en het Ministerie van VWS en de zorgverzekeraars financieren gezamenlijk
de opdracht aan de kwartiermaker. Het advies van de kwartiermaker is gericht op het
weergeven van de probleemanalyse met betrekking tot de transgenderzorg en op het weergeven
van de oplossingsrichtingen. Het advies vraagt van alle partijen in de transgenderzorg
betrokkenheid, inzet en ook een aanpassing van hun werkwijze. Dat geldt zowel voor
de zorgverzekeraars, die het advies krijgen om extra capaciteit in te kopen voor transgenderzorg
en om daarbij rekening te houden met de door de kwartiermaker geformuleerde randvoorwaarden
voor transgenderzorg, als voor de zorgaanbieders die onder meer het advies krijgen
om op andere wijze in netwerken te gaan samenwerken en meer maatwerk te bieden bij
de zorg aan transgenders. Ik ga ervan uit dat alle partijen hier welwillend en op
constructieve wijze aan zullen meewerken. Uiteraard zal ik daar van mijn kant ook
medewerking aan verlenen en zal ik er ook op toezien dat partijen hun verantwoordelijkheid
(blijven) nemen
20. De leden van de SP zijn geschrokken van de conclusie dat wachttijden soms zo lang
zijn dat deze psychische problematiek en zelfs suïcidaliteit tot gevolg hebben, en
vragen op welke wijze hier op korte termijn aandacht aan wordt besteed in de onderzoeksagenda.
Het terugdringen van het aantal suïcides in Nederland is een van de speerpunten van
dit kabinet. Om de activiteiten en de aanpak suïcidepreventie verder te intensiveren
heeft dit kabinet extra middelen ter beschikking gesteld in het regeerakkoord. Daarbij
is specifiek aandacht besteed aan de groep van LHBTi-jongeren vanwege het feit dat
zij extra kwetsbaar zijn voor suïcidaliteit. Het terugdringen van suïcides is uitdrukkelijk
niet beperkt tot de ggz zorg maar zal breder in de samenleving moeten plaatsvinden.
Het is van belang breder in de samenleving suïcidaal gedrag te herkennen, het gesprek
erover te kunnen aangaan en goed weten te handelen. Een groot aantal organisaties
heeft zich gecommitteerd aan de Landelijke agenda suïcidepreventie waarmee acties
in gang worden gezet (opdoen van kennis, trainingen in de gespreksvoering en herkennen
van signalen en risicogroepen). Onder scholen is er een toenemende belangstelling
om aan de specifieke trainingen deel te nemen.
Voor de risicogroep van de LHBTi-jongeren is in 2018 een specifiek project gestart
dat in nauwe samenwerking met 113 Zelfmoordpreventie, COC Nederland en Movisie uitgevoerd
wordt. Samen – in afstemming met de betrokken jongeren zelf – ontwikkelen ze een online
en offline-campagne voor de jongeren, de ouders en professionals. Bij de uitvoering
van het project wordt voortgebouwd op de bestaande interventie www.iedereenisanders.nl. De informatie en aanpakken rond suïcidepreventie voor LHBTi-jongeren worden verbeterd,
uitgebreid en verduurzaamd. Het onderwijs wordt bereikt via de Gender and Sexuality
Alliances (GSA’s), een goedlopende interventie van het COC op scholen in het voortgezet
onderwijs. Ouders worden voorzien van toegankelijke informatie over het signaleren
van suïcidaal gedrag en handvatten om hierover in gesprek te gaan.
Professionals krijgen beschikking over een combinatie van masterclasses en een onlinetraining
over de kwetsbaarheid van LHBTi-jongeren voor suïcidaal gedrag en vaardigheden over
hoe zij hiermee om kunnen gaan. De campagne van 113 Zelfmoordpreventie, COC Nederland
en Movisie loopt tot en met 2020.
Verder heeft er vorig jaar september een rondetafelgesprek met Staatssecretaris Blokhuis
en verschillende jongeren(organisaties) plaatsgevonden over depressie en suïcidepreventie.
Naar aanleiding daarvan is onder meer afgesproken dat er nog een gesprek over transgenderzorg
zou plaatsvinden met verschillende jongeren die al in transitie zijn gegaan of nog
op de wachtlijst staan. Eind juni zal de kwartiermaker hierover spreken met jongeren
van verschillende jongerenorganisaties. De Ministeries van VWS en OCW en de patiëntenorganisaties
voor transgenderzorg zullen hier bij aanwezig zijn. Tijdens dit gesprek kunnen de
jongeren de kwartiermaker vertellen over hun ervaringen en waar zij tegenaan lopen,
en kan de kwartiermaker de jongeren informeren over de acties die hij onderneemt om
onder meer de wachtlijsten terug te dringen en de transgenderzorg te verbeteren.
21. De leden van de SP-fractie vragen om een nadere beschouwing op de passage in het
rapport (pagina 12) waarin wordt aangegeven dat door de lange wachtlijsten transgenders
hun toevlucht zoeken tot chirurgische zorg in het buitenland én dat uit onderzoek
blijkt dat met name de kwaliteit van de postoperatieve nazorg als beter wordt ervaren
dan bij Nederlandse ziekenhuizen en dat er minder hersteloperaties nodig zijn. Deelt
de Minister hun opinie dat het onwenselijk is dat de wachttijden zo lang zijn dat
deze toevlucht gezocht moet worden en zo ja, welke conclusies en acties worden aan
deze constatering gekoppeld?
In het advies van de kwartiermaker staat inderdaad dat naar schatting 10% van de transgenders
gebruik maakt van chirurgische zorg in het buitenland, met name in België (bijvoorbeeld
aangezichtschirurgie), Duitsland (genitale en borstchirurgie) en Thailand. Ook ik
vind het onwenselijk dat de wachttijden voor transgenderzorg in Nederland lang zijn.
Daarom hebben zorgverzekeraars en VWS, in afstemming met de andere partners die betrokken
zijn bij de overleggen die regelmatig plaatsvinden over de transgenderzorg, besloten
een kwartiermaker aan te stellen voor de transgenderzorg met als doel de transgenderzorg
te verbeteren en ook wachtlijsten te verkleinen (Kamerstuk 31 016, nr. 109).
22. De leden van de SP-fractie vragen op welke punten de zienswijzen van de verschillende
partijen bij de totstandkoming van de kwaliteitsstandaard somatische transgenderzorg
precies verschillen en hoe hiermee omgegaan wordt in het komen tot een definitieve
standaard.
De kwaliteitstandaard somatische transgenderzorg wordt gemaakt door veldpartijen,
zoals gebruikelijk in de zorg. VWS is daarbij niet inhoudelijk betrokken en kan dus
geen uitspraken doen over de zienswijzen van de verschillende partijen en hoe deze
al dan niet verwerkt zijn in de standaard. Inmiddels is de standaard ter autorisatie
aangeboden aan de partijen, er wordt in juni 2019 een reactie verwacht.
23. De leden van de SP-fractie lezen in het advies van de kwartiermaker dat ziekenhuizen
die meer transgenderzorg willen aanbieden van zorgverzekeraars de vraag krijgen welke
zorg dan minder gedaan wordt, om daarmee binnen de afspraken van het hoofdlijnenakkoord
te blijven. Zij vinden dat ziekenhuizen die een type zorg willen bieden waar een groot
tekort aan is, daar niet voor gestraft moeten worden en vragen welke oplossingen hiervoor
mogelijk zijn.
Van de zorgverzekeraars heb ik begrepen dat zij bereid zijn om zorgaanbieders die
zich melden nu en gedurende 2019 aanvullende financiële middelen ter beschikking te
stellen en bij te contracteren, met in achtneming van het adviesrapport.
24. De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt bevorderd dat de transgenderzorg op
een duidelijke wijze wordt gefinancierd, waarbij wordt voorkomen dat vergoedingen
voor transgenderzorg variëren tussen instellingen en zorgverzekeraars? Daarnaast vragen
de leden hoeveel de verruiming van de zorginkoop van transgenderzorg moet bedragen
en op welke termijn dit geregeld gaat worden.
De bestaande prestatiestructuren die de NZa heeft vastgesteld voor de ggz en de medisch
specialistische zorg kunnen worden gebruikt voor de bekostiging van transgenderzorg.
In de medisch specialistische zorg (msz) is er in de structuur een aparte diagnosecode
met de omschrijving «incongruentie genderidentiteit». Indien deze diagnosecode wordt
gebruikt, is de zorg voor transgenders als zodanig herkenbaar. De kwartiermaker krijgt
echter signalen dat niet alle aanbieders de zorg op deze manier declareren waardoor
het voor de zorgverzekeraars lastig is om alle transgenderzorg als zodanig te identificeren.
In de ggz zijn er geen specifieke prestaties voor de ggz die tijdens een transgendertraject
wordt geleverd. De NZa is momenteel bezig met een onderzoek naar de wijze waarop prijzen
worden vastgesteld voor transgenderzorg prestaties in de msz. Deze vallen nu in het
vrije segment en de vraag in het onderzoek is of tariefregulering noodzakelijk is.
Dit onderzoek is aangekondigd in de «Signalering tarieven medisch-specialistische
zorg», (Kamerstuk 33 578, nr. 59) die ik in december 2018 naar de Tweede Kamer heb gestuurd.
Daarnaast zal de kwartiermaker in het patiëntbehoefte- en ervaringsonderzoek vragen
naar de mate waarin onzekerheid over de vergoeding leidt tot belemmeringen.
Het inzetten van extra capaciteit voor transgenderzorg is afhankelijk van veel factoren,
waarvan extra financiële ruimte er soms één is. Ook meer doelmatigheid, een betere
afstemming tussen netwerkpartners, minder dubbelingen in diagnostiek of zorgverlening,
kunnen bijdragen aan het vrij maken van beschikbare capaciteit. Hoeveel extra financiële
ruimte er nodig en beschikbaar is, is eerst en vooral het onderwerp van gesprek tussen
zorgaanbieder(s) en zorgverzekeraar(s), waarbij onder meer de kwaliteit van de onderbouwing
gewogen wordt. De kwartiermaker heeft overigens geen signalen ontvangen dat de hoogte
van de tarieven voor zorgaanbieders een knelpunt is.
25. De leden van de SP-fractie vragen of zowel de Minister als de kwartiermaker ervan
overtuigd zijn dat de genoemde acties in het advies daadwerkelijk ertoe leiden dat
de wachtlijsten worden weggewerkt.
Het onderhavige advies van de kwartiermaker vraagt van alle partijen in de transgenderzorg
betrokkenheid, inzet en ook een aanpassing van hun werkwijze. Dat geldt zowel voor
de zorgverzekeraars, die het advies krijgen om extra capaciteit in te kopen voor transgenderzorg
en om daarbij rekening te houden met de door de kwartiermaker geformuleerde randvoorwaarden
voor transgenderzorg, als voor de zorgaanbieders die onder meer het advies krijgen
om op andere wijze in netwerken te gaan samenwerken en meer maatwerk te bieden bij
de zorg aan transgenders. Ik ga ervan uit dat alle partijen hier welwillend en op
constructieve wijze aan zullen meewerken. Uiteraard zal ik daar van mijn kant ook
medewerking aan verlenen en zal ik er ook op toezien dat partijen hun verantwoordelijkheid
(blijven) nemen. Op basis van de constructieve bijdragen van stakeholders en de ruimte
die er is om als matchmaker op te treden, laat ook de kwartiermaker desgevraagd weten
er veel vertrouwen in te hebben dat de inzet zal leiden tot de gewenste verbeteringen.
Zo is onder meer zichtbaar dat nieuwe zorgaanbieders zich dit jaar melden om (delen
van) het transgenderzorgpad aan te gaan bieden en geven diverse bestaande zorgaanbieders
aan hun capaciteit te gaan uitbreiden. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 3, 5
en 15 heb aangegeven zou de uitbreiding van de capaciteit voor transgenderzorg dit
jaar effect moeten hebben, maar is nog niet te zeggen of de wachttijden daarmee ook
onder de Treeknormen uit zullen komen. Het verlagen van de wachttijden is een stevige
opgave in een tijd waarin de vraag naar transgenderzorg blijft toenemen, er moet veel
gebeuren om de wachttijden te verlagen. De NZa houdt toezicht op de inspanningen die
de zorgverzekeraars in dit kader leveren. Halverwege het jaar heb ik meer zicht op
de ontwikkeling van de wachttijden en in de brief die ik u voor de zomer zal toesturen
(zie mijn antwoord op vraag 1) zal ik u daarover informeren. Ook zal ik u na de zomer
de nieuwe stand van zaken van de NZa toesturen (zie mijn antwoord op vraag 5).
26. De leden van de SP-fractie vragen of de Minister wil reageren op de aanbevelingen
in het rapport van de kwartiermaker (waaronder de aanbeveling: «contracteer extra
zorg in de ggz» en «er dient extra endocrinologische zorg ingekocht te worden»), inclusief
antwoord op de vraag of, en zo ja hoe, aan de aanbeveling gevolg wordt gegeven.
Zoals ik al heb aangegeven hebben zorgverzekeraars mij laten weten dat zij voor 2019
financiële ruimte gereserveerd hebben om zorgaanbieders die zich melden nu en gedurende
2019 aanvullende financiële middelen ter beschikking te stellen en bij te contracteren.
Binnen de mogelijkheden hebben zorgverzekeraars extra ingekocht bij bestaande partijen
en ook nieuwe partijen gecontracteerd.
27. Daarnaast hebben zij de volgende specifieke vragen:
– Welke budgetten zijn er per zorgverzekeraar voor 2015–2019 beschikbaar voor transgenderzorg
en hoeveel mensen kunnen met dit budget geholpen worden?
Dit is vertrouwelijke (want concurrentiële) informatie. Zorgverzekeraars hebben zich
gecommitteerd aan de doelstellingen in het rapport en waaronder een verlaging van
de toegangstijden tot zorg. Zoals ik al heb aangegeven hebben zorgverzekeraars voor
2019 financiële ruimte gereserveerd om zorgaanbieders die zich melden nu en gedurende
2019 aanvullende financiële middelen ter beschikking te stellen en bij te contracteren,
met in achtneming van het adviesrapport.
– Is de Minister bereid een onderzoeksopdracht te laten formuleren naar de wensen
en ervaringen van patiënten, de ontwikkeling van de vraag naar zorg én welke zorg
op termijn verzekerd is of niet? Bestaat daarbij de bereidheid deze onderzoeken financieel
mogelijk te maken?
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 6 van de D66-fractie.
– Het feit dat diverse ggz-aanbieders knelpunten ervaren in de financiering van psychische
zorg voor jeugdigen door gemeenten, vinden de leden van de SP-fractie zeer onwenselijk.
Kan worden toegelicht bij welke en hoeveel gemeenten er nu problemen zijn en op welke
manier deze knelpunten op zo kort mogelijk termijn worden opgelost?
Deze conclusie is door de kwartiermaker getrokken op basis van signalen die door enkele
gesprekspartners werden herkend en bevestigd. Er is echter geen nader kwantitatief
onderzoek uitgevoerd naar de exacte omvang, bij welke en hoeveel gemeenten er problemen
zijn. Oplossen van de knelpunten start met de door de kwartiermaker voorgestelde handreiking
in coördinatie met de VNG en Movisie (zie antwoord op vraag 4 van de CDA-fractie).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier