Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over leegloop en braindrain door arbeidsmigratie binnen de EU
Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over leegloop en braindrain door arbeidsmigratie binnen de EU (ingezonden 6 mei 2019).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 3 juni
2019).
Vraag 1
Bent u bekend met bericht «Arbeidsmigratie in EU: van «De deur staat open» tot «Kom
alsjeblieft terug!»»?1 Wat is uw oordeel hierover?
Antwoord 1
Ja, het bericht is bij mij bekend. Voor mijn oordeel verwijs ik naar de beantwoording
van de vragen hieronder.
Vraag 2
Deelt u de zorgen van de inwoners van Italië, Spanje, Griekenland, Polen en Roemenië
over leegloop en braindrain door het vertrek van landgenoten die elders in de Europese
Unie (EU) gaan werken?
Antwoord 2
Ik kan mij die zorgen voorstellen. Uitgaande arbeidsmobiliteit kan bijdragen aan een
groeiend tekort aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren. Tegelijkertijd is het vrij
verkeer voor werknemers en hun familie een fundamenteel recht.
Vraag 3
Wat is uw reactie op de premier van Polen als hij tegen zijn inwoners zegt «Kom terug!
We hebben jullie nodig»?
Antwoord 3
In Polen is het aantal emigranten groter dan het aantal immigranten. Daarnaast heeft
Polen, evenals Nederland, te maken met toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Eurostat
gebruikt de «job vacancy rate» om de krapte op de arbeidsmarkt te monitoren. Daarmee
wordt het aantal onvervulde vacatures uitgedrukt als aandeel van alle beschikbare
banen (dat is de optelsom van alle vervulde banen en onvervulde vacatures). In 2018
bleef in Nederland 3% van de beschikbare banen onvervuld daar waar in Polen 1,2% van
de beschikbare banen onvervuld bleef. Tsjechië had in 2018 het hoogst percentage vacaturegraad
(5,5%) van de EU2.
JOB VACANCY RATE (%)
2014
2015
2016
2017
2018
Nederland
1,4
1,71
2,01
2,51
3,01
Polen
0,5
0,6
0,8
1,0
1,2
Bron: Eurostat (https://ec.europa.eu/eurostat/web/labour-market/job-vacancies/database)
X Noot
1
Voorlopige cijfers
Vraag 4 en 5
Begrijpt u dat de roep om maatregelen tegen ongereguleerde arbeidsmigratie steeds
luider wordt? Wat onderneemt u om hieraan tegemoet te komen?
Deelt u de mening dat het zogeheten vrije verkeer van personen en diensten tot sociale
ontwrichting leidt binnen de EU? Wat onderneemt u hiertegen?
Antwoord 4 en 5
Het vrij verkeer van werknemers wordt gereguleerd door Verordening (EU) Nr. 492/2011
van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrij verkeer
van werknemers binnen de Unie. Het vrij verkeer van werknemers is één van de pijlers
onder de Europese samenwerking en biedt werknemers de mogelijkheid de eigen levensomstandigheden
en sociale positie te verbeteren. Tegelijkertijd draagt het vrij verkeer van werknemers
bij aan de behoeften van de economie van de lidstaten.3
Ik ben voorstander van het vrij verkeer, maar vind het van belang dat er regels zijn
om negatieve gevolgen ervan aan te pakken. Met de herziening van de detacheringsrichtlijn,
de handhavingsrichtlijn en de oprichting van de Europese arbeidsautoriteit zijn grote
stappen gezet.
Het vrij verkeer van werknemers heeft zijn keerzijdes. Het kabinet is de afgelopen
periode gericht geweest op het bestrijden en voorkomen van de nadelige effecten van
het vrij verkeer van werknemers en zal zich hiervoor blijven inzetten.
Vraag 6 en 7
Erkent u dat bij de invoering van het zogeheten vrije verkeer van personen en diensten
vooral is gekeken naar de economische voordelen voor bedrijven, maar onvoldoende naar
negatieve effecten zoals braindrain, leegloop en oneerlijke concurrentie?
Bent u het eens dat het zogeheten vrije verkeer van werknemers en diensten goed kan
werken tussen lidstaten die economisch vergelijkbaar zijn, maar ontwrichtende gevolgen
heeft indien dit wordt toegepast op landen die economisch grote verschillen vertonen?
Antwoord 6 en 7
Arbeidsmobiliteit versterkt de (kennis)economie, innovatieve slagkracht en concurrentiepositie
van alle EU-landen en Nederland in het bijzonder. Arbeidsmobiliteit helpt bij het
matchen van vraag en aanbod op de (Europese) arbeidsmarkt en kan helpen bij het opvangen
van economische schokken en de gevolgen van vergrijzing. Dat neemt niet weg dat arbeidsmobiliteit
ook zijn keerzijden kent. Naast eventuele tekorten op de arbeidsmarkt in lidstaten
waar arbeidskrachten vertrekken, kan arbeidsmobiliteit ook leiden tot oneerlijke concurrentie
op loonkosten, arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden.
Circa 17 miljoen EU-burgers maken gebruik van vrij verkeer van werknemers en diensten.4 Opwaartse sociaaleconomische convergentie is één van de beloftes van de Europese
Unie en essentieel voor het functioneren van de EU. De economische prestaties binnen
de EU lopen echter nog aanzienlijk uiteen, net als het inkomensniveau van de bevolking.5 Ik ben van oordeel dat blijvende inzet van lidstaten nodig is om de veerkracht van
de economieën, sociaaleconomische prestaties en leefomstandigheden van hun burgers
te verbeteren.
Vraag 8
Deelt u de mening dat een open gesprek over regulering van het vrije verkeer van werknemers
sterker is dan de discussie doodslaan met het argument dat dit «nu eenmaal is hoe
de EU werkt»? Zo ja, wanneer komt u met een voorstel?
Antwoord 7 en 8
Zoals ik aangaf bij de beantwoording van vragen 4 en 5 is de belangrijkste oorzaak
van arbeidsmobiliteit dat de sociaaleconomische verschillen tussen EU-lidstaten aanzienlijk
zijn. Daarom vind ik het belangrijk dat de Europese Unie blijft inzetten op opwaartse
sociaaleconomische convergentie om de veerkracht van de economieën van lidstaten,
hun sociaaleconomische prestaties en hun leefomstandigheden te verbeteren.
Daarnaast kunnen lidstaten met tekorten op de arbeidsmarkt als gevolg van vertrekkende
arbeidskrachten, adequaat beleid ontwikkelen om het voor werknemers aantrekkelijker
te maken in het land van herkomst te blijven.
Een versterkte inzet van het bestaande instrumentarium, zoals de Macro-economische
onevenwichtighedenprocedure, het Stabiliteits- en Groeipact en de open methode van
coördinatie, kan dit proces ondersteunen.
In dit kader zal het kabinet inzetten op de versterking van het Europees Semester,
onder meer door het gericht onderling vergelijken van de beleidsinspanningen (doelen,
instrumenten en resultaten) van lidstaten («benchmarking») en vormen van beleidsintervisie
tussen lidstaten («peer review»). Ook de effectieve benutting van de middelen uit
de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) zoals het Europees Sociaal
Fonds kan een belangrijke bijdrage leveren aan opwaartse sociaaleconomische convergentie.
Tevens draagt de inzet van het kabinet om de koppeling tussen het Europese Semester
en de benutting van Europese middelen te versterken hieraan bij.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.