Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de aanbevelingen werkgroep 'Integriteit leden van de Tweede Kamer'
35 166 Raming der voor de Tweede Kamer in 2020 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 8
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 mei 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan het presidium over de brief van 17 april 2019 over de aanbevelingen
werkgroep «Integriteit leden van de Tweede Kamer» (Kamerstuk 35 166, nr. 5).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 mei 2019 aan het presidium voorgelegd. Bij brief
van 29 mei 2019 zijn de vragen, voorzien van een inleiding, beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
Inleiding
Namens het presidium wil ik de leden van de fracties van VVD en D66 bedanken voor
hun nadere vragen en opmerkingen over de brief van het presidium inzake aanbevelingen
van de werkgroep «Integriteit leden van de Tweede Kamer» d.d. 17 april 2019 (Kamerstuk
35 166, nr. 5). In deze reactie proberen wij uw vragen zo helder en duidelijk mogelijk te beantwoorden.
Vraag
De leden van de VVD-fractie vragen waarom de vierde aanbeveling van de werkgroep «Integriteit
leden van de Tweede Kamer» niet is overgenomen, te weten het beschouwen van de mogelijkheden
om in het bestaande stelsel aanvullingen te doen ten aanzien van toezicht en eventueel
ook ten aanzien van handhaving, die berusten op voldoende draagvlak in de Tweede Kamer.
Hierbij zou ook overwogen kunnen worden welke rol de Kamervoorzitter en het presidium
kunnen spelen. Is het presidium bereid hier nog naar te kijken? Ook de leden van de
D66-fractie vragen om aan te geven waarom het presidium geen opvolging heeft gegeven
aan deze aanbeveling en of het presidium overweegt hieraan nog tegemoet te komen.
Antwoord
De werkgroep «Integriteit leden van de Tweede Kamer», onder voorzitterschap van het
toenmalige Kamerlid Foort van Oosten, doet vier aanbevelingen aan het presidium:
1. het vaststellen van een leidraad;
2. het versterken van het model van de vertrouwenspersoon;
3. het jaarlijks uitbrengen van een geanonimiseerd jaarverslag;
4. het beschouwen van de mogelijkheden om in het bestaande stelsel aanvullingen te doen
ten aanzien van toezicht en eventueel ook ten aanzien van handhaving die berusten
op voldoende draagvlak in de Tweede Kamer en het overwegen welke rol de Kamervoorzitter
en het presidium hierbij zouden kunnen spelen.
Het presidium heeft de eerste drie aanbevelingen van de werkgroep overgenomen. De
vierde aanbeveling niet, omdat dit niet in lijn is met de rol en taken van de Voorzitter.
De Voorzitter deelt de opvatting van de leden van de werkgroep dat het op dit moment
ontbreekt aan toezicht en handhaving op het terrein van integriteit. Het is aan de
Kamer zelf om toe te werken naar een instrument waarmee toezicht en handhaving vast
onderdeel worden van het integriteitsbeleid van de Kamer. Met betrekking tot de overweging
om de Kamervoorzitter hierbij een rol te geven is het presidium van mening dat de
Voorzitter een onafhankelijke positie heeft. De Voorzitter is één van de 150 Kamerleden.
Als de Voorzitter dan wel het presidium een toezichts- en handhavingsrol krijgt in
integriteitsvraagstukken dan laadt men al snel de verdenking op zich van «de slager
die zijn eigen vlees keurt».
Vraag
De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze andere landen vorm geven aan handhaving
van de integriteitsregels, welke mogelijkheden er zijn en wat daarvan de voor- en
nadelen zijn.
Antwoord
In het rapport van de werkgroep «Integriteit leden van de Tweede Kamer» (bijlage bij
Kamerstuk 35 166, nr. 5) wordt in bijlage 4 (p. 60–69) op basis van GRECO-rapporten ingegaan op de situatie
ten aanzien van integriteitsregels bij enkele andere parlementen: Duitsland, Verenigd
Koninkrijk, Zweden, Verenigde Staten en het Europees Parlement.
Vraag
De leden van de D66-fractie merken op dat de Eerste Kamer een integriteitscode heeft
opgesteld en vragen naar de contacten hierover met de Tweede Kamer. Ook is de vraag
of deze Leidraad enigszins strookt met die van de Tweede Kamer.
Antwoord
Hoewel GRECO de Eerste en Tweede Kamer in de rapportages als één geheel beschouwt,
zijn zij – als het gaat om integriteitsregels – autonoom. Het presidium heeft vernomen
dat de Eerste Kamer pas zeer recent, op 21 mei 2019, een gedragscode integriteit heeft
opgesteld naar aanleiding van een discussie binnen de Eerste Kamer eerder dit jaar.
De Tweede Kamer heeft de werkgroep «Integriteit leden van de Tweede Kamer» al in 2013
opdracht gegeven om de bestaande regelgeving over de (handhaving van de) integriteit
van Kamerleden tegen het licht te houden en zo nodig verbetervoorstellen te doen.
Dit heeft geresulteerd in een Regeling Integriteit, die uitgebreider en verstrekkender
is dan de integriteitscode die de Eerste Kamer onlangs heeft opgesteld. Zo kent de
Tweede Kamer al jarenlang openbare registers voor nevenfuncties, reizen en geschenken.
De Griffie plenair attendeert de leden halfjaarlijks op deze registers en de mogelijkheid
om omissies te corrigeren.
Het presidium benadrukt dat de Tweede en Eerste Kamer niet met elkaar te vergelijken
zijn, aangezien het Eerste Kamerlidmaatschap een nevenfunctie is. De nieuwe gedragscode
van de Eerste Kamer is vanuit het oogpunt geschreven dat Eerste Kamerleden geen fulltime
politici zijn.
Vraag
De leden van de D66-fractie vragen wat de tijdsplanning is met betrekking tot de uitvoering
van de eerste aanbeveling en hoe de werkwijze zal zijn bij de verdere uitwerking en
voltooiing van de Leidraad. Kan de Kamer in kennis worden gesteld van het proces met
betrekking tot deze Leidraad.
Antwoord
Gelijktijdig met het verzenden van de brief van het presidium aan de Kamer inzake
de aanbevelingen van de werkgroep «Integriteit leden van de Tweede Kamer» d.d. 17 april
2019 (Kamerstuk 35 166, nr. 5) heeft het presidium het rapport van deze werkgroep aan u doen toekomen. In dit rapport
is de leidraad/gedragscode met toelichting opgenomen. Het presidium vraagt de Kamer
in de genoemde brief om deze tekst vast te stellen.
Zodra de Kamer hiermee heeft ingestemd kan concreet vorm en inhoud worden gegeven
aan de (uitwerking van de) aanbevelingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier