Schriftelijke vragen : Het bericht 'Universiteiten nemen spionagerisico voor lief'
Vragen van de leden Van der Molen en Van den Berg (beiden CDA) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Universiteiten nemen spionagerisico voor lief» (ingezonden 23 mei 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Universiteiten nemen spionagerisico voor lief»?1 Wat is uw reactie op dit bericht?
Vraag 2
In hoeverre heeft de afgelopen jaren in Nederland spionage en diefstal van onderzoeksbevindingen
plaats gevonden binnen (legale samenwerkingsverbanden van) academische kennisinstellingen,
waarvoor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) waarschuwt en kunt
u een aantal voorbeelden met ons delen?
Vraag 3
Wat vindt u van de uitspraak van de directeur van het Mercator Institute for China
Studies dat het bij vermoedens van spionage mogelijk moet zijn om in het kader van
de nationale veiligheid buitenlanders te weren van onderwijs- of onderzoeksprogramma’s?
Hoe vaak heeft de afgelopen jaren een universiteit een buitenlandse student en /of
medewerker al dan niet proactief geweerd vanwege (vermoedens van) spionage of diefstal?
Vraag 4
Welke (juridische) mogelijkheden hebben universiteiten momenteel om bij (vermoedens
van) spionage of diefstal buitenlanders (proactief) te weren van onderwijs- of onderzoeksprogramma’s?
Vraag 5
Wat kunnen deze instellingen in uw ogen doen om hun zogenaamde «dual-use»-technologieën
minder kwetsbaar te maken voor spionage, diefstal en oneigenlijk gebruik? Deelt u
de mening dat Chinese studenten uitgesloten moeten worden van bepaalde studierichtingen
gerelateerd aan vitale sectoren en high tech technology, dit naar analogie van Iraanse
studenten rondom (nucleaire) wapens?2
Vraag 6
Hoe verhouden academische vrijheid en nationale veiligheid zich volgens u tot elkaar?
Vraag 7
Welke concrete maatregelen kunt en bent u van plan te nemen om het veiligheidsbewustzijn
en de weerbaarheid van het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen te vergroten,
die volgens de AIVD op dit moment beide onvoldoende zijn?
Vraag 8
Zou, naar aanleiding van de conclusie in de beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe
balans» dat er in Nederland, anders dan in China, vrijwel geen centrale regie is over
academische samenwerking3 meer centrale regie een deel van de oplossing voor bovengenoemd spionageprobleem
kunnen zijn? Indien ja, hoe zou deze centrale regie volgens u vorm kunnen krijgen?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H. van der Molen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
J.A.M.J. van den Berg, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.