Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
Tweede Kamer der Staten-Generaal
35 210 VIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Vergaderjaar 2019 ‒ 2020
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2019 wijzigingen aan te brengen in:
1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
2. de begrotingsstaat inzake de agentschap DUO van dit ministerie.
De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister van Basis- en Voorgezet Onderwijs en Media,
A.Slob
B. BEGROTINGSTOELICHTING
De begrotingstoelichting bestaat uit de volgende onderdelen:
1. De departementale begroting
1. Leeswijzer
2. Het beleid
1. Overzicht belangrijkste uitgaven- en ontvangsten
2. De beleidsartikelen
3. De niet-beleidsartikelen
4. Agentschap Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)
1. Leeswijzer
In deze Eerste Suppletoire Begroting van OCW zijn de effecten van besluiten van het Kabinet over de Voorjaarsnota verwerkt. Deze suppletoire wet moet dan ook in samenhang worden bezien met de Voorjaarsnota. Allereerst is de begrotingsstaat voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgenomen. Hierin wordt inzicht gegeven in de financiële wijzigingen die op (beleids)artikelniveau worden voorgesteld in de begroting voor het jaar 2019. De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media is verantwoordelijk voor Artikel 1 (Primair onderwijs), Artikel 3 (Voortgezet onderwijs), Artikel 9 (Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid) en Artikel 15 (Media). De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is verantwoordelijk voor de overige artikelen. De verdeling van de beleidsterreinen is vastgelegd in de portefeuilleverdeling van Kabinet Rutte III.
Dit onderdeel van de memorie van toelichting bestaat uit een algemeen deel en een artikelsgewijs deel. Het algemeen deel bevat een overzicht van de belangrijkste suppletoire mutaties op de OCW-begroting (paragraaf 2.1). Vervolgens wordt per beleidsartikel een overzicht van de wijzigingen gegeven, inclusief toelichting (paragraaf 2.2). Daarbij worden mutaties groter of gelijk aan onderstaande staffel toegelicht:
Omvang begrotingsartikel
Beleidsmatige mutaties
Technische mutaties
(stand ontwerpbegroting in € miljoen)
(ondergrens in € miljoen)
(ondergrens in € miljoen)
< 50
1
2
=> 50 en < 200
2
4
=> 200 < 1000
5
10
=> 1000
10
20
De toelichtingen op de uitgaven gelden ook voor de verplichtingen. Alleen indien er sprake is van een groot verschil van de verplichtingenmutaties ten opzichte van de uitgavenmutaties, wordt dit verschil apart toegelicht. Deze verschillen ontstaan bijvoorbeeld doordat er verplichtingen zijn aangegaan die niet tot een uitgavenmutatie leiden (zoals het aangaan van garantieverplichtingen in het kader van schatkistbankieren) of door regelingen waarvoor de verplichtingen dit jaar worden aangegaan terwijl de uitgaven pas volgend jaar (of in de jaren daarna) plaatsvinden.
2. Het beleid
2.1. Overzicht belangrijkste uitgaven en ontvangsten mutaties
In onderstaande tabel worden de belangrijkste suppletoire mutaties met de budgettaire effecten voor 2019 weergegeven.
Deze mutaties worden hieronder nader toegelicht.
Tabel 1 Belangrijkste suppletoire mutaties 2019 (Bedragen x € 1 miljoen)
Artikelnr.
Uitgaven
Ontvangsten
Vastgestelde Begroting 2019
42.024,2
1.329,2
Belangrijkste suppletoire mutaties
1
Leerlingen- en studentenontwikkeling
diverse
21,7
‒ 33,5
2
Ontvangen relevante loon- en prijsbijstelling
91
1.040,4
3
Tegenvaller DUO en overige tegenvallers
diverse
40,7
4
Invullen openstaande taakstelling en tegenvallers
diverse
‒ 145,6
5
Intensivering Bèta-techniek
diverse
41,0
6
Overheveling RA-middelen van de Aanvullende Post
diverse
43,3
7
Kasschuiven
diverse
63,9
8
Niet-kaderrelevante mutaties
11, 12, 91
‒ 73,4
21,6
9
Rente studiefinanciering
11
‒ 2,8
10
Overige mutaties
diverse
‒ 9,1
‒ 6,6
Stand 1e suppletoire begroting 2019
Totaal
43.047,1
1.307,9
Toelichting:
1. Leerlingen- en studentontwikkeling en mbo-systematiek
De Referentieraming is de jaarlijkse raming van leerlingen- en studentenaantallen. Uit de Referentieraming 2019 blijkt dat het aantal leerlingen en studenten per saldo hoger is dan de in de begroting 2019 verwerkte aantallen; samen met de studiefinancieringsraming leidt de Referentieraming tot een tegenvaller op de begroting van € 55,2 miljoen in 2019 oplopend tot € 57,9 miljoen in 2023.
De tegenvaller op de Referentieraming is het saldo van de uitkomsten per sector. In het po is er sprake van een tegenvaller die mede wordt veroorzaakt door een toenemend migratiesaldo waardoor er meer kinderen in de leerplichtige leeftijd zijn. In het vo is er juist een meevaller. In het mbo is er een tegenvaller, onder andere door een hogere doorstroom van vmbo leerlingen naar mbo, vooral naar de niveaus mbo 3 en 4, en door een hogere instroom vanuit buiten het onderwijs. In het hbo daalt het aantal studenten de eerstkomende jaren ook minder sterk dan eerder geraamd, vooral door een hogere instroom vanuit mbo en van buiten het onderwijs. Ook de wettelijke erkenning van het associate degree zorgt voor een minder grote daling. In het bijzonder valt een stijging op in de pabo. Het aantal hbo-studenten stijgt over het algemeen vooral in deeltijdopleidingen. In latere jaren daalt het aantal studenten in het hbo juist sterker dan eerder geraamd. In het wo is de doorstroom vanuit het hbo en de instroom van Nederlandse studenten buiten het onderwijs hoger. Daarnaast is de instroom van internationale studenten hoger. Het kabinetsbeleid stimuleert mensen om hun opleiding af te stemmen op de Nederlandse arbeidsmarkt, specifiek in tekortsectoren, zoals techniek, zorg en de lerarenopleidingen, en daar lijken de positieve effecten van zichtbaar. Op de studiefinancieringsraming is een meevaller. Dit wordt deels veroorzaakt door lagere uitgaven op de omzetting van lening naar gift bij de bol in het mbo. Ook is er een bijstelling naar beneden op de uitgaven aan het ov.
De per saldo tegenvaller op de leerlingen- en studentenraming en studiefinancieringsraming wordt door het Kabinet structureel generaal gecompenseerd. Hierdoor kunnen de onderwijsinstellingen structureel gecompenseerd worden voor de groei in leerlingen en studenten ten opzichte van de raming in het vorige jaar.
In Tabel 2 is de doorrekening van de mutaties op de leerlingen- en studentenraming en de studiefinancieringsraming te zien. De bedragen voor de studiefinancieringsraming zijn een saldo van uitgaven en ontvangstenmutaties. Voor 2019 telt de uitgaventegenvaller van € 21,7 miljoen en de ontvangstentegenvaller van € 33,5 miljoen op tot een tegenvaller van € 55,2 miljoen.
Tabel 2 Leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering (Bedragen x € 1 miljoen)
Artikel
Omschrijving
2019
2020
2021
2022
2023
1
Primair onderwijs
14,6
17,1
24,7
32,7
32,7
3
Voortgezet onderwijs
‒ 8,9
‒ 21,3
‒ 35,1
‒ 37,8
‒ 33,7
4
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
‒ 0,6
33,8
12
32,6
59,5
6
Hoger beroepsonderwijs
31,7
31,7
15,8
‒ 4,9
‒ 24,3
7
Wetenschappelijk onderwijs
47,2
47,2
57,6
64,6
67,1
11, 12, 13
Studiefinanciering (relevant student-gebonden)
0,9
1,5
‒ 11,9
‒ 13,5
‒ 11,9
11,12,13
Studiefinanciering (autonoom)
‒ 29,7
‒ 39,2
‒ 24,3
‒ 24,2
‒ 31,5
Totaal leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering
55,2
70,8
38,8
49,5
57,9
Vorig jaar hebben de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, en de Minister van Financiën een verkenning verricht naar de systematiek rondom de OCW-ramingen. Over het eerste deel van deze verkenning, gericht op de nauwkeurigheid van de ramingen, bent u voor de begrotingsbehandeling 2019 geïnformeerd. Net zoals in voorgaande jaren is de afwijking van de leerlingen- en studentenraming minder dan 1% ten opzichte van de vorige raming. De betrouwbaarheid van de raming is hiermee hoog. In het eerste deel van de verkenning is toegezegd om voor de zomer terug te komen op het tweede deel van de verkenning, gericht op de doorrekening van de ramingen naar de OCW-begroting. Aan deze toezegging is bij deze voldaan.
Samen met Financiën zijn alle mogelijke manieren verkend om in deze doorrekening naar de begroting van OCW meer rust te brengen. Voorwaarden hierbij zijn dat de werkwijze voldoet aan alle begrotingswet en –regelgeving en de begrotingsregels van dit Kabinet en dat deze geen onevenredige verschuiving van risico naar het onderwijsveld teweeg brengt.
Onder deze voorwaarden zal een mee- of tegenvaller op de OCW-begroting als gevolg van de doorrekening van de ramingen altijd bestaan. Wel hebben wij kans gezien om de onrust in de begrotingscyclus te verminderen. Een afwijking van het geraamde aantal studenten wordt voortaan in het ho met één jaar vertraging doorgerekend naar de ho-budgetten en de budgetten in het lopende begrotingsjaar worden niet aangepast. Hierdoor hoeft er niet meer in het lopende jaar onder tijdsdruk te worden omgebogen als er sprake is van een tegenvaller. Dit sluit aan bij de wijze waarop de leerlingenaantallen budgettair worden verwerkt in het mbo (de «mbo-systematiek»). Dit heeft als gevolg dat er in het lopende jaar voor het ho geen mee- of tegenvaller op de OCW-begroting plaatsvindt.
Voor de ho-sectoren betekent dit dat de onderwijsbudgetten voor het lopende jaar vast staan en dat de sectoren het volgende jaar gekort of gecompenseerd worden voor een verandering in de raming van het aantal studenten. Het macrobudget voor het ho wordt dus met één jaar vertraging aangepast aan de studentenaantallen. Aan de ene kant dragen de ho-sectoren hierdoor een beperkt risico (for better or worse), aan de andere kant biedt dit zekerheid over het beschikbare budget in het lopende jaar. Om te voorkomen dat de ho-sectoren nadeel ondervinden door invoering van deze nieuwe werkwijze wordt eenmalig alsnog de tegenvaller in het lopende jaar (2019) gecompenseerd. In Tabel 2 is dit zichtbaar doordat de mutaties in het ho voor 2019 en 2020 hetzelfde zijn. 2019 wordt nog doorgerekend volgens de oude systematiek, en in 2020 wordt opnieuw uitgegaan van de mutatie in 2019. Vervolgens wordt in 2021 de mutatie van 2020 verwerkt, enzovoorts.
2. Doorverdeling loon- en prijsontwikkeling
Het Kabinet besluit dit jaar opnieuw loon- en prijsontwikkeling (lpo) uit te keren over de departementale begrotingen, ter compensatie van stijgende lonen en prijzen. In Tabel 3 is de verdeling van de lpo over de artikelen te zien. De lpo-tranche 2019 die OCW uitkeert aan de sectoren bedraagt in 2019 € 895,1 miljoen. Een deel van de lpo wordt ingehouden ter dekking van de openstaande taakstelling en de tegenvaller bij onderhoud en vervangingen van de ICT-systemen bij DUO. Dit wordt verder toegelicht onder 3 en 4. Alle wettelijk verplichte lpo wordt wel uitgekeerd. De uitgekeerde lpo in Tabel 3 en de ingehouden lpo in Tabel 4 tellen op tot het bedrag in Tabel 1 bij «Ontvangen relevante loon- en prijsbijstelling».
Tabel 3 Uitgekeerde loon- en prijsontwikkeling tranche 2019 (Bedragen x € 1.000)
Artikel
Omschrijving
2019
2020
2021
2022
2023
1
Primair onderwijs
312.422
309.560
307.785
305.641
303.898
3
Voortgezet onderwijs
225.112
223.077
221.029
219.385
218.604
4
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
95.227
94.934
93.684
87.698
95.662
6
Hoger beroepsonderwijs
75.183
75.759
77.705
78.617
78.506
7
Wetenschappelijk onderwijs
100.513
101.882
103.931
105.535
106.548
8
Internationaal beleid
142
145
119
119
119
9
Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid
1.070
1.127
1.028
1.043
1.007
11
Studiefinanciering
29.563
19.987
20.457
30.482
30.828
12
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
1.979
1.943
1.926
1.915
1.875
13
Lesgelden
86
86
86
86
85
14
Cultuur
25.724
25.558
25.012
24.162
24.005
15
Media
18.587
18.728
18.850
18.995
19.098
16
Onderzoek en wetenschapsbeleid
3.147
3.153
3.153
2.235
3.166
25
Emancipatie
440
440
439
439
439
91
Nog onverdeeld
0
0
0
0
0
95
Apparaat Kerndepartement
5.879
6.254
6.275
6.214
6.233
Totaal
895.074
882.633
881.479
882.566
890.073
3. Tegenvaller DUO en overige tegenvallers
In de Tweede Suppletoire Begrotingswet 2018 zijn problemen in onderhoud en vervanging van ICT bij DUO gemeld. Deze problematiek is toen voor 2018 van dekking voorzien. Daarnaast is vermeld dat de Tweede Kamer bij de Voorjaarsnota 2019 wordt geïnformeerd over de omvang en dekking van de structurele problematiek bij DUO. Om de taken van DUO uit te kunnen blijven voeren, zijn investeringen nodig in onderhoud en vervanging van de ICT-systemen. Het gaat om een bedrag van € 26,7 miljoen in 2019 oplopend naar € 49,1 miljoen in 2030. Deze problematiek wordt in deze begrotingswet gedekt. De benodigde bedragen worden hiertoe op het instrument «bijdrage aan agentschappen» van de artikelen gezet. Momenteel wordt door DUO de implementatie van de aanbevelingen van de beleidsdoorlichting verwerkt in een ontwikkelplan. De ordentelijke implementatie van deze aanbevelingen zijn voorwaardelijk voor het aanwenden van de gereserveerde middelen. De dekking vanaf 2025 komt terug in de begroting 2021.
2018 is afgesloten met een positieve eindejaarsmarge van € 10,3 miljoen. Hier staat tegenover dat er € 19,6 miljoen aan overlopende verplichtingen uit 2018 nog dit jaar betaald moeten worden. Twee uitgaven die in 2019 begroot waren, zijn reeds in 2018 uitgegeven, waardoor er in 2019 ruimte vrijvalt. Dit betreft een betaling van het Regionaal Programma (€ 0,7 miljoen) en van het Regionaal Investeringsfonds (€ 2,1 miljoen). Per saldo moet hierdoor € 6,4 miljoen aanvullend OCW-breed gedekt worden voor overlopende verplichtingen uit 2018.
Tot de overlopende verplichtingen (€ 19,6 miljoen) behoren:
Vermeld in Tweede Suppletoire Begrotingswet 2018:
• Een overlopende verplichting op huisvestingsplan Caribisch Nederland (€ 4,8 miljoen).
• Regeerakkoordmiddelen voor archeologie (€0,8 miljoen).
• Projecten emancipatie (€ 0,6 miljoen).
• Vertraagde verhuizing Inspectie van het Onderwijs (€ 1,2 miljoen).
Vermeld in de Slotwet en/of veegbrief:
• Overlopende verplichting Caribisch Nederland (€ 1,2 miljoen).
• Doorstroomregeling mbo-hbo (€ 6,2 miljoen).
• Vrijgemaakte middelen voor inzet tegen het lerarentekort (€ 2,3 miljoen).
• Overlopende verplichtingen apparaatskosten (€ 0,5 miljoen).
Als laatste is er een overlopende verplichting op de omroepmiddelen (€ 2,0 miljoen). Aan het einde van het jaar worden niet bestede middelen toegevoegd aan de AMr. In 2018 heeft dit per ongeluk niet plaatsgevonden. Daarnaast zijn er enkele andere tegenvallers die OCW-breed worden gedekt:
• Rijksbrede ICT-problematiek bij eID, GDI en BRP (€ 7 miljoen structureel, vanaf 2019).
• Negatieve lpo-tranche 2018 over de toen openstaande taakstelling (€ 0,6 miljoen structureel, vanaf 2019).
• Extrapolatiecorrectie (€ 1,5 miljoen in 2022).
Deze problematiek telt op tot een reeks beginnend op € 14,0 miljoen in 2019, € 9,1 miljoen in 2022 en € 7,6 miljoen vanaf 2023. Voor 2019 telt de tegenvaller bij DUO (€ 26,7 miljoen) en de bovenstaande problematiek (€ 14,0 miljoen) op tot € 40,7 miljoen.
4. Invullen openstaande taakstelling en tegenvallers
In de begroting 2019 was een taakstelling op Artikel 91 (Nog onverdeeld) geparkeerd, beginnend in 2020 met € 114,4 miljoen, oplopend tot € 160,9 miljoen in 2023. Deze taakstelling was het gevolg van de tegenvaller op de leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering in 2018.
Voor de openstaande taakstelling en de tegenvaller bij DUO wordt een deel van de lpo structureel ingezet. Het grootste deel van de lpo wordt verplicht uitgekeerd aan de sectoren. Een kleiner deel van de lpo op onderwijs, onderzoek en de apparaatskosten wordt ingezet . Als gevolg hiervan ontvangen de onderwijs- en onderzoeksectoren vanaf 2019 nog steeds meer geld, maar worden zij niet volledig gecompenseerd voor inflatie. Onder dit niet uitgekeerde deel van de lpo valt de prijsbijstelling op de onderwijsbekostiging (behalve die van Artikel 1 (Primair onderwijs)), en de meeste loon- en prijsbijstelling op de andere begrotingsinstrumenten. Ook de prijsbijstelling over het apparaat van OCW en de agentschappen wordt ingehouden. Het grootste deel van de lpo is echter wel uitgekeerd. Dit geldt voor vrijwel alle loonontwikkeling op de onderwijsbekostiging, de loonontwikkeling op de loonsom van de apparaatskosten van de onderzoeksinstituten en de loonontwikkeling op de studiefinanciering. Daarnaast wordt de loonbijstelling op het apparaat en de agentschappen uitgekeerd. De uitgekeerde lpo is gelijk aan de lpo in Tabel 3.
In Tabel 4 is de ingehouden lpo per artikel weergegeven. In 2019 wordt € 145,3 miljoen ingehouden, oplopend tot € 149,2 miljoen in 2024. Deze lpo is voldoende om zowel de openstaande taakstelling als de tegenvaller bij DUO binnen de begrotingshorizon te dekken. Hiervoor is intertemporele compensatie vereist omdat het kasritme van de problematiek niet aansluit met dat van de dekking. Als gevolg hiervan is de dekking in 2019 uit de niet-verplichte lpo hoger dan de problematiek. In de andere jaren is dit juist omgekeerd. Cumulatief zijn de problematiek en de dekking gelijk.
Daarnaast wordt vanaf 2024 de lpo-tranche 2018 op de intensiveringsmiddelen ingezet. Deze tranche is vorig jaar ingezet ter dekking van de problematiek in 2019-2023, en kan nu structureel worden ingezet voor 2024 en verder.
Tabel 4 Niet-verplichte loon- en prijsontwikkeling tranche 2019, voor onderwijs, onderzoek en apparaat ingehouden voor taakstelling en DUO (Bedragen x € 1.000)
Artikel
Omschrijving
2019
2020
2021
2022
2023
1
Primair onderwijs
18.415
19.535
19.559
19.813
19.812
3
Voortgezet onderwijs
22.385
21.998
21.846
21.708
21.649
4
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
29.471
34.353
34.259
32.709
33.548
6
Hoger beroepsonderwijs
14.680
14.913
15.385
15.942
16.083
7
Wetenschappelijk onderwijs
25.095
25.445
26.018
26.613
26.967
8
Internationaal beleid
137
118
114
114
114
9
Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid
3.953
3.793
3.794
3.777
3.777
11
Studiefinanciering
1.086
1.118
1.129
1.138
1.147
12
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
176
176
176
176
176
13
Lesgelden
74
74
74
74
73
14
Cultuur
0
0
0
0
0
15
Media
0
0
0
0
0
16
Onderzoek en wetenschapsbeleid
28.338
28.172
28.015
28.942
28.006
25
Emancipatie
0
0
0
0
0
91
Nog onverdeeld
0
‒ 2.871
‒ 3.521
‒ 3.919
‒ 4.038
95
Apparaat Kerndepartement
1.473
1.485
1.473
1.463
1.474
Totaal
145.283
148.309
148.321
148.550
148.788
De problematiek die voortkomt uit het restant van de overlopende verplichtingen, de rijksbrede ICT-tegenvallers, de extrapolatiecorrectie en de negatieve lpo-tranche 2018, wordt als volgt opgelost:
• Het restant van de niet-verplichte lpo (€ 13,3 miljoen) voor 2019.
• Een deel van de lpo tranche 2018 over de intensiveringsreeksen (oplopend van €1,8 miljoen in 2021, tot € 4,2 miljoen in 2022 en € 2,1 miljoen structureel).
• De middelen die overblijven door het afschaffen van de rekentoets (€ 2,1 miljoen in 2020, € 2,3 miljoen in 2021 en 2022, en € 2,1 miljoen structureel vanaf 2023).
• Een incidentele korting op de subsidies van mbo in 2019 (€ 96 duizend), en een korting op de bekostiging vanaf 2020 van € 2,0 miljoen en € 1,0 miljoen structureel.
• Een incidentele korting op de subsidies van ho (€ 171 duizend in 2019, oplopend tot € 2,0 miljoen vanaf 2020.
• De inzet van een deel van de niet-verplichte lpo-tranche 2019 op Artikel 14 (Cultuur) (€ 0,4 miljoen in 2019 en structureel, € 0,5 miljoen in 2022).
• Het per saldo tekort in 2019, 2020 en 2021 wordt intertemporeel gecompenseerd door overdekking in de jaren 2022 en 2023.
5. Intensiveringen
Het Kabinet heeft structureel € 41 miljoen vrij gemaakt voor bèta-techniek in het hoger onderwijs. In 2019 wordt dit geld ingezet voor bekostiging bèta/techniek-opleidingen hbo (€10,0 miljoen) en bekostiging bèta/techniek-opleidingen wo (€ 27,0 miljoen) en mbo zij-instroom voor bèta/techniek-opleidingen (€ 4,0 miljoen). Voor 2020 en verder wordt het bedrag geparkeerd op artikel 91 (Nog onverdeeld). De uitkomsten van de commissie Van Rijn zullen worden meegenomen in de verdeling van deze middelen vanaf 2020.
6. Regeerakkoordmiddelen
Drie regeerakkoordreeksen worden naar OCW overgeboekt van de Aanvullende Post:
G33 Aanpak werkdruk primair onderwijs
Voor de aanpak van werkdruk in het primair onderwijs was er al € 99 miljoen in 2018 en per 2019 € 237 miljoen structureel beschikbaar gekomen aan Regeerakkoordmiddelen. Een restant bleef op de Aanvullende Post staan. Daarvan komen nu extra middelen voor OCW beschikbaar, te weten € 81 miljoen in 2021, € 193 miljoen in 2022, € 153 miljoen in 2023 en € 96,5 miljoen structureel. Omdat uit tussentijdse evaluaties blijkt dat de middelen positief bijdragen aan het tegengaan van werkdruk haalt OCW via een kasschuif een deel van deze nieuw vrijgekomen middelen naar voren, zodat de scholen er nu direct baat bij hebben. Dit heeft als resultaat dat er nu € 333,5 miljoen aan werkdrukmiddelen beschikbaar zijn voor scholen in schooljaar 2019/2020 (in plaats van € 237 miljoen). Het bedrag van € 333,5 miljoen is beschikbaar in de schooljaren 2019/2020 tot en met 2022/2023 en stijgt per schooljaar 2023/2024 naar een bedrag van structureel € 430 miljoen. De nieuwe reeks wordt in Tabel 5 weergegeven. Deze reeks is inclusief het laatste restant dat nog op de Aanvullende Post staat (te weten € 40,5 miljoen in 2023 en structureel € 96,5 miljoen per 2024). Dit zal bij een toekomstige begroting ook beschikbaar komen, afhankelijk van de evaluatie in 2020.
Tabel 5 De nieuwe en oude reeks van uitgaven voor de aanpak van werkdruk in het primair onderwijs, per schooljaar (Bedragen x € 1.000)
Artikelnr.
Omschrijving
2018-2019
2019-2020
2020-2021
2021-2022
2022-2023
2023-2024
1
Oude reeks
237.000
237.000
237.000
430.000
430.000
430.000
1
Nieuwe reeks
237.000
333.500
333.500
333.500
333.500
430.000
G40 Cultuur (en historisch democratisch bewustzijn)
Deze reeks, oplopend van € 1,7 miljoen in 2019 tot € 28,8 in 2023, is vanaf dit jaar beschikbaar. De resterende middelen uit de cultuurreeks worden vanaf 2021 ingezet voor de vernieuwde culturele basisinfrastructuur, die in dat jaar van start gaat. In 2019 en 2020 worden incidenteel middelen ingezet voor historisch-democratisch bewustzijn, een scholingsinstrument voor de culturele sector, een productiefonds podiumkunsten en aanvullingen op bestaande faciliteiten voor talentleningen en voor filmproductie (de cash-rebate-regeling).
G42 Media/onderzoeksjournalisatiek
Ook deze reeks, structureel € 5,0 miljoen vanaf 2019, is overgeboekt naar OCW. De Regeerakkoordmiddelen voor onderzoeksjournalistiek zijn ter bevordering en verbetering van de randvoorwaarden van de Nederlandse onderzoeksjournalistiek. De middelen worden ingezet voor talentontwikkeling en professionalisering van onderzoeksjournalisten en voor het stimuleren van journalistieke producties, innovatie en samenwerking in de journalistieke sector. De middelen, verdeeld door het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, zijn vooral bedoeld voor lokale en regionale initiatieven.
G43 Intensivering erfgoed en monumenten (met name nationaal restauratiefonds)
Dit betreft een incidenteel bedrag van € 38,6 miljoen in 2019. Van dit bedrag wordt € 35,6 miljoen overgeboekt naar OCW. De overige € 3,0 miljoen blijft achter op de Aanvullende Post en zal worden ingezet voor de restauratie van het Vredespaleis. OCW levert hiermee een bijdrage aan de restauratie van dit belangrijke erfgoed. Daarnaast kan de renovatie van het Vredespaleis rekenen op nog € 3,0 miljoen aan ondersteuning vanuit de reguliere regelingen van Cultuur. De resterende middelen uit de reeks Erfgoed en monumenten worden ingezet om een pilot te starten waarmee een aantal al langer bestaande financiële knelpunten bij grote monumenten rond maatschappelijke opgaven als verduurzaming en betere toegankelijkheid kan worden opgelost. Naast het oplossen van deze concrete knelpunten kunnen via deze pilot ervaringen worden opgedaan waarmee in de toekomst vorm kan worden gegeven aan een meer structurele ondersteuning van bijzondere monumenten met ambities op het terrein van toegankelijkheid en duurzaamheid.
7. Kasschuiven en intertemporele compensatie
Op de begroting worden diverse meerjarige kasschuiven doorgevoerd, om de budgetten in overeenstemming te brengen met het verwachte bestedingsritme. Daarnaast komt het bij verschillende problematiek voor dat de gevonden dekking zich niet in dezelfde jaren bevindt. In dit geval is er intertemporeel gecompenseerd.
8. Niet plafondrelevante mutaties
De niet plafondrelevante mutaties hebben betrekking op de studiefinanciering. De raming van de niet-relevante uitgaven en ontvangsten aan studiefinanciering is voor de komende jaren naar beneden bijgesteld met per saldo bedragen die in de jaren 2019 tot en met 2023 schommelen tussen de € 142 miljoen en € 175 miljoen euro. Voor 2019 gaat het om een bijstelling van per saldo € 165 miljoen. Ruim de helft van dit bedrag wordt veroorzaakt door lager geraamde uitgaven aan de leningen (rentedragende lening, collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet) als gevolg van de lagere realisatie in 2018 en het doorrekenen van de Referentieraming. De andere helft wordt veroorzaakt door diverse mutaties. Zo zijn de geraamde prestatiebeursuitgaven aan mbo-studenten naar beneden bijgesteld vanwege de lagere aantallen mbo-studenten in de bol. Ook zijn de geraamde niet-relevante ontvangsten van terugbetaalde leningen naar boven bijgesteld op grond van de realisatie in 2018. Tot slot worden de prestatiebeursbedragen van studenten die geen diploma hebben gehaald gemiddeld later omgezet naar een definitieve lening, door een overgang naar een nieuw ICT-systeem. Dit zorgt voor een daling van deze geraamde uitgaven.
9. Rente studiefinanciering
Door de lage rentestand is er een tegenvaller op de geraamde renteontvangsten op studieleningen. Deze komt conform de begrotingsregels ten laste van het generale beeld.
10. Overige mutaties
Dit is een saldopost van mee- en tegenvallers en dekking binnen artikelen. Deze worden hieronder per artikel toegelicht. Daarnaast vallen de technische mutaties en overboekingen onder deze post.
Het onderzoeksbureau Panteia heeft een beleidsdoorlichting van de WTOS uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat de uitvoeringskosten bij DUO niet juist gealloceerd waren op de begroting van de betrokken beleidsartikelen. Naar aanleiding van het Panteia onderzoek heeft vervolgens een analyse plaatsgevonden op de allocatie van de budgetten voor het prestatiecontract van DUO. Dit heeft geleid tot een herverdeling van de kosten, die een realistische weergave biedt van de kosten per beleidsartikel voor de uitvoering van het prestatiecontract DUO. Deze herverdeling zorgt in deze suppletoire begrotingswet voor budget-neutrale herverdeling tussen de verschillende artikelen.
2.2 De Beleidsartikelen
ART. NR. 1 PRIMAIR ONDERWIJS
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 1 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
11.302.400
0
11.302.400
411.927
11.714.327
425.023
431.700
440.049
439.342
Waarvan garantieverplichtingen
0
0
0
1.707
1.707
Uitgaven
11.302.361
0
11.302.361
353.826
11.656.187
425.417
431.700
440.049
439.342
Waarvan juridisch verplicht
99,7%
99,8%
99,9%
Bekostiging
10.675.549
0
10.675.549
367.457
11.043.006
424.025
429.005
434.861
433.118
•
Hoofdbekostiging
10.375.315
0
10.375.315
339.173
10.714.488
395.920
400.900
406.993
405.250
–
Bekostiging Primair Onderwijs
10.360.985
10.360.985
335.518
10.696.503
392.269
397.251
403.347
401.606
–
Bekostiging Caribisch Nederland
14.330
14.330
3.655
17.985
3.651
3.649
3.646
3.644
•
Prestatiebox
272.234
0
272.234
27.453
299.687
27.453
27.453
27.453
27.453
•
Aanvullende bekostiging
28.000
0
28.000
831
28.831
652
652
415
415
–
Overig
28.000
28.000
831
28.831
652
652
415
415
Subsidies
99.704
0
99.704
‒ 2.038
97.666
85
0
0
0
–
Regeling Onderwijsvoorziening jonggehandicapten
23.000
23.000
0
23.000
0
0
0
0
–
Nederlands onderwijs buitenland
13.394
13.394
0
13.394
0
0
0
0
–
Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs
12.130
12.130
0
12.130
0
0
0
0
–
Overig
51.180
51.180
‒ 2.038
49.142
85
0
0
0
Opdrachten
14.511
0
14.511
‒ 10.721
3.790
‒ 3.853
‒ 3.186
‒ 1.034
‒ 200
Bijdrage aan agentschappen
30.852
0
30.852
10.811
41.663
5.160
5.881
6.222
6.424
–
Dienst Uitvoering Onderwijs
30.852
30.852
10.811
41.663
5.160
5.881
6.222
6.424
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
7.734
0
7.734
0
7.734
0
0
0
0
–
Stichting Vervangingsfonds en Participatiefonds
5.231
5.231
0
5.231
0
0
0
0
–
UWV
2.503
2.503
0
2.503
0
0
0
0
Bijdrage aan medeoverheden
462.328
0
462.328
0
462.328
0
0
0
0
–
Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
462.328
462.328
0
462.328
0
0
0
0
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken
11.387
0
11.387
‒ 11.387
0
296
296
296
296
–
Brede Scholen
11.387
11.387
‒ 11.387
0
296
296
296
296
Bijdrage aan sociale fondsen
296
0
296
‒ 296
0
‒ 296
‒ 296
‒ 296
‒ 296
–
Brede Scholen
296
296
‒ 296
0
‒ 296
‒ 296
‒ 296
‒ 296
Ontvangsten
8.661
0
8.661
3.600
12.261
18.300
1.800
600
500
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 411,9 miljoen verhoogd. Het verschil van € 58,1 miljoen tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties wordt veroorzaakt doordat een deel van de stijging van de uitgaven in 2020 en verder al wordt verplicht in 2019.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 367,5 miljoen verhoogd. Deze verhoging is onder andere een gevolg van:
• De toevoeging van de loon- en prijsbijstelling 2019 (€ 312,0 miljoen); zie de toelichting in paragraaf 2.1.
• De kasschuif nieuw vrijgekomen middelen van de Aanvullende Post voor de Aanpak werkdruk primair onderwijs (€ 40,5 miljoen in 2019); zie de toelichting in paragraaf 2.1.
• Het budgettaire effect van de referentieraming 2019 (€ 14,6 miljoen); zie de toelichting in paragraaf 2.1.
• Een meevaller op de gewichtenregeling 2019 (€18 miljoen), doordat met ingang van 1 augustus 2019 een nieuwe toewijzingsregeling van kracht wordt. Daartegenover zijn er meerkosten (- € 15 miljoen) als gevolg van een groter beroep op de regeling eerste opvang vreemdelingen.
Opdrachten
Het budget voor opdrachten wordt per saldo met € 10,7 miljoen verlaagd. Deze verlaging is een gevolg van dertien interne en twee externe overboekingen voor gezamenlijk gefinancierde opdrachten die vanaf andere artikelen worden betaald.
Bijdrage aan agentschappen
Het budget voor bijdrage aan agentschappen wordt met € 10,8 miljoen verhoogd. Deze mutatie wordt onder andere veroorzaakt door een herverdeling van de DUO-budgetten over de OCW-begroting. De toelichting op de herverdeling van de DUO-budgetten over de OCW-begroting wordt in paragraaf 2.1 gegeven.
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken
Het budget voor de bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken wordt met € 11,4 miljoen verlaagd. Dit betreft de bijdrage van OCW aan de Brede Regeling Combinatiefuncties.
ART. NR. 3 VOORTGEZET ONDERWIJS
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 3 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
8.681.647
0
8.681.647
484.957
9.166.604
214.495
200.324
197.614
201.887
Waarvan garantieverplichtingen
0
0
0
17.145
17.145
Uitgaven
8.611.856
0
8.611.856
254.772
8.866.628
216.559
201.969
198.395
202.378
Waarvan juridisch verplicht
99,2%
99,2%
99,9%
Bekostiging
8.438.702
0
8.438.702
225.985
8.664.687
200.968
185.037
180.692
183.983
•
Hoofdbekostiging
8.123.369
0
8.123.369
209.041
8.332.410
183.698
167.735
163.390
166.681
–
Bekostiging voorgezet onderwijs lumpsum
8.108.177
8.108.177
208.043
8.316.220
182.703
166.839
162.494
165.813
–
Bekostiging lichte ondersteuning lwoo/pro
0
0
0
–
Bekostiging Caribisch Nederland
15.192
15.192
998
16.190
995
896
896
868
•
Prestatiebox
298.233
0
298.233
16.944
315.177
17.270
17.302
17.302
17.302
–
Regeling prestatiebox voortgezet onderwijs
298.233
298.233
16.944
315.177
17.270
17.302
17.302
17.302
•
Aanvullende bekostiging
17.100
0
17.100
0
17.100
0
0
0
0
–
Regeling IGVO (Internationaal Georganiseerd Voortgezet Onderwijs)
0
0
0
–
Regeling leerplusarrangement en eerste opvang nieuwkomers
0
0
0
–
Regeling bekostiging kenniscentra voor leerwerktrajecten vmbo
0
0
0
–
Regeling functiemix VO Randstadregio's
0
0
0
–
Resultaatafhankelijke bekostiging vsv voor vo-scholen
17.100
17.100
17.100
Subsidies
88.783
0
88.783
‒ 1.212
87.571
‒ 6.557
‒ 6.482
‒ 6.432
‒ 6.472
–
Stichting Kennisnet (basissubsidie) PO, VO, MBO
12.240
12.240
12.240
–
ICT-projecten (incl. transparantie)
5.000
5.000
‒ 5.000
0
‒ 5.000
‒ 5.000
‒ 5.000
‒ 5.000
–
Pilots zomerscholen
9.000
9.000
9.000
–
Overige projecten
62.543
62.543
3.788
66.331
‒ 1.557
‒ 1.482
‒ 1.432
‒ 1.472
Opdrachten
7.425
0
7.425
‒ 1.533
5.892
‒ 565
‒ 565
‒ 465
‒ 300
–
In- en uitbesteding
7.425
7.425
‒ 1.533
5.892
‒ 565
‒ 565
‒ 465
‒ 300
Bijdrage aan agentschappen
29.967
0
29.967
22.805
52.772
23.972
25.405
26.026
26.426
–
Dienst Uitvoering Onderwijs
29.967
29.967
22.805
52.772
23.972
25.405
26.026
26.426
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
46.784
0
46.784
8.727
55.511
‒ 1.259
‒ 1.426
‒ 1.426
‒ 1.259
–
ZBO: College voor Toetsen en Examens
4.546
4.546
7.159
11.705
‒ 166
‒ 166
‒ 166
‒ 166
–
SLOA: onderwijs ondersteunende instellingen PO/VO/BVE (incl. examens)
42.238
42.238
1.568
43.806
‒ 1.093
‒ 1.260
‒ 1.260
‒ 1.093
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
195
0
195
0
195
0
0
0
0
–
GRAZ (ECML) en PISA
195
195
195
Ontvangsten
7.391
0
7.391
7.391
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 485 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 230 miljoen) wordt veroorzaakt doordat een groot deel van de stijging van de uitgaven in 2020 wordt verplicht in 2019.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 226 miljoen verhoogd. Dit wordt met name veroorzaakt door het toevoegen van de loonbijstelling van € 224,7 miljoen over de bekostiging (zie hiervoor de toelichting in paragraaf 2.1). Daarnaast zijn er meerkosten van € 7,6 miljoen als gevolg van een groter beroep op de bekostiging aan nieuwkomers. Daartegenover is er een meevaller op de Referentieraming 2019 van € 8,9 miljoen (zie de toelichting in paragraaf 2.1).
Bijdrage aan agentschappen
Het budget voor bijdrage aan agentschappen wordt per saldo met € 22,8 miljoen verhoogd. Deze mutatie wordt met name veroorzaakt door een herverdeling van de DUO-budgetten over de OCW-begroting. Voor artikel 3 gaat dit om een per saldo verhoging van € 15,7 miljoen. De toelichting op de herverdeling van de DUO-budgetten over de OCW-begroting wordt in paragraaf 2.1 gegeven. Verder wordt de mutatie verklaard door een overboeking van € 3,2 miljoen voor de uitvoer van diverse projecten zoals Facet, Komex, fusiecompensatieregeling en de bevoegdhedenscan. Tot slot wordt het budget verhoogd met € 3,5 miljoen als gevolg van structurele DUO-problematiek (zie hiervoor paragraaf 2.1).
ART. NR. 4 BEROEPSONDERWIJS EN VOLWASSENENEDUCATIE
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 4 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
4.519.526
19.500
4.539.026
725.134
5.264.160
‒ 98.631
111.375
149.075
71.027
Waarvan garantieverplichtingen
0
0
0
‒ 7.294
‒ 7.294
Uitgaven
4.576.976
19.500
4.596.476
80.399
4.676.875
110.446
97.905
125.167
183.620
Waarvan juridisch verplicht
99,7%
99,7%
99,7%
Bekostiging
4.134.041
0
4.134.041
90.361
4.224.402
102.366
92.544
111.677
174.378
•
Hoofdbekostiging
3.585.802
0
3.585.802
103.605
3.689.407
106.282
91.690
106.093
140.981
–
Bekostiging mbo-instellingen
3.514.492
3.514.492
102.695
3.617.187
105.122
90.483
104.886
139.744
–
Bekostiging Caribisch Nederland
7.408
7.408
‒ 588
6.820
‒ 338
‒ 291
‒ 291
‒ 261
–
Bekostiging vavo
63.902
63.902
1.498
65.400
1.498
1.498
1.498
1.498
•
Kwaliteitsafspraken
417.260
0
417.260
540
417.800
10.000
10.000
10.000
10.213
–
Investeringsbudget
380.760
380.760
540
381.300
10.000
10.000
10.000
10.213
–
Resultaatafhankelijk budget
36.500
36.500
36.500
0
0
0
0
•
Aanvullende bekostiging
130.979
0
130.979
‒ 13.784
117.195
‒ 13.916
‒ 9.146
‒ 4.416
23.184
–
Regeling Investeringsfonds
42.063
42.063
‒ 19.985
22.078
‒ 15.200
‒ 10.430
‒ 5.700
21.900
–
Salarismix Randstadregio's
48.528
48.528
1
48.529
1.284
1.284
1.284
1.284
–
Regionaal Programma
30.400
30.400
0
30.400
0
0
0
0
–
Tegemoetkoming schoolkosten MBO
9.988
9.988
0
9.988
0
0
0
0
–
Gelijke kansen
0
0
6.200
6.200
0
0
0
0
–
Schoolmaatschappelijk werk in het mbo
0
0
0
0
0
0
0
0
Subsidies
220.993
19.500
240.493
4.908
245.401
6.414
3.366
1.844
1.800
–
Subsidieregeling praktijkleren
185.048
19.500
204.548
‒ 500
204.048
‒ 500
‒ 500
‒ 500
‒ 500
–
Permanent leren
7.250
7.250
0
7.250
0
0
0
0
–
Actieplan Laaggeletterdheid/Tel mee met Taal
12.000
12.000
2.500
14.500
2.000
2.000
2.000
2.000
–
Loopbaanoriëntatie
2.253
2.253
0
2.253
0
0
0
0
–
ROC Leiden
0
0
0
0
0
0
0
0
–
Overige subsidies
14.442
14.442
2.908
17.350
4.914
1.866
344
300
Opdrachten
4.363
0
4.363
‒ 985
3.378
‒ 255
‒ 125
‒ 547
1.300
–
In- en uitbesteding
4.363
4.363
‒ 985
3.378
‒ 255
‒ 125
‒ 547
1.300
–
Caribisch Nederland
0
0
0
0
0
0
0
0
Bijdrage aan agentschappen
21.690
0
21.690
‒ 2.771
18.919
‒ 1.765
‒ 1.528
‒ 1.358
‒ 1.349
–
Dienst Uitvoering Onderwijs
19.190
19.190
‒ 3.271
15.919
‒ 2.265
‒ 2.028
‒ 1.858
‒ 1.849
–
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
2.500
2.500
500
3.000
500
500
500
500
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
64.295
0
64.295
‒ 5.278
59.017
2.836
2.500
2.500
2.500
–
College voor Toetsen en Examens
4.467
4.467
‒ 1.967
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
–
Wet SLOA
3.784
3.784
‒ 2.078
1.706
0
0
0
0
–
SBB
56.044
56.044
‒ 1.233
54.811
336
0
0
0
Bijdrage aan medeoverheden
131.594
0
131.594
‒ 5.836
125.758
850
1.148
11.051
4.991
–
RMC's
35.309
35.309
0
35.309
0
0
0
0
–
Educatie
60.356
60.356
0
60.356
0
0
0
0
–
Caribisch Nederland
16.729
16.729
‒ 5.094
11.635
850
1.148
11.051
4.991
–
Regionaal Programma
19.200
19.200
‒ 742
18.458
0
0
0
0
Ontvangsten
3.000
0
3.000
1.000
4.000
1.000
0
0
0
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 725,1 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties wordt met name veroorzaakt door:
• Bijstelling van de verplichtingenraming bij het instrument bekostiging omdat de loonbijstelling (circa € 190 miljoen) tranche 2019 voor zowel de jaren 2019 en 2020 in het jaar 2019 worden verplicht (zie paragraaf 2.1).
• Bijstelling (€ 111 miljoen) van de verplichtingenraming bij het instrument bekostiging omdat de middelen voor de wachtgelden 2019 pas in 2019 verplicht konden worden als gevolg van de administratieve werkzaamheden rond de afschaffing van de cascadebekostiging.
• De verplichtingen van het investeringsdeel kwaliteitsafspraken zijn bijgesteld (in 2019 met € 412 miljoen) conform verwachte verplichtingenritme.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 90,4 miljoen verhoogd. De verhoging is onder andere het gevolg van de volgende mutaties:
• De doorverdeling (€ 94,9 miljoen) van de loonbijstelling tranche 2019 (zie algemene toelichting voor het niet uitkeren van de prijsbijstelling tranche 2019).
• De jaarlijkse meerjarige doorrekening van de referentieraming 2019 ten opzichte van de referentieraming 2018. Het macrobudget wordt vanaf 2020 opwaarts bijgesteld (zie ook paragraaf 2.1).
• Het Regionaal Investeringsfonds wordt voor de periode 2019-2022 voortgezet. Om de beschikbare middelen in overeenstemming te brengen met het (verwachte) betalingsritme is een meerjarige kasschuif in 2019 en verder noodzakelijk.
• Bij het onderdeel gelijke kansen doorstroom mbo-hbo is totaal € 6,2 miljoen toegevoegd. Hiervan is € 2,8 miljoen bestemd voor het betalen van subsidies die al in 2018 zijn toegekend en € 3,4 miljoen voor een nieuwe tranche subsidies in 2019.
Subsidies
Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 4,9 miljoen verhoogd. Deze verhoging wordt grotendeels verklaard door de volgende mutaties:
• Het budget voor Tel mee met Taal is met € 2,5 miljoen verhoogd. Dit komt door een overboeking van het ministerie van Binnenlandse Zaken van € 0,5 miljoen in 2019 oplopend naar structureel € 2 miljoen vanaf 2020. Daarnaast is er een incidentele overboeking in 2019 van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (€ 2 miljoen) ten behoeve van het programma Tel mee met Taal. De structurele overboeking wordt verwerkt in de begroting 2020.
• Een verhoging van het budget bij het onderdeel overige subsidies ten behoeve van gelijke kansen in 2019 met € 3,4 miljoen. In het Regeerakkoord 2017-2021 is het bestrijden van kansenongelijkheid als een van de voornaamste ambities van dit Kabinet genoemd. De bewindslieden hebben in de beleidsreactie op de Staat van het Onderwijs 2016- 2017 aan de TK toegezegd om - naast investering in diverse beleidsmaatregelen - ook te investeren in het vervolg van de Gelijke Kansen Alliantie (GKA). Om invulling te kunnen geven aan deze toezegging zijn hiervoor meerjarig (2019-2021) middelen beschikbaar gesteld.
• Diverse overige mutaties (met name interne overboekingen naar andere beleidsartikelen).
Bijdrage aan agentschappen
Het budget wordt per saldo met € 2,8 miljoen verlaagd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de herverdeling van de DUO-budgetten over de artikelen en een bijdrage voor de problematiek bij DUO in onderhoud en vervanging van ICT (zie ook paragraaf 2.1).
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s
Het budget voor bijdrage aan ZBO’s/RWT’s wordt per saldo met € 5,3 miljoen verlaagd. Deze verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties:
• Voor het College voor Toetsen en Examens (CvTE) wordt het budget met € 2,5 miljoen opgehoogd in verband met de gewijzigde opzet van de Staatsexamens NT2. Tevens wordt ten behoeve het werkprogramma CvTE 2019 een bedrag van € 6 miljoen overgeboekt naar artikel 3 (Voortgezet Onderwijs).
Bijdrage aan medeoverheden
Het budget voor bijdrage aan medeoverheden wordt per saldo met € 5,8 miljoen verlaagd. Deze verlaging is met name het gevolg van de volgende mutaties:
• Door een vertraging in het masterplan onderwijshuisvesting kunnen betalingen pas later plaatsvinden dan eerder voorzien. I.v.m. overlopende verplichtingen wordt 6 miljoen verschoven van 2018 naar 2019. Ook is aan het bestedingsplan van Caribisch Nederland € 6 miljoen toegevoegd vanuit 2018 naar 2019 (zie paragraaf 2.1). Ook zijn de budgetten via een meerjarige kasschuif in de juiste jaren geplaatst.
• Daarnaast is voor de periode 2020-2023 voor het masterplan onderwijshuisvesting € 12,9 miljoen extra budget toegevoegd als gevolg van een actualisering van de kostenramingen voor de bouw en renovatie van schoolgebouwen.
Ontvangsten
De ontvangsten wordt per saldo in 2019 en 2020 incidenteel met € 1 miljoen opgehoogd als gevolg van onder andere afrekeningen die betrekking hebben op subsidies en regelingen.
ART. NR. 6 HOGER BEROEPSONDERWIJS
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 6 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
3.258.567
0
3.258.567
225.629
3.484.196
86.964
66.734
49.158
37.672
Waarvan garantieverplichtingen
4.194
Uitgaven
3.277.742
0
3.277.742
113.859
3.391.601
101.344
89.007
69.147
50.228
Waarvan juridisch verplicht
99,99%
99,99%
99,99%
Bekostiging
3.199.939
0
3.199.939
114.373
3.314.312
100.897
87.915
69.931
51.414
•
Hoofdbekostiging
3.082.719
0
3.082.719
111.627
3.194.346
97.677
82.436
63.075
44.185
–
Onderwijsdeel hbo
2.981.838
2.981.838
109.722
3.091.560
95.721
80.479
61.117
42.227
–
Deel ontwerp en ontwikkeling
81.751
81.751
1.919
83.670
1.956
1.957
1.958
1.958
–
Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen
19.130
19.130
‒ 14
19.116
0
0
0
0
•
Prestatiebox
117.220
0
117.220
2.746
119.966
3.220
5.479
6.856
7.229
–
Studievoorschotmiddelen
117.220
117.220
2.746
119.966
3.220
5.479
6.856
7.229
Subsidies
408
0
408
603
1.011
622
727
692
0
–
Overig
408
408
603
1.011
622
727
692
0
Bijdrage aan agentschappen
15.987
0
15.987
‒ 2.810
13.177
‒ 2.318
‒ 2.028
‒ 1.887
‒ 1.796
–
Dienst Uitvoering Onderwijs
15.987
15.987
‒ 2.810
13.177
‒ 2.318
‒ 2.028
‒ 1.887
‒ 1.796
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
61.408
0
61.408
1.693
63.101
2.143
2.393
411
610
–
NWO: Praktijkgericht onderzoek hbo
48.513
48.513
450
48.963
1.250
2.000
0
0
–
NWO: Promotiebeurs voor leraren
9.292
9.292
0
9.292
0
0
0
0
–
Nederland-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
3.603
3.603
1.243
4.846
893
393
411
610
Ontvangsten
1.213
0
1.213
1.700
2.913
0
0
0
0
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 225,6 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 111,8 miljoen) wordt met name veroorzaakt door:
• Bijstelling van de verplichtingenraming omdat bij het instrument bekostiging de loonbijstelling tranche 2019 en de aanpassing van de studentenaantallen uit de referentieraming 2019 voor zowel 2019 als 2020 in het jaar 2019 verplicht worden.
• Garantieverplichtingen/rekening-courant kredieten aan hogescholen die in 2019 zijn aangegaan of vervallen en waar OCW garant voor staat (saldo € 4,2 miljoen).
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 114,4 miljoen verhoogd. De verhoging is het gevolg van:
• Een aanpassing op basis van de nieuwe raming van de studentenaantallen: € 31,7 miljoen uit de referentieraming 2019 (zie paragraaf 2.1).
• De doorverdeling (€ 75,0 miljoen) van de loonbijstelling tranche 2019 (zie paragraaf 2.1).
• De generaal beschikbaar gestelde intensiveringsmiddelen (€ 10,0 miljoen) voor de bekostiging van bèta/techniek-opleidingen in het hoger beroepsonderwijs (zie paragraaf 2.1).
• Diverse overige mutaties (met name overboekingen van en naar andere beleidsartikelen en departementen) die het budget in totaal verlagen met € 2,3 miljoen.
Bijdragen aan agentschappen
Het budget voor bijdragen aan agentschappen (DUO) wordt per saldo met € 2,8 miljoen verlaagd. Enerzijds betreft het een verlaging (€ 3,8 miljoen) veroorzaakt door de herverdeling van de DUO-budgetten over de artikelen (zie paragraaf 2.1). Anderzijds betreft het een verhoging (€ 0,8 miljoen) voor investeringen onderhoud en vervanging ICT-systemen bij DUO (zie eveneens paragraaf 2.1) en de doorverdeling van de loonbijstelling tranche 2019 (€ 0,2 miljoen).
Ontvangsten
Het budget wordt per saldo met € 1,7 miljoen verhoogd. De verhoging wordt met name veroorzaakt door inhoudingen op de rijksbijdrage van hogescholen van in voorgaande jaren ten onrechte ontvangen bekostiging.
ART. NR. 7 WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 7 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
4.928.814
0
4.928.814
371.654
5.300.468
218.436
228.241
233.713
233.624
Waarvan garantieverplichtingen
‒ 5.274
‒ 5.274
Uitgaven
4.898.729
0
4.898.729
228.987
5.127.716
206.294
219.942
230.532
232.455
Waarvan juridisch verplicht
99,97%
99,97%
99,97%
Bekostiging
4.868.771
0
4.868.771
228.256
5.097.027
205.943
219.334
230.240
232.362
•
Hoofdbekostiging
4.797.809
0
4.797.809
226.806
5.024.615
204.223
216.378
226.550
227.652
–
Onderwijsdeel wo
2.161.085
2.161.085
116.329
2.277.414
88.239
100.715
108.847
111.441
–
Onderzoeksdeel wo
1.964.932
1.964.932
95.786
2.060.718
101.255
100.899
101.438
101.447
–
Deel ondersteuning geneeskunde onderwijs en onderzoek
671.792
671.792
14.691
686.483
14.729
14.764
16.265
14.764
•
Prestatiebox
70.962
0
70.962
1.450
72.412
1.720
2.956
3.690
4.710
–
Studievoorschotmiddelen
70.962
70.962
1.450
72.412
1.720
2.956
3.690
3.896
–
Profilering en zwaartepuntvorming
0
0
0
0
0
0
0
814
Subsidies
4.641
0
4.641
‒ 469
4.172
‒ 62
364
48
‒ 151
–
Open en online onderwijs
2.000
2.000
‒ 30
1.970
0
0
0
0
–
Overig
2.641
2.641
‒ 439
2.202
‒ 62
364
48
‒ 151
Opdrachten
2.024
0
2.024
‒ 75
1.949
0
0
0
0
–
Uitbesteding
2.024
2.024
‒ 75
1.949
0
0
0
0
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
23.293
0
23.293
1.275
24.568
413
244
244
244
–
Organisaties conform tabel 6.5
23.293
23.293
1.275
24.568
413
244
244
244
Ontvangsten
16
0
16
0
16
0
0
0
0
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 371,7 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties (€ 142,7 miljoen) wordt met name veroorzaakt door:
• Bijstelling van de verplichtingenraming omdat bij het instrument bekostiging de loonbijstelling tranche 2019 en de aanpassing van de studentenaantallen uit de referentieraming 2019 voor zowel 2019 als 2020 in het jaar 2019 verplicht worden.
• Garantieverplichtingen/rekening-courant kredieten aan universiteiten die in 2019 zijn aangegaan of vervallen en waar OCW garant voor staat (saldo ‒ € 5,3 miljoen).
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 228,3 miljoen verhoogd. De verhoging is het gevolg van:
• Een aanpassing op basis van de nieuwe raming van de studentenaantallen: € 47,2 miljoen uit de referentieraming 2019 (zie paragraaf 2.1).
• De doorverdeling (€ 100,5 miljoen) van de loonbijstelling tranche 2019 (zie paragraaf 2.1).
• De doorverdeling (€ 55,0 miljoen) van de extra onderzoeksmiddelen uit het regeerakkoord voor de sectorplannen Bèta/Techniek en Social Sciences Humanities.
• De generaal beschikbaar gestelde intensiveringsmiddelen (€ 27,0 miljoen) voor de bekostiging van bèta/techniek-opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs (zie paragraaf 2.1).
• Diverse overige mutaties (met name overboekingen van en naar andere beleidsartikelen en departementen) die het budget in totaal verlagen met € 1,4 miljoen.
ART. NR. 8 INTERNATIONAAL BELEID
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 8 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
12.785
0
12.785
590
13.375
55
134
134
136
Uitgaven
12.785
0
12.785
120
12.905
75
134
134
134
Waarvan juridisch verplicht
96,3%
96,3%
96,4%
Subsidies
321
0
321
‒ 47
274
‒ 80
‒ 80
‒ 80
‒ 80
–
Duitsland Instituut Amsterdam (DIA)
0
0
–
Netherlands house for Education and Research (Neth-ER)
0
0
Incidentele subsidies voor het uitwisselen van cultuur
196
196
‒ 80
116
‒ 80
‒ 80
‒ 80
‒ 80
–
Overige incidentele subsidies
125
125
33
158
Opdrachten
207
0
207
15
222
0
0
0
0
–
Beleidsonderzoek en benchmarking
100
100
100
–
Incidentele Internationale activiteiten
107
107
15
122
–
EU-voorzitterschap
0
0
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
11.831
0
11.831
57
11.888
60
119
119
119
–
Duitsland Instituut Amsterdam (DIA)
800
800
800
–
OCW-vertegenwoordiging in het buitenland
0
0
–
Stichting Nuffic
3.858
3.858
3.858
–
Nederlandse Taalunie
2.799
2.799
2.799
–
Europa College Brugge
30
30
30
–
Unesco
20
20
20
–
OESO CERI
77
77
77
–
Fullbright Center
368
368
368
–
DCICC
0
0
–
Stichting Ons Erfdeel
185
185
185
–
Nationaal Agentschap Erasmus + Onderwijs & Training
3.074
3.074
57
3.131
60
119
119
119
–
EU-prgramma's en activiteiten
20
20
20
–
Netherlands house for Education and Research (Neth-ER)
600
600
600
Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken
426
0
426
95
521
95
95
95
95
–
Vlaams-Nederlandshuis DeBuren (hoofdstuk 5 (BuZa)
426
426
95
521
95
95
95
95
Ontvangsten
99
0
99
99
ART. NR. 9 ARBEIDSMARKT- EN PERSONEELSBELEID
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 9 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
168.559
0
168.559
3.657
172.216
‒ 1.816
‒ 1.860
‒ 1.583
‒ 1.600
Uitgaven
168.555
0
168.555
3.657
172.212
‒ 1.816
‒ 1.860
‒ 1.583
‒ 1.600
Waarvan juridisch verplicht
55,3%
55,3%
96,14%
Bekostiging
32.894
0
32.894
‒ 802
32.092
821
722
971
935
•
Aanvullende bekostiging
32.894
0
32.894
‒ 802
32.092
821
722
971
935
–
Tegemoetkoming kosten opleidingsscholen
32.894
32.894
‒ 802
32.092
821
722
971
935
Subsidies
126.721
0
126.721
6.158
132.879
0
0
0
0
–
Lerarenbeurs
104.300
‒ 22.240
82.060
0
82.060
‒ 52.480
‒ 52.480
‒ 52.480
‒ 52.480
–
Zij-instroom
16.348
9.240
25.588
4.000
29.588
26.480
26.480
26.480
26.480
–
Impuls lerarentekorten vo en wetenschap en techniek pabo
0
0
–
Versterking samenwerking lerarenopleidingen en scholen
0
0
–
Wet Beroep leraar en Lerarenregister
2.945
2.945
2.945
–
Promotiebeurs voor leraren
0
0
–
Projecten professionalisering
0
0
–
Overige projecten
3.128
13.000
16.128
2.158
18.286
26.000
26.000
26.000
26.000
Opdrachten
3.368
0
3.368
288
3.656
‒ 3
‒ 3
‒ 3
‒ 3
–
Onderzoek, ramingen en communicatie
3.368
3.368
288
3.656
‒ 3
‒ 3
‒ 3
‒ 3
–
Leraren- en schoolleidersregister
0
0
Bijdrage aan agentschappen
5.572
0
5.572
‒ 1.987
3.585
‒ 2.634
‒ 2.579
‒ 2.551
‒ 2.532
–
Dienst Uitvoering Onderwijs
5.572
5.572
‒ 1.987
3.585
‒ 2.634
‒ 2.579
‒ 2.551
‒ 2.532
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
0
0
0
0
Ontvangsten
9.000
0
9.000
9.000
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 3,7 miljoen verhoogd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging op het instrument subsidies en dan voornamelijk bij de zijinstroom en op overige projecten (zie hieronder).
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Subsidies
Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 6,2 miljoen verhoogd. Op overige projecten is er in 2019 € 2,2 miljoen aan budget bijgekomen vanuit de eindejaarsmarge. Verder is € 4 miljoen aan het budget voor zijinstroom toegevoegd specifiek voor bèta en techniek onderwijs in het mbo. Dit is afkomstig uit de € 41 miljoen die voor bèta en techniek onderwijs beschikbaar zijn gesteld (zie de toelichting in paragraaf 2.1). Verder heeft er met het amendement Rog (35000 VIII, nr. 38) een aantal verschuivingen binnen het instrument subsidie voorgedaan.
ART. NR. 11 STUDIEFINANCIERING
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 11 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
5.602.726
‒ 19.500
5.583.226
‒ 35.531
5.547.695
‒ 184.119
‒ 126.084
‒ 102.623
‒ 88.714
Uitgaven
5.602.726
‒ 19.500
5.583.226
‒ 35.531
5.547.695
‒ 184.119
‒ 126.084
‒ 102.623
‒ 88.714
Waarvan juridisch verplicht
100%
100%
100%
Inkomensoverdrachten
2.220.767
‒ 19.500
2.201.267
‒ 29.786
2.171.481
‒ 159.506
‒ 100.546
‒ 67.000
‒ 48.527
•
Basisbeurs
380.511
0
380.511
‒ 88.633
291.878
‒ 112.675
‒ 127.268
‒ 135.961
‒ 145.286
-
Gift ( R)
1.085.819
1.085.819
‒ 1.211
1.084.608
‒ 15.937
‒ 16.774
‒ 17.639
‒ 19.045
-
Prestatiebeurs (NR)
‒ 705.308
‒ 705.308
‒ 87.422
‒ 792.730
‒ 96.738
‒ 110.494
‒ 118.322
‒ 126.241
•
Aanvullende beurs
834.064
0
834.064
‒ 23.565
810.499
‒ 45.024
‒ 52.284
‒ 50.849
‒ 49.942
-
Gift ( R)
661.126
661.126
3.456
664.582
‒ 6.592
‒ 6.689
‒ 2.748
46
-
Prestatiebeurs (NR)
172.938
172.938
‒ 27.021
145.917
‒ 38.432
‒ 45.595
‒ 48.101
‒ 49.988
•
Reisvoorziening
977.121
‒ 19.500
957.621
‒ 25.419
932.202
‒ 117.783
‒ 71.876
‒ 70.571
‒ 79.146
-
Gift ( R)
741.716
741.716
‒ 8.633
733.083
‒ 2.985
‒ 2.627
3.434
7.105
-
Prestatiebeurs (NR)
150.076
150.076
‒ 31.630
118.446
‒ 41.062
‒ 47.271
‒ 55.886
‒ 62.265
-
Bijdrage studerenden aan OV-contract ( R)
‒ 866.639
‒ 866.639
‒ 10.084
‒ 876.723
‒ 12.458
‒ 12.769
‒ 16.362
‒ 19.765
-
Kosten contract OV-bedrijven ( R)
951.968
‒ 19.500
932.468
24.928
957.396
‒ 61.278
‒ 9.209
‒ 1.757
‒ 4.221
•
Overige uitgaven
29.071
0
29.071
107.831
136.902
115.976
150.882
190.381
225.847
-
Overige uitgaven relevant ( R)
90.082
90.082
8.069
98.151
‒ 15.199
‒ 15.699
‒ 15.599
‒ 15.399
-
Caribisch Nederland ( R)
3.860
3.860
‒ 650
3.210
‒ 849
‒ 1.058
‒ 1.278
‒ 1.509
-
Overige uitgaven niet-relevant (NR)
‒ 64.871
‒ 64.871
100.412
35.541
132.024
167.639
207.258
242.755
Leningen
3.284.173
0
3.284.173
‒ 29.744
3.254.429
‒ 41.930
‒ 44.393
‒ 54.950
‒ 60.646
-
Rentedragende lening (NR)
2.900.819
2.900.819
‒ 9.753
2.891.066
‒ 25.205
‒ 31.359
‒ 41.304
‒ 46.715
-
Collegegeldkrediet (NR)
383.354
383.354
‒ 19.991
363.363
‒ 16.725
‒ 13.034
‒ 13.646
‒ 13.931
Bijdrage aan agentschappen
97.786
0
97.786
23.999
121.785
17.317
18.855
19.327
20.459
-
Dienst Uitvoering Onderwijs ( R)
97.786
97.786
23.999
121.785
17.317
18.855
19.327
20.459
Ontvangsten
893.224
0
893.224
‒ 7.976
885.248
‒ 12.408
‒ 10.085
‒ 10.115
‒ 3.438
-
Ontvangen rente en relevant hoofdsom ( R)
91.550
91.550
‒ 2.623
88.927
‒ 5.996
‒ 3.433
‒ 1.110
5.045
-
Kortlopende vorderingen ( R)
81.045
81.045
‒ 26.949
54.096
‒ 31.549
‒ 36.149
‒ 39.749
‒ 42.269
-
Terugontvangen hoofdsom (NR)
720.629
720.629
21.596
742.225
25.137
29.497
30.744
33.786
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting instrumenten (algemeen):
DUO start dit jaar met een meer persoonsgerichte manier van het innen van schulden. Dat gaat DUO doen door zelf proactief contact te zoeken met studenten en oud-studenten die een substantiële betalingsachterstand hebben of dreigen te krijgen. Medewerkers van DUO zoeken samen met de student en oud-student naar een oplossing voor de ontstane problemen en kunnen een betalingsregeling op maat voorstellen. DUO heeft in 2018 succesvol geëxperimenteerd met persoonsgericht innen. Studenten en oud-studenten die op deze manier zijn geholpen gaven aan weer vat op hun situatie te hebben gekregen. Door betalingsregelingen te treffen zijn minder studenten en oud-studenten met betalingsachterstanden overgedragen aan de deurwaarder. DUO zet personeel in om debiteuren persoonlijk te benaderen. Deze kosten worden terugverdiend door de meeropbrengsten van deze aanpak, hiermee is deze maatregel budgetneutraal.
Het onderscheid relevant en niet-relevant is in onderstaande toelichting als uitgangspunt genomen. Relevant betekent relevant voor het begrotingstekort/EMU-saldo. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen van het diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de betalingen van prestatiebeurzen (zolang die nog niet omgezet zijn in een gift) en verstrekte rentedragende leningen.
De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op verstrekte studieleningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen.
Een noemenswaardige wijziging ten opzichte van de begroting is de omzetting van prestatiebeurs naar lening. Dit vond voorheen plaats op de post Overige Uitgaven (NR). Vòòr PVS werden debiteuren overgedragen naar het innen systeem. Nu er sprake is van een geïntegreerd systeem worden debiteuren niet meer overgedragen naar een ander systeem. Hierdoor vindt de omzetting van prestatiebeurs naar lening op de niet-relevante posten van de basisbeurs, aanvullende beurs en de reisvoorziening plaats.
Toelichting mutaties:
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Inkomensoverdrachten
De uitgaven worden met €29,8 miljoen verlaagd. Dit wordt verklaard door:
• De basisbeurs wordt per saldo met € 88,6 miljoen verlaagd. Dit bestaat uit enerzijds een verlaging van de relevante uitgaven met € 1,2 miljoen en anderzijds een verlaging van de niet-relevante uitgaven met € 87,4 miljoen.
• Relevante uitgaven: dit betreft met name de bijstelling op de omzettingen. In het mbo zijn de omzettingen € 15,3 miljoen lager dan geraamd, in het hbo € 2,5 miljoen hoger en in het wo € 6,2 miljoen hoger dan geraamd. Daarnaast zijn de uitgaven aan basisbeurs gift in het mbo € 5,5 miljoen hoger, als gevolg van de realisatiegegevens.
• De niet-relevante uitgaven: de omzetting naar lening is met € 78,4 miljoen verlaagd als gevolg van de gewijzigde boekingsgang (zie algemene toelichting artikel 11). De toekenningen in het mbo zijn verlaagd met € 9,9 miljoen. Dit komt door lagere aantallen als gevolg van de lagere referentieraming en door lagere realisatiegegevens.
• De aanvullende beurs wordt per saldo met € 23,6 miljoen verlaagd. Dit bestaat uit een ophoging van de relevante uitgaven met € 3,5 miljoen en een verlaging van de niet-relevante uitgaven met € 27,0 miljoen.
• De relevante uitgaven: dit betreft voornamelijk de bijstelling op de omzettingen in het mbo (€ 7,8 miljoen naar beneden bijgesteld). Daarnaast zijn de uitgaven aan aanvullende beurs gift in het mbo hoger (€ 4,9 miljoen). In het hbo zijn de uitgaven hoger dan geraamd. Allereerst door hogere omzettingen (€ 3,9 miljoen), maar ook door hogere uitgaven aan aanvullende beurs in gift (€ 1,8 miljoen; de eerste 5 maanden is de aanvullende beurs in het hoger onderwijs gift).
• De niet-relevante uitgaven: de omzetting naar lening is met € 25,0 miljoen verlaagd. Dit betreft een wijziging in boekingsgang (zie algemene toelichting artikel 11). Verder zijn er lagere toekenningen in het mbo (€ 5,3 miljoen) als gevolg van zowel lagere realisatiegegevens als lagere aantallen in de referentieraming.
• De reisvoorziening wordt per saldo met € 25,4 miljoen verlaagd.
• De reisvoorziening gift (R) is met 8,6 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit komst grotendeels door lagere omzettingen in zowel het mbo (€ 19,6 miljoen lager) als het ho (€3,6 miljoen lager). Als gevolg van hogere realisatie gegevens zijn de toekenningen gift met € 12,9 miljoen naar boven bijgesteld.
• De prestatiebeurs (NR) is met € 31,6 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit betreft deels de omzetting naar lening die is verlaagd. Dit betreft een wijziging in boekingsgang (algemene toelichting artikel 11). Daarnaast zijn de toekenningen prestatiebeurs omlaag bijgesteld.
• De bijdrage studerenden aan het ov-contract (R) is met € 10,1 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit betreft een tegenboeking waarmee voorkomen wordt dat de waarde van de ov-kaart dubbel geboekt wordt (enerzijds door toekenning aan de student, anderzijds door de betaling aan de ov-bedrijven). Doordat het een tegenboeking betreft, betekent deze negatieve mutatie dus eigenlijk een hoger bedrag aan toekenningen. Deze toename komt vooral door hogere gift toekenningen in zowel het mbo als het ho.
• Het budget kosten contract ov-bedrijven is daarnaast met € 24,9 miljoen opgehoogd. Er vindt dit jaar een kasschuif plaats van 2020 naar 2019 ter waarde van € 50,0 miljoen (ter optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen). Tot slot worden de uitgaven verlaagd met € 25,1 miljoen door een lager aandeel ho-studenten dat de reisvoorziening activeert in de realisatie (waarschijnlijk als gevolg van een hoger aandeel internationale studenten). Ook is er een afname van boete-opbrengsten als gevolg van nieuwe maatregelen.
• De overige uitgaven worden per saldo met € 107,8 miljoen verhoogd.
• Relevante overige uitgaven: de relevante overige uitgaven zijn met € 8,1 miljoen omhoog bijgesteld. Dit betreffen met name technische bijstellingen. Hieronder vallen onder andere kwijtscheldingen (na verloop van de 15-jaarstermijn bijvoorbeeld) die hoger uitvallen dan verwacht. Door het investeringsvoorstel persoonsgericht innen zullen er minder kwijtscheldingen zijn (- € 2,9 miljoen).
• Niet-relevante overige uitgaven: de niet-relevante overige uitgaven zijn met € 100,4 miljoen omhoog bijgesteld vanwege een wijziging in de boekingsgang (zie algemene toelichting artikel 11).
• Caribisch Nederland: de uitgaven zijn met € 0,7 miljoen naar beneden bijgesteld.
Leningen
Er wordt per saldo naar verwachting € 29,7 miljoen minder uitgegeven aan leningen dan geraamd:
• De uitgaven aan de rentedragende lening (NR) zijn verlaagd met € 9,8 miljoen. Dit is met name het gevolg van lagere gerealiseerde leningen.
• De uitgaven aan het collegegeldkrediet zijn verlaagd met € 20,0 miljoen. Deze bijstelling komt door lagere realisatiegegevens.
Bijdrage aan agentschappen
Het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt per saldo met € 24,0 miljoen verhoogd. Dit wordt voor een deel veroorzaakt door de herverdeling van de DUO-budgetten over de artikelen (verhoging € 6,0 miljoen). Daarnaast is het budget verhoogd vanwege de DUO problematiek (€ 14,6 miljoen). Ook is door het investeringsvoorstel persoonsgericht innen het budget verhoogd (€ 3,1 miljoen).
Ontvangsten
Het ontvangstenbudget wordt met € 8,0 miljoen verlaagd.
• Ontvangen rente en relevante hoofdsom: deze post is met € 2,7 miljoen verlaagd. Dit betreft deels de lagere rente ontvangsten als gevolg van de lage rente (- € 3,8 miljoen). Daarnaast zijn er door het investeringsvoorstel persoonsgericht innen meer renteontvangsten en relevante ontvangsten op de hoofdsom (€ 1,2 miljoen).
• Kortlopende vorderingen: deze post is met € 26,9 miljoen verlaagd. Vanwege het nieuwe PVS systeem zal er een stuk minder achterstallig lager recht (ALR) zijn. Ook zijn ontvangsten op het ov naar beneden bijgesteld, als gevolg van de maatregelen om het aantal ov-boetes terug te dringen.
• Terugontvangen hoofdsom (niet relevant): deze post is met €21,6 miljoen naar boven bijgesteld. Hiervan is € 19,5 miljoen het gevolg van hogere realisaties in 2018. Daarnaast zijn er op deze post € 2,1 miljoen meer ontvangsten door het investeringsvoorstel persoonsgericht innen.
ART. NR. 12 TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 12 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 )1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
93.071
0
93.071
‒ 12.690
80.381
‒ 14.084
‒ 14.957
‒ 15.565
‒ 15.384
Uitgaven
93.071
0
93.071
‒ 12.690
80.381
‒ 14.084
‒ 14.957
‒ 15.565
‒ 15.384
Waarvan juridisch verplicht
100%
100%
100%
Inkomensoverdrachten
77.180
0
77.180
872
78.052
‒ 622
‒ 1.559
‒ 2.203
‒ 2.065
•
TS 17-
0
0
0
0
0
0
0
0
0
-
Minderjarige deelnemers bol ( R)
0
0
0
0
0
0
0
0
•
TS 18+
5.968
0
5.968
‒ 119
5.849
‒ 119
‒ 119
‒ 119
‒ 119
-
Tegemoetkoming lerarenopleding (tlo) ( R)
3.741
3.741
‒ 130
3.611
‒ 130
‒ 130
‒ 130
‒ 130
-
Deeltijd vo ( R)
2.227
2.227
11
2.238
11
11
11
11
•
VO 18+
71.212
0
71.212
991
72.203
‒ 503
‒ 1.440
‒ 2.084
‒ 1.946
-
Volwassenenonderwijs (vavo) ( R)
6.459
6.459
‒ 139
6.320
‒ 265
‒ 418
‒ 563
‒ 639
-
Meerderjarige scholieren vo ( R)
59.664
59.664
‒ 501
59.163
‒ 1.858
‒ 2.734
‒ 3.357
‒ 3.215
-
Meerderjarige scholieren vso ( R)
4.057
4.057
‒ 362
3.695
‒ 373
‒ 281
‒ 157
‒ 85
-
STOEB/ALR (NR)
1.032
1.032
1.993
3.025
1.993
1.993
1.993
1.993
Bijdrage aan agentschappen
15.891
0
15.891
‒ 13.562
2.329
‒ 13.462
‒ 13.398
‒ 13.362
‒ 13.319
-
Dienst Uitvoering Onderwijs ( R)
15.891
15.891
‒ 13.562
2.329
‒ 13.462
‒ 13.398
‒ 13.362
‒ 13.319
Ontvangsten
3.657
0
3.657
386
4.043
292
234
194
192
-
TS 17- ( R)
0
0
0
0
0
0
0
0
-
TS 18+ ( R)
158
158
57
215
57
57
57
57
-
VO 18+ ( R)
3.499
3.499
329
3.828
235
177
137
135
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven.
Toelichting mutaties:
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Inkomensoverdracht
De raming wordt per saldo met € 0,9 miljoen verhoogd. Dit is op basis van realisatiegegevens.
Bijdrage aan agentschappen
Het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt per saldo met € 13,6 miljoen verlaagd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de herverdeling van de DUO-budgetten (- € 13,9 miljoen) over de artikelen.
Ontvangsten
Het ontvangstenbudget wordt met € 0,4 miljoen verhoogd. Dit is op basis van realisatiegegevens.
ART. NR. 13 LESGELD
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 13 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
6.649
0
6.649
6.182
12.831
6.771
7.116
7.291
7.414
Uitgaven
6.649
0
6.649
6.182
12.831
6.771
7.116
7.291
7.414
Waarvan juridisch verplicht
100%
100%
100%
Bijdrage aan agentschappen
6.649
0
6.649
6.182
12.831
6.771
7.116
7.291
7.414
-
Dienst Uitvoering Onderwijs
6.649
6.649
6.182
12.831
6.771
7.116
7.291
7.414
Ontvangsten
238.734
0
238.734
‒ 6.868
231.866
‒ 14.443
‒ 11.091
‒ 3.642
3.621
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven.
Toelichting mutaties:
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bijdrage aan agentschappen
Het budget voor de Dienst Uitvoering Onderwijs wordt per saldo met € 6,2 miljoen verhoogd. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de herverdeling van de DUO-budgetten ( € 5,1 miljoen) over de artikelen.
Ontvangsten
Het ontvangstenbudget wordt met € 6,9 miljoen verlaagd. Het aantal mbo studenten in de referentieraming is gedaald waardoor de ontvangsten op het lesgeld ook dalen. De daling wordt gedempt door de gestegen CPI. Een hogere prijsontwikkeling zorgt namelijk voor hogere ontvangsten dan eerder geraamd.
ART. NR. 14 CULTUUR
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 14 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerp-begroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
589.734
0
589.734
‒ 125.475
464.259
48.062
49.071
53.190
53.077
Waarvan garantieverplichtingen
0
0
0
‒ 125.510
‒ 125.510
Uitgaven
967.703
0
967.703
35
967.738
48.062
49.071
53.190
53.077
Waarvan juridisch verplicht
93,0%
93,0%
97,7%
Bekostiging
832.394
0
832.394
‒ 1.552
830.842
25.132
47.709
50.881
50.771
–
Culturele basisinfrastructuur
445.012
0
445.012
22.850
467.862
27.869
49.621
49.858
49.748
Vierjaarlijkse instellingen
248.365
248.365
22.850
271.215
22.319
49.621
49.858
49.748
Vierjaarlijkse fondsen
196.647
196.647
0
196.647
5.550
0
0
0
–
Erfgoedwet
124.182
0
124.182
5.500
129.682
0
0
0
0
Huisvesting
83.025
83.025
0
83.025
0
0
0
0
Beheer en onderhoud collecties
41.157
41.157
5.500
46.657
0
0
0
0
–
Wet stelsel openbare bibliotheekvoorziening
48.004
0
48.004
‒ 48.004
0
0
0
0
0
Stelseltaken openbare bibliotheekvoorzieningen
24.534
24.534
‒ 24.534
0
‒ 942
‒ 942
‒ 942
‒ 942
Digitale openbare bibliotheek
12.200
12.200
‒ 12.200
0
435
435
435
435
Bibliotheekvoorziening leesgehandicapten
11.270
11.270
‒ 11.270
0
507
507
507
507
–
Monumentenzorg
173.119
173.119
18.102
191.221
‒ 3.038
‒ 2.635
300
300
–
Archieven incl. Regionale Historische Centra
25.286
25.286
0
25.286
0
0
0
0
–
Flankerend beleid huisvesting
6.573
6.573
0
6.573
0
0
0
0
–
Cultuureducatie met Kwaliteit
10.218
10.218
0
10.218
301
723
723
723
Subsidies
77.363
0
77.363
‒ 3.716
73.647
21.757
316
895
895
–
Verbreden inzet cultuur
16.516
16.516
‒ 1.850
14.666
‒ 750
0
0
0
–
Internationaal cultuurbeleid (incl. HGIS)
9.005
9.005
0
9.005
0
0
0
0
–
Programma leesbevordering
3.350
3.350
0
3.350
0
0
0
0
–
Creatieve Industrie
7.475
7.475
‒ 5.523
1.952
0
0
0
0
–
Monumentenzorg
0
0
3.516
3.516
138
135
0
0
–
Erfgoed en ruimte
0
0
0
0
0
0
0
0
–
Erfgoed en fysieke leefomgeving
3.000
3.000
230
3.230
0
–
Specifiek cultuurbeleid
38.017
38.017
‒ 89
37.928
22.369
181
895
895
Opdrachten
14.516
0
14.516
3.400
17.916
‒ 376
‒ 69
299
292
–
Beleidsonderzoek evaluaties en kennisbasis
2.101
2.101
‒ 227
1.874
0
0
0
0
–
Monumentenzorg
3.717
3.717
4.610
8.327
‒ 300
0
0
0
–
Archeologie
4.893
4.893
874
5.767
‒ 388
‒ 388
0
0
–
Erfgoed en ruimte
0
0
0
0
0
0
0
0
–
Erfgoed en fysieke leefomgeving
2.500
2.500
‒ 2.055
445
0
0
0
0
–
Overige opdrachten
1.305
1.305
198
1.503
312
319
299
292
Bijdrage aan agentschappen
40.646
0
40.646
1.838
42.484
1.484
1.050
1.050
1.054
–
Nationaal Archief
26.981
26.981
803
27.784
476
782
782
786
–
Nationaal Archief Programma
13.665
13.665
1.035
14.700
1.008
268
268
268
Bijdrage aan (inter)organisaties
2.784
0
2.784
65
2.849
65
65
65
65
–
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
2.784
2.784
65
2.849
65
65
65
65
Ontvangsten
494
0
494
0
494
0
0
0
0
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 125,5 miljoen verlaagd. Het verschil tussen de verplichtingen- en uitgavenmutaties wordt vooral veroorzaakt door een verlaging van de garantieverplichtingen. De belangrijkste oorzaak zijn de garanties in het kader van de indemniteitsregeling; er zijn voor € 129 miljoen meer garanties vervallen dan verleend in het eerste kwartaal van 2019.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor de culturele basisinfrastructuur groeit vanaf 2019 met ongeveer € 23 miljoen, als gevolg van de toevoeging van middelen voor loon- en prijsbijstelling. Vanaf 2021 stijgt de groei per saldo naar bijna € 50 miljoen. Dat komt vooral doordat vanaf 2021, als de volgende vierjaarlijkse periode van de culturele basisinfrastructuur start, middelen uit het Regeerakkoord aan dit budget worden toegevoegd (jaarlijks circa € 28 miljoen).
Het budget voor de Erfgoedwet wordt met € 5,5 miljoen verhoogd voor een uitgave via de Erfgoedwet aan Het Nieuwe Instituut, die eerder was geraamd op het instrument subsidies en nu wordt overgeboekt.
Het budget voor de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorziening wordt op dit begrotingsartikel met € 48 miljoen verlaagd. De middelen zijn bestemd voor de Koninklijke Bibliotheek (KB) en worden overgeboekt naar begrotingsartikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid), omdat de KB via dat begrotingsartikel wordt gesubsidieerd.
Het budget voor monumentenzorg wordt per saldo met ruim € 18 miljoen verhoogd. Dit saldo bestaat uit de toevoeging van Regeerakkoordmiddelen voor grote monumenten (€ 35,6 miljoen) en diverse overboekingen aan het Gemeentefonds (voor de ontwikkeling van kerkenvisies), aan het Provinciefonds (voor monumenten in het aardbevingsgebied en voor Schokland) en aan het opdrachten- en subsidiebudget van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.
Subsidies
Het budget voor creatieve industrie wordt verlaagd met € 5,5 miljoen als gevolg van een overboeking naar het financiële instrument bekostiging (zie ook toelichting bij bekostiging).
ART. NR. 15 MEDIA
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 15 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
960.829
40.000
1.000.829
12.605
1.013.434
5.191
22.413
20.658
42.361
Uitgaven
960.829
40.000
1.000.829
12.605
1.013.434
5.191
22.413
20.658
42.361
Waarvan juridisch verplicht
99,8%
99,9%
99,9%
Bekostiging
954.836
40.000
994.836
9.449
1.004.285
4.945
22.167
20.412
42.136
–
Publieke Omroep (omroepinstellingen)
876.476
0
876.476
11.912
888.388
12.898
3.495
3.495
3.495
Landelijke publieke omroep
731.821
731.821
0
731.821
Regionale omroep
144.655
144.655
11.912
156.567
12.898
3.495
3.495
3.495
–
Beheerstaken landelijke publieke omroep
39.298
0
39.298
1.014
40.312
933
933
933
933
Stichting Omroep Muziek
16.348
16.348
418
16.766
386
386
386
386
Uitzenden en uitzendgereedmaken
0
0
0
0
0
0
0
0
Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (NIBG)
22.950
22.950
596
23.546
547
547
547
547
–
Dotaties, bijdragen publieke omroep
13.568
0
13.568
2.134
15.702
5.024
5.024
5.024
5.024
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek
2.139
2.139
55
2.194
51
51
51
51
Onderzoeksjournalistiek (RA-middelen)
0
0
2.000
2.000
4.900
4.900
4.900
4.900
Filmfonds van de omroep en Telfilm (CoBo)
8.335
8.335
8.335
Mediawijsheid Expertisecentrum (Bewust mediagebruik)
1.522
1.522
39
1.561
36
36
36
36
Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland (OLON)
1.572
1.572
40
1.612
37
37
37
37
–
Dotaties/ontrekking Algemene Mediareserve
25.174
40.000
65.174
‒ 6.360
58.814
‒ 14.479
12.146
10.391
32.115
–
Overige bekostiging media (uit rente AMR)
320
320
749
1.069
569
569
569
569
Subsidies
894
0
894
2.917
3.811
17
17
17
17
–
Subsidies
894
894
2.917
3.811
17
17
17
17
Opdrachten
430
0
430
12
442
12
12
12
12
–
Opdrachten
430
430
12
442
12
12
12
12
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
4.609
0
4.609
226
4.835
216
216
216
195
–
Commissariaat voor de Media
4.609
4.609
226
4.835
216
216
216
195
Bijdrage aan (inter)organisaties
60
0
60
1
61
1
1
1
1
–
European Audiovisual Observatory
60
60
1
61
1
1
1
1
Ontvangsten
163.000
0
163.000
‒ 13.146
149.854
‒ 18.546
‒ 1.446
‒ 3.346
18.254
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 12,6 miljoen verhoogd. Deze verhoging hangt samen met de hieronder toegelichte uitgavenmutaties.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor bekostiging wordt per saldo met € 9,4 miljoen verhoogd.
• Een hogere onttrekking aan de Algemene Mediareserve (AMr) als gevolg van de lagere, aangepaste raming van de reclameopbrengsten in de mediabegrotingsbrief 2019 (- € 13,1 miljoen).
• Toevoeging uit Regeerakkoordmiddelen onderzoeksjournalistiek (€ 4,9 miljoen).
• Overboeking van de post dotatie/onttrekking AMr (- € 7,9 miljoen) naar de Regionale Omroep voor Samenwerkingsprojecten Regionale Omroepen.
• Verhoging van het budget voor de Regionale Omroep voor Samenwerkingsprojecten Regionale Omroepen ( € 7,9 miljoen) ten laste van de post dotatie/onttrekking AMr.
• Overboeking van de Regeerakkoordmiddelen onderzoeksjournalistiek van bekostiging naar subsidies (- € 2,9 miljoen).
• Toevoeging van prijsbijstelling 2019 (€ 18,6 miljoen) (zie paragraaf 2.1).
• Niet bestede middelen 2018 die worden toegevoegd aan de AMr vanuit de eindejaarsmarge (€ 2,0) (zie paragraaf 2.1).
• Overige mutaties ( ‒ € 0,2 miljoen).
Subsidies
Het budget voor subsidies wordt per saldo met € 2,9 miljoen verhoogd door een overboeking van de Regeerakkoordmiddelen onderzoeksjournalistiek van bekostiging naar subsidies.
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s
Het budget voor bijdragen aan ZBO’s en RWT’s wordt per saldo met € 0,2 miljoen verhoogd als gevolg van prijsbijstelling 2019.
Ontvangsten
Het ontvangstenbudget wordt met € 13,1 miljoen verlaagd. De reden hiervan is de gedaalde raming van de reclameopbrengsten.
ART. NR. 16 ONDERZOEK EN WETENSCHAPSBELEID
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 16 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
1.179.678
0
1.179.678
9.542
1.189.220
‒ 50.148
‒ 53.912
‒ 55.927
‒ 57.004
Uitgaven
1.228.371
0
1.228.371
7.183
1.235.554
‒ 50.103
‒ 52.702
‒ 56.618
‒ 57.004
Waarvan juridisch verplicht
99,7%
99,7%
99,9%
Bekostiging
1.106.383
0
1.106.383
4.612
1.110.995
‒ 50.724
‒ 53.323
‒ 57.239
‒ 57.625
•
Hoofdbekosting
707.581
0
707.581
‒ 3.265
704.316
‒ 56.888
‒ 57.388
‒ 59.056
‒ 58.125
NWO-wet en WHW
–
NWO
571.192
0
571.192
‒ 51.894
519.298
‒ 56.888
‒ 57.388
‒ 59.056
‒ 58.125
–
KNAW
89.216
0
89.216
0
89.216
0
0
0
0
–
KB
47.173
0
47.173
48.629
95.802
0
0
0
0
•
Aanvullende bekostiging
398.802
0
398.802
7.877
406.679
6.164
4.065
1.817
500
–
NWO Talentenontwikkeling
170.885
0
170.885
0
170.885
0
0
0
0
–
NWO TTW
8.000
0
8.000
0
8.000
0
0
0
0
–
NWO Grootschalige researchinfrastructuur
85.380
0
85.380
0
85.380
0
0
0
0
–
Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek
20.890
0
20.890
7.877
28.767
6.164
4.065
1.817
500
–
Poolonderzoek
3.147
0
3.147
0
3.147
0
0
0
0
–
Caribisch Nederland
2.500
0
2.500
0
2.500
0
0
0
0
–
NWO NWA
108.000
0
108.000
0
108.000
0
0
0
0
Subsidies
26.237
0
26.237
1.226
27.463
‒ 645
‒ 645
‒ 645
‒ 645
–
Stichting NLBIF
550
0
550
0
550
0
0
0
0
–
Naturalis Biodiversity Center
6.265
0
6.265
0
6.265
0
0
0
0
–
BPRC
9.608
0
9.608
0
9.608
0
0
0
0
–
NCWT/NEMO
3.366
0
3.366
0
3.366
0
0
0
0
–
STT
221
0
221
0
221
0
0
0
0
–
Stichting AAP
1.032
0
1.032
0
1.032
0
0
0
0
–
Nationale coördinatie
5.195
0
5.195
1.226
6.421
‒ 645
‒ 645
‒ 645
‒ 645
Opdrachten
300
0
300
0
300
0
0
0
0
–
Opdrachten
300
0
300
0
300
0
0
0
0
Bijdrage aan agentschappen
944
0
944
‒ 23
921
‒ 102
‒ 102
‒ 102
‒ 102
–
Dienst Uitvoering Onderwijs
280
280
‒ 280
0
‒ 280
‒ 280
‒ 280
‒ 280
–
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
664
0
664
257
921
178
178
178
178
Bijdrage aan (inter)organisaties
94.507
0
94.507
1.368
95.875
1.368
1.368
1.368
1.368
–
EMBC
853
0
853
88
941
88
88
88
88
–
EMBL
5.198
0
5.198
29
5.227
29
29
29
29
–
ESA
31.065
0
31.065
0
31.065
0
0
0
0
–
CERN
44.800
0
44.800
1.368
46.168
1.368
1.368
1.368
1.368
–
ESO
10.019
0
10.019
‒ 148
9.871
‒ 117
‒ 117
‒ 117
‒ 117
–
NTU/INL
2.572
0
2.572
31
2.603
0
0
0
0
Ontvangsten
101
0
101
0
101
0
0
0
0
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Verplichtingen
De verplichtingen worden met € 9,5 miljoen verhoogd. Deze verhoging hangt samen met de hieronder toegelichte uitgavenmutaties.
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Bekostiging
Het budget voor de bekostiging wordt per saldo met € 4,6 miljoen verhoogd. Deze verhoging is een gevolg van onder meer de volgende mutaties:
• Interne overboeking van € 55 miljoen naar artikel 7 (Hoger onderwijs) inzake de doorverdeling van de extra onderzoeksmiddelen voor de sectorplannen Bèta/Techniek en Social Science Humanities.
• Interne overboeking van het budget ad € 48,6 miljoen voor de WSOB van artikel 14 (Cultuur) ten behoeve van de Koninklijke Bibliotheek.
• De toevoeging van de loon- en prijsbijstelling (€ 1,8 miljoen); zie de toelichting in paragraaf 2.1.
• Diverse interne en externe overboekingen van andere beleidsartikelen die het budget totaal verhogen met € 9,2 miljoen.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Het budget voor wordt per saldo met € 1,4 miljoen verhoogd in verband met de toevoeging van de prijsbijstelling 2019; zie de toelichting in paragraaf 2.1.
ART. NR. 25 EMANCIPATIE
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, Beleidsartikel 25 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
6.643
0
6.643
‒ 847
5.796
‒ 546
152
196
439
Uitgaven
15.880
0
15.880
927
16.807
670
519
509
439
Waarvan juridisch verplicht
72,4%
72,4%
81,7%
Bekostiging
8.270
0
8.270
177
8.447
177
177
177
177
•
Kennisinfrasctrutuur
8.270
0
8.270
177
8.447
177
177
177
177
–
Vrouwenemancipatie
0
0
–
LHBTI
0
0
–
Gender- en LHBTI-gelijkheid
8.270
8.270
177
8.447
177
177
177
177
Subsidies
3.431
0
3.431
635
4.066
386
235
225
155
•
Subsidieregeling emancipatie
0
0
0
0
0
0
0
0
0
–
Vrouwenemancipatie
0
0
–
LHBTI
0
0
•
Subsidieregeling emancipatie 2011
786
0
786
53
839
0
0
0
0
–
Vrouwenemancipatie
786
786
‒ 392
394
–
LHBTI
0
445
445
•
Subsidieregeling Gender- en LHBTI-geljkheid 2017-2022
2.645
2.645
582
3.227
386
235
225
155
Opdrachten
1.043
0
1.043
31
1.074
23
23
23
23
–
Vrouwenemancipatie
0
0
–
LHBTI
0
0
–
Gender- en LHBTI-gelijkheid
1.043
1.043
31
1.074
23
23
23
23
Bijdrage aan agentschappen
136
0
136
3
139
3
3
3
3
–
DUS-I
136
136
3
139
3
3
3
3
Bijdrage aan medeoverheden
3.000
0
3.000
81
3.081
81
81
81
81
•
Gemeentefonds BZK
3.000
0
3.000
81
3.081
81
81
81
81
–
Vrouwenemancipatie
0
0
–
LHBTI
0
0
–
Gender- en LHBTI-gelijkheid
3.000
3.000
81
3.081
81
81
81
81
Bijdrage aan (inter)organisaties
0
0
0
0
0
0
0
0
0
–
LHBTI
0
0
Ontvangsten
0
0
0
0
2.3. De niet-beleidsartikelen
ART. NR. 91 NOG ONVERDEELD
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, artikel 91 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, motie en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
0
0
0
0
0
155.415
179.558
192.968
198.598
Uitgaven
0
0
0
0
0
155.415
179.558
192.968
198.598
Loonbijstelling
0
0
0
0
0
0
0
-
waarvan programma
-
waarvan apparaat
Prijsbijstelling
0
0
0
0
0
0
0
-
waarvan programma
-
waarvan apparaat
Onvoorzien
0
0
0
0
155.415
179.558
192.968
198.598
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Verdeling loon- en prijsbijstelling (Eerste suppletoire begroting 2019) (Bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
Loonbijstelling
Prijsbijstelling
1
Primair onderwijs
293.157
19.265
3
Voortgezet onderwijs
225.112
4
Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
95.227
6
Hoger onderwijs
75.183
7
Wetenschappelijk onderwijs
100.510
3
8
Internationaal beleid
100
42
9
Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid
1.041
29
11
Studiefinanciering
1.258
28.305
12
Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten
205
1.774
13
Lesgelden
86
14
Cultuur
14.797
10.927
15
Media
19
18.568
16
Onderzoek en wetenschapsbeleid
1.779
1.368
25
Emancipatie
381
59
95
Apparaat Kerndepartement
5.879
Niet-verplichte LPO
-
Totaal niet-verplichte LPO
62.049
83.234
Totaal
876.783
163.574
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Uitgaven
Toelichting per instrument:
Loonbijstelling
Het budget voor 2019 blijft per saldo ongewijzigd. De toegevoegde loonbijstelling tranche 2019 die verplicht is, is direct structureel verdeeld over de artikelen. De niet-verplichte loonbijstelling is ingezet voor de openstaande taakstelling op artikel 91 (Nog onverdeeld).
Prijsbijstelling
Het budget voor 2019 blijft per saldo ongewijzigd. De toegevoegde prijsbijstelling tranche 2019 die verplicht is, is direct structureel verdeeld over de artikelen. De niet-verplichte prijsbijstelling is ingezet voor de openstaande taakstelling op artikel 91 (Nog onverdeeld).
Onvoorzien
Het budget voor de post Nader te verdelen wordt vanaf 2020 per saldo verhoogd met € 155,4 miljoen in 2020 oplopend naar € 198,6 miljoen in 2023. De belangrijkste verklaringen hiervoor zijn:
– een verhoging van € 41 miljoen structureel voor het stimuleren van bèta- en techniekopleidingen in het ho. Deze staat tijdelijk op artikel 91; mede op basis van de uitkomsten van de commissie Van Rijn zullen deze middelen worden verdeeld over de betreffende beleidsartikelen.
– een verhoging van € 114,4 miljoen in 2020 oplopend tot € 148,3 miljoen in 2023 door de inzet van niet verplichte loon- en prijsbijstelling voor de openstaande taakstelling op dit artikel en de tegenvaller DUO (zie ook paragraaf 2.1).
ART. NR. 95 APPARAATSUITGAVEN KERNDEPARTEMENT
Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid, artikel 95 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Ontwerpbegroting 2019 (1)
Mutaties via NvW, moties en amendementen (2)
Vastgestelde begroting 2019 (3)=(1+2)
Mutaties 1e suppletoire begroting 2019 (4)
Stand 1e suppletoire begroting 2019 (5)=(3+4)
Mutatie 2020
Mutatie 2021
Mutatie 2022
Mutatie 2023
Verplichtingen
259.975
0
259.975
8.527
268.502
15.639
16.254
16.811
16.302
Uitgaven
259.975
0
259.975
8.527
268.502
15.639
16.254
16.811
16.302
Personele uitgaven
192.869
0
192.869
3.390
196.259
9.990
10.611
11.167
10.986
Waarvan
-
eigen personeel
183.336
183.336
2.876
186.212
9.566
10.487
11.167
10.986
-
inhuur externen
5.751
5.751
514
6.265
424
124
0
0
-
overige personele uitgaven
3.782
3.782
0
3.782
0
0
0
0
Materiële uitgaven
67.106
0
67.106
5.137
72.243
5.649
5.643
5.644
5.316
Waarvan
-
ICT
24.198
24.198
4.875
29.073
5.085
5.085
5.085
4.737
-
bijdrage aan SSO's
25.385
25.385
‒ 823
24.562
‒ 73
‒ 73
‒ 73
‒ 55
-
overige materiële uitgaven
17.523
17.523
1.085
18.608
637
631
632
634
Begrotingsreserve schatkistbankieren
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
567
0
567
0
567
0
0
0
0
In de kolom "Mutaties 1e suppletoire begroting 2019" worden de mutaties ten opzichte van de «Stand vastgestelde begroting 2019» weergegeven. Hieronder worden de belangrijkste mutaties toegelicht.
Toelichting mutaties:
Personele uitgaven
Het budget voor personele uitgaven wordt per saldo met € 3,4 miljoen verhoogd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
• Een verhoging van het budget met € 5,9 miljoen door toevoeging van de loonbijstelling tranche 2019.
• Een verhoging van het budget met € 2,6 miljoen o.a. als gevolg van inzet van de eindejaarsmarge 2018 en de dekking van het aandeel van OCW in Rijksbrede ICT-problematiek (doorbelasting van de kosten voor rijksbrede IT-ontwikkelingen).
• Een verhoging van het budget met 0,7 miljoen door diverse interdepartementale overboekingen, waaronder de bijdragen van verschillende departementen aan het Rijksprogramma Duurzaam Digitale Informatiehuishouding.
• Een verlaging van het budget met € 5,5 miljoen door enkele kasschuiven van 2019 naar latere jaren voor het lerarenregister en het project Gelijke Kansen Alliantie.
Materiële uitgaven
Het budget voor materiële uitgaven wordt per saldo met € 5,1 miljoen verhoogd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door:
• Een verhoging van het budget met € 5,0 miljoen voor de dekking van het aandeel van OCW in Rijksbrede ICT-problematiek. Deze kosten zullen door BZK aan de departementen worden doorbelast voor rijksbrede IT-ontwikkelingen.
2.4. AGENTSCHAP DIENST UITVOERING ONDERWIJS (DUO)
In deze paragraaf is de 1e suppletoire begroting opgenomen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). DUO is de uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid voor het onderwijs. DUO levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Daarnaast verricht DUO werkzaamheden voor overige departementen en derden.
Exploitatieoverzicht Baten-lastenagentschap DUO Suppletoire begroting 2019 (Eerste suppletoire begroting) (Bedragen x € 1.000)
Omschrijving
(1)Vastgestelde begroting
(2)Mutaties1e suppletoirebegroting
(3)=(1)+(2) Totaalgeraamd
Baten
Omzet moederdepartement
218.863
42.322
261.185
Omzet overige departementen
57.300
0
57.300
Omzet derden
5.200
0
5.200
Rentebaten
0
Vrijval voorzienigen
0
Bijzondere baten
0
Totaal baten
281.363
42.322
323.685
Lasten
Apparaatskosten
271.563
36.522
308.085
-
Personele kosten
184.563
32.972
217.535
-
Waarvan eigen personeel
146.960
18.489
165.449
-
Warvan inhuur externen
31.603
12.983
44.586
-
Waarvan overige personele kosten
6.000
1.500
7.500
-
Materiele kosten
87.000
3.550
90.550
-
Waarvan apparaat ICT
22.000
2.000
24.000
-
Waarvan bijdrage aan SSO's
22.000
1.000
23.000
-
Waarvan overige materiële kosten
43.000
550
43.550
Rentelasten
0
0
0
Afschrijvingskosten
9.700
5.800
15.500
-
Materieel
7.700
3.900
11.600
-
Waarvan apparaat ICT
7.400
3.000
10.400
-
Waarvan overige materiële afschrijvingskosten
300
900
1.200
-
Immaterieel
2.000
1.900
3.900
Overige lasten
0
0
0
-
Dotaties voorzieningen
0
0
0
-
Bijzondere lasten
0
0
0
Totaal lasten
281.263
42.322
323.585
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening
100
0
100
Agentschapdeel Vpb lasten
100
100
Saldo van baten en lasten
0
0
0
Toelichting:
De baten van de 1e suppletoire begroting laten een stijging zien van € 42,3 miljoen ten opzichte van oorspronkelijk vastgestelde begroting 2019 (€ 281,4 miljoen).
Baten
Omzet moederdepartement
De stijging heeft betrekking op de werkzaamheden voor het noodzakelijk onderhoud en vervanging van de ICT-systemen (€ 16,0 miljoen). Verder zijn middelen toegekend voor verbetering bereikbaarheid (€ 6,5 miljoen) en voor de uitvoering van persoonsgericht innen (€ 3,1 miljoen). Tevens zijn middelen toegekend voor de uitvoering van het digitaal afnemen van toetsen en examens inclusief de eindtoets Primair Onderwijs (€ 4,6 miljoen), compensatie meerkosten DigiD (€ 1,6 miljoen), compensatie niet gerealiseerde deregulering (€ 2,6 miljoen) en extra middelen voor overige diverse uitvoeringskosten (€ 4,9 miljoen). Daarnaast is € 3,0 miljoen toegekend voor de gestegen kosten voor de loon- en prijsontwikkeling 2019.
Lasten
Apparaatskosten
De kosten van de 1e suppletoire begroting laten een stijging zien van € 42,3 miljoen ten opzichte van oorspronkelijk vastgestelde begroting 2019. De personele begroting laat een stijging zien van € 33,0 miljoen. De materiële begroting een stijging zien van € 3,5 miljoen en de afschrijvingen laten een stijging zien van € 5,8 miljoen. Deze mutaties hebben een verband met het eerder genoemde noodzakelijk onderhoud en vervangingen van de ICT-systemen, extra kosten bereikbaarheid, uitvoering persoonsgericht innen, de uitvoering van het digitaal afnemen van toetsen en examens, compensatie meerkosten DigiD, compensatie niet gerealiseerde deregulering, overige diverse uitvoeringskosten en de gestegen kosten voor loon- en prijsontwikkeling 2019.
Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht (Bedragen x € 1.000)
Omschrijving
(1)Vastgestelde begroting
(2)Mutaties 1esuppletoirebegroting
(3)=(1)+(2)Stand1 suppletoirebegroting
1.
Rekening courant RHB 1 januari 2019
14.040
14.040
Totaal ontvangen operationele kasstroom (+)
281.363
42.322
323.685
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)
‒ 271.663
‒ 42.322
‒ 313.985
2.
Totaal operationele kasstroom
9.700
0
9.700
Totaal investeringen (-/-)
‒ 9.858
‒ 37.842
‒ 47.700
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
0
3.
Totaal investeringskasstroom
‒ 9.858
‒ 37.842
‒ 47.700
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
0
Eenmalig storting van moederdepartement (+)
0
Aflossingen op leningen (-/-)
‒ 936
‒ 2.096
‒ 3.032
Beroep op leenfaciliteit (+)
1.248
47.700
48.948
4.
Totaal financieringskasstroom
312
45.604
45.916
5.
Rekening courant RHB 31 december 2019 (=1+2+3+4)
14.194
7.762
21.956
Het kasstroomoverzicht is aangepast ten opzichte van de oorspronkelijke begroting met de eerder genoemde additionele middelen. Daarnaast is de aangevraagde leenfaciliteit verwerkt en daarbij behorende investeringen in vervangingen van de ICT-systemen. Als gevolg van het volledig afdekken van de nu geplande investeringen laat de rekening courant een stijging zien van € 7,8 miljoen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.