Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Wassenberg en Van Raan over de grootste, maar ongewenste, houtoven in Diemen
Vragen van de leden Wassenberg en Van Raan (beiden PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de grootste, maar ongewenste, houtoven in Diemen (ingezonden 18 april 2019).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 22 mei 2019).
Vraag 1
Hebt u de artikelen «Diemen krijgt grootste houtoven» en «Niet schoon, toch labeltje
duurzaam» gelezen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is het waar dat gemeente Diemen en de provincie Noord-Holland verplicht zijn in te
stemmen met de bouwaanvraag van de grootste biomassacentrale van Nederland als die
voldoet aan de wet- en regelgeving, terwijl zij grote zorgen hebben over de luchtvervuiling
en de CO2-uitstoot die gepaard gaan met het stoken van (houtige) biomassa? Zo nee, hoe is de
situatie dan?
Antwoord 2
Ja, als voldaan wordt aan alle wet- en regelgeving – in het bijzonder ook de vereisten
op het gebied van luchtemissies en luchtkwaliteit – dan kent de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo) geen weigeringsgrond om een activiteit te verbieden. De biomassacentrale
moet daarbij vergund worden op het niveau van best beschikbare technieken.
Vraag 3
Welke (juridische) middelen hebben provincies en gemeentes om bouwaanvragen voor biomassacentrales
af te wijzen op grond van criteria op het gebied van klimaat en/of luchtkwaliteit?
Is het waar dat biomassa in feite dubbel wordt gestimuleerd, namelijk via de SDE+-subsidie
en door vrijstelling van de CO2-heffing, omdat de CO2-emissie bij verstoken zogenaamd nul is? Zo nee, hoe is de situatie dan?
Antwoord 3
Een vergunningsaanvraag voor het bouwen van een biomassacentrale kan alleen geweigerd
worden als niet voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving. Bij grote installaties
(vanaf 50 MW, zoals die in Diemen) zijn deze biomassacentrales zogenaamde IPPC-installaties
en moeten zij voldoen aan algemene regels in het Activiteitenbesluit milieubeheer,
maar worden zij in het kader van de vergunningverlening door de provincie ook individueel
getoetst op toepassing van de beste beschikbare technieken (BBT) in het recent opnieuw
vastgestelde BBT-referentiedocument (BREF) voor grote stookinstallaties.
Biomassa geldt op basis van internationale afspraken als vorm van hernieuwbare energie.
Immers, de bron van energie (biomassa) kan weer aangroeien. Bij deze groei wordt CO2 uit de lucht genomen en vastgelegd in bomen en de ondergrond. Zolang de houtkap die
plaatsvindt kleiner is dan de totale bijgroei in de bosbeheerseenheid, neemt de aanwezige
biomassa verder toe en wordt CO2 vastgelegd.
Middels de SDE+ worden bepaalde categorieën biomassa gestimuleerd door tegemoetkomingen
voor de onrendabele top.
Het ETS-systeem is van toepassing op de CO2-uitstoot in de elektriciteitssector. Omdat biomassa conform internationale afspraken
op VN- en EU-niveau als CO2-neutraal wordt gezien, is deze heffing niet van toepassing op elektriciteit geproduceerd
met behulp van biomassa. Dit geldt in zijn algemeenheid in de gehele EU voor alle
duurzame bronnen en is geen specifieke «vrijstelling» van de Nederlandse overheid
voor biomassa.
Vraag 4
Kunt u aangeven wat de subsidie voor het stoken van biomassa in grote elektriciteitscentrales
per kWh is (uitgesplitst voor de SDE+ en voor het ontbreken van de CO2-heffing)? Wat is de subsidie per kWh voor kleinere biomassacentrales, die een lager
elektrisch rendement hebben?
Antwoord 4
Bij de beantwoording van uw vraag ben ik uitgegaan van de subsidiemogelijkheden voor
nieuwe aanvragen binnen de SDE+ in 2019. Sinds de eerste openstelling van de SDE+
in 2011 zijn jaarlijks de categorieën en de bijbehorende subsidiebedragen aangepast.
Op dit moment is het bijvoorbeeld niet meer mogelijk om subsidie aan te vragen voor
bij- en meestook voor biomassa in kolencentrales, maar zijn er nog wel lopende beschikkingen
waarvoor subsidie wordt uitgekeerd.
In de SDE+ is geen aparte categorie opgenomen voor enkel de productie van hernieuwbare
elektriciteit met biomassa. Het is namelijk ook wenselijk dat warmte de vrijkomt goed
wordt benut. Het is wel mogelijk subsidie te krijgen voor de productie van hernieuwbare
warmte met biomassa (thermische conversie), eventueel in combinatie met de productie
van elektriciteit (WKK).
De SDE+ kent diverse categorieën voor verbrandingsinstallaties van biomassa. De hoogte
van de subsidie wordt bepaald door het verschil tussen de kostprijs (het basisbedrag)
en de marktprijs van de warmte (het correctiebedrag). Het basisbedrag wordt onder
andere bepaald door de schaalgrootte, aantal vollasturen, toepassing en type biomassa.
Het correctiebedrag wordt afgeleid van de kosten van warmteopwekking op basis van
aardgas bij een vergelijkbare schaalgrootte.
Een installatie zoals gepland wordt in Diemen, zou gebruik kunnen maken van de categorie
ketel op houtpellets voor stadsverwarming (vanaf 10 MWth). Het basisbedrag van deze
installatie is € 0,065 €/kWh met een voorlopig correctiebedrag van € 0,014/kWh. De
subsidie hiervoor bedraagt dus € 0,051/kWh.
De kleinste ketel op biomassa binnen de SDE+ betreft de categorie ketel op vaste of
vloeibare biomassa (vanaf 0,5 tot 5 MWth). Het gaat dan bijvoorbeeld om ketels in
de landbouw sector of bedrijven. Het basisbedrag van deze ketels is € 0,053/kWh met
een voorlopig correctiebedrag van € 0,026 /kWh. De subsidie hiervoor bedraagt dus
€ 0,027 /kWh. Kleinere ketels dan 0,5 MWth zijn niet opgenomen in de SDE+ omdat het
bij een beperkte schaalgrootte en lage onrendabele top niet doelmatig is om projecten
via een exploitatiesubsidie te stimuleren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.