Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Brenk over het bericht 'Ambtenaren met AOW mogen niet langer doorwerken'
Vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Ambtenaren met AOW mogen niet langer doorwerken» (ingezonden 22 maart 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 29 april 2019)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2533
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het krantenbericht «Ambtenaren met AOW mogen niet langer
doorwerken»?1 Is het waar dat de beleidslijn van het kabinet Rutte II om ambtenaren juist in de
gelegenheid te stellen om na de AOW-leeftijd door te werken nu verlaten wordt omdat
het ambtenarenbestand te «grijs» is, en er «niet voldoende ruimte» is voor nieuwe
instroom? Kan worden toegelicht waarom voor deze beleidswijziging is gekozen?
Antwoord 1
In de cao Rijk 2018–2020 is afgesproken dat doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd
vanaf 1 januari 2020 alleen mogelijk is in specifieke gevallen op basis van overeenstemming
tussen de werkgever en de medewerker. Hierbij worden de persoonlijke en financiële
omstandigheden van de medewerker nadrukkelijk meegewogen.
Hiertoe is besloten omdat deze beleidsmaatregel aansluit bij zowel de uitgangspunten
in het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025 (SPB 2025), dat ik op 13 juli 2018 aan
uw Kamer heb gestuurd2, als bij de modernisering van arbeidsvoorwaarden.
Vraag 2
Klopt het, dat recent onderzoek van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch
Instituut (NIDI) juist uitwijst dat het vrijlaten van de pensioenleeftijd nauwelijk
effect heeft om mensen langer aan de slag te houden, en dat onderzoek ook uitwijst
dat het een hardnekkig misverstand is dat dit ten koste gaat van de werkgelegenheid
van jongeren, en dat er dus geen verdringing optreedt?3
Is het waar dat van de circa 130.000 overheidsambtenaren, ongeveer 460 werknemers
ouder dan de AOW-leeftijd is, en dat derhalve het niet na de AOW-leeftijd door laten
werken van ambtenaren een gering effect zal hebben op het tegengaan van vergrijzing
en het bevorderen van nieuwe instroom, laat staan het substantieel verjongen van het
personeelsbestand?
Antwoord 2
Ik heb kennisgenomen van het onderzoek waar u aan refereert.
Onderstaande grafiek laat zien hoeveel medewerkers binnen het Rijk ouder zijn dan
de AOW-leeftijd. In 2018 betreft dit 811 medewerkers.
Bron: P-Direkt
Hoe deze aantallen zich verhouden tot het totaalbestand aan personeel is te zien in
onderstaande grafiek.
Bron: P-Direkt
Het aantal medewerkers dat doorwerkt na de AOW-gerechtigde leeftijd betreft een relatief
kleine groep ten opzichte van het totale personeelsbestand. Ik onderschrijf dat de
genomen beleidsmaatregel niet substantieel zal bijdragen aan verjonging. Wel levert
deze maatregel een bijdrage aan het effectueren van een meer evenwichtig personeelsbestand
waarbij noodzakelijke expertise beschikbaar blijft. Daarnaast draagt deze beleidsmaatregel
bij aan modern personeelsbeleid en bijpassende arbeidsvoorwaarden, voor iedere levensfase.
Vraag 3
Deelt u mening, dat verhoging van de AOW-leeftijd gezorgd heeft voor bewustwording
en beleidsontwikkeling ter zake van duurzame inzetbaarheid van oudere werkenden?
Antwoord 3
De vergrijzing, ontgroening en toenemende levensverwachting maken langer doorwerken
mogelijk en noodzakelijk. Langer doorwerken speelt niet alleen een rol als het gaat
om het op lange termijn betaalbaar houden van voorzieningen voor alle generaties,
maar ook als het gaat om een arbeidsmarkt met een evenwichtige balans tussen mensen
die werken en mensen die niet meer tot de beroepsbevolking horen. De pensioenleeftijd
stijgt, omdat we steeds ouder worden en ook met het oog op een evenwichtige ontwikkeling
van het arbeidsaanbod (handen aan het bed, een leerkracht voor de klas). Ook om deze
reden werken we langer door en gaat de AOW-leeftijd geleidelijk omhoog. Het kabinetsbeleid
is daarom gericht op duurzame inzetbaarheid, zodat mensen steeds beter werkend de
pensioengerechtigde leeftijd bereiken.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het nu onmogelijk maken van doorwerken na de AOW-leeftijd voor
ambtenaren – mede met het oog op de belangrijke voorbeeldfunctie van de overheid –
niet bevorderlijk is voor het stimuleren van maatregelen, gericht op duurzame inzetbaarheid
van oudere werknemers, waaronder ambtenaren? Kunt u uw antwoord motiveren?
Antwoord 4
Deze mening deel ik niet. Ik benadruk dat doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd
vanaf 1 januari 2020 nog steeds mogelijk is op basis van overeenstemming tussen de
werkgever en de medewerker. Hierbij worden de persoonlijke en financiële omstandigheden
van de medewerker nadrukkelijk meegewogen.
Het Rijk heeft speciale aandacht voor de laatste fase in de carrière van rijksambtenaren.
Ik hecht veel waarde aan de inzetbaarheid van iedereen, onder wie de substantiële
groep van oudere werknemers. Daarom werkt het Rijk toe naar individueel beleid, waarbij
in het kader van duurzame inzetbaarheid rekening gehouden wordt met de levensfase.
Hierbij wordt geen enkele groep medewerkers uitgesloten.
Vraag 5
Is het waar dat juist mensen met een lage opleiding, een laag inkomen en een laag
(aanvullend) pensioen zich genoodzaakt zien door te werken na de AOW-gerechtigde leeftijd?
Antwoord 5
Het inkomen van een AOW-gerechtigde bestaat uit de AOW-uitkering, de inkomensondersteuning
AOW (IOAOW), eventueel aanvullend pensioen en eventuele gerichte inkomensondersteuning
(toeslagen, gemeentelijk inkomensbeleid). De hoogte van de AOW-uitkering en de IOAOW
hangen samen met het aantal opbouwjaren. Bij volledige opbouw ligt de AOW-uitkering
boven het sociaal minimum. De IOAOW en eventuele gerichte inkomensondersteuning komen
hier bovenop. De hoogte van het aanvullend pensioen hangt samen met het arbeidsverleden
en hangt af van de afspraken die werknemer en werkgever hierover hebben gemaakt. Over
het algemeen hanteren pensioenfondsen de ambitie om, bij voldoende opbouwjaren, een
pensioenuitkering te bereiken van 70% van het gemiddeld over de loopbaan verdiende
loon. Bij een volledige AOW-opbouw en een aaneengesloten loopbaan is er voor een werknemer
in principe geen noodzaak tot doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Doorwerken
mag natuurlijk wel, en is fiscaal gezien een aantrekkelijke optie door het wegvallen
van de AOW-premie. Bij een onvolledige AOW-opbouw bestaat de mogelijkheid tot een
aanvulling tot het sociaal minimum vanuit de Participatiewet (Aanvullende Inkomensvoorziening
Ouderen). Het recht op een AIO-aanvulling hangt af van het inkomen, het vermogen en
eventuele andere vormen van draagkracht zoals het inkomen van de partner.
Vraag 6
Deelt u de mening, dat deze mensen het beste geholpen kunnen worden door er voor te
zorgen dat alle werkenden voldoende pensioen, of een andere buffer, kunnen opbouwen
tijdens het werkzame leven? Welke maatregelen neemt het kabinet om dit te bevorderen?
Welke maatregelen neemt dit kabinet om financiële problemen bij AOW-gerechtigden te
voorkomen en te helpen oplossen?
Antwoord 6
Zie de beantwoording van vraag 8.
Vraag 7
Bent u bereid, zoals onderzoek van Netspar aanbeveelt, door te gaan met het steunen
van AOW-ers als zij willen doorwerken, zeker omdat dit geen noemenswaardige impact
heeft op de arbeidsmarktkansen van jongeren?4
Antwoord 7
Zie de beantwoording van vraag 10.
Vraag 8
Bent u bereid meer onderzoek te entameren naar de vraag of de toegenomen arbeidsparticipatie
onder AOW’ers met een laag pensioen gepland is, of dat juist beperkingen in de financiële
planning hier de oorzaak van zijn?5
Antwoord 8
Nederland heeft een van de beste pensioenstelsels van de wereld met relatief hoge
vervangingsratio’s. Mede dankzij de AOW leven in Nederland minder ouderen in armoede
dan in andere landen en ook is de armoede onder ouderen ook drie maal kleiner dan
onder jongeren.
Het kabinet vindt het van belang dat werkenden pensioen opbouwen om een te grote terugval
in inkomen bij pensionering te voorkomen. In veel sectoren worden werknemers op verzoek
van sociale partners door de overheid verplicht om deel te nemen aan de pensioenregeling
van het bedrijfstakpensioenfonds. Dankzij dit systeem bouwt het overgrote deel van
de werknemers pensioen op. Voor werkenden die geen pensioen opbouwen via een (verplicht
gesteld) pensioenfonds zijn er verschillende opties om zelf, eventueel fiscaal gefaciliteerd,
pensioen op te bouwen. Tegelijkertijd is zichtbaar dat door de veranderende arbeidsmarkt,
met de groei van verschillende type arbeidsrelaties en andere sectoren, de groep werkenden
die geen pensioen opbouwt steeds groter wordt.
Het kabinet heeft eerder gemeld dit een zorgelijke ontwikkeling te vinden. In het
kader van de vernieuwing van het pensioenstelsel zal het kabinet bezien of er maatregelen
mogelijk zijn die ertoe leiden dat de pensioenopbouw onder werknemers wordt vergroot.
Eveneens zal onderzocht worden in hoeverre zelfstandigen vrijwillig kunnen aansluiten
bij een pensioenfonds, ook als zij niet eerder deelnemer waren van het pensioenfonds
in de sector of het bedrijf waar ze nu werkzaam zijn.
In de beleidsdoorlichting van artikel 8 van de begroting van SZW zal worden ingegaan
op de vraag in hoeverre wordt bereikt dat armoede onder AOW-gerechtigden wordt voorkomen
en ouderen niet met een grote inkomensachteruitgang worden geconfronteerd na pensionering.
De beleidsdoorlichting AOW zal eind 2019 worden afgerond.
Vraag 9
Is het gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt niet wenselijk en aan te bevelen
dat alle mensen die vrijwillig willen doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd, dit
ook toe te staan? Ziet u hier een kans om een nijpend arbeidsmarktprobleem voor een
stukje aan te pakken?
Antwoord 9
Zie de beantwoording van vraag 10.
Vraag 10
Ziet u kansen om de mogelijkheid van vrijwillig doorwerken na de AOW-leeftijd te bevorderen
en dit te entameren in CAO’s?
Antwoord 10
Het kabinet vindt het belangrijk om doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd mogelijk
te maken, ook gezien de huidige krapte op de arbeidsmarkt. Met de invoering van de
Wet werk en zekerheid (Wwz) in 2015 en de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd
in 2016 heeft de (toenmalige) regering al ingezet op het bevorderen van de mogelijkheden
tot doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Met de genoemde wetten zijn arbeidsrechtelijke
belemmeringen voor het doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd weggenomen. Zo is
het onder andere mogelijk om bij cao van de ketenbepaling af te wijken ten aanzien
van AOW-gerechtigde werknemers, kan ontslag plaatsvinden zonder tussenkomst van een
rechter of het UWV, is de verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte van een AOW-gerechtigde
werknemer beperkt en is de opzegtermijn beperkt tot 1 maand. De regering steunt met
deze maatregelen die het doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd vergemakkelijken
en aantrekkelijker maken, werkgevers en werknemers die van deze mogelijkheid gebruik
willen maken. Het kabinet meent dat hiermee voldoende mogelijkheden worden geboden
om het doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd vorm te kunnen geven. Werkgevers
en werknemers kunnen hiernaast in cao’s aanvullende afspraken maken over de mogelijkheden
rondom het doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van Wiersma (VVD), ingezonden
22 maart 2019 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2549)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.