Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Evaluatie Commissariaat voor de Media 2012-2017 (Kamerstuk 35000-VIII-171)
2019D17374 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet onderwijs en Media van 25 maart 2019 over de evaluatie van
het Commissariaat voor de Media 2012–2017 (Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 171).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
Blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
0
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
0
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
0
•
Inbreng van de leden van de DENK-fractie
0
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
0
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag van
de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het functioneren van het Commissariaat
voor de Media in zijn hoedanigheid als een zelfstandig bestuursorgaan in de periode
2012–2017. Zij hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden steunen het voorstel van de Minister om een verkenning te starten hoe het
mandaat van het Commissariaat te herijken. Met de snelle ontwikkelingen en digitalisering
binnen het mediabestel, vinden de leden het van belang dat het Commissariaat ook goed
toezicht kan houden op non-lineair media-aanbod. Dit hangt samen met de digitale toezichtsinstrumenten,
waar het Commissariaat in samenwerking met andere Europese toezichthouders de ontwikkeling
van dergelijke instrumenten zal volgen en daar waar mogelijk zal toepassen. De leden
hebben hierover enkele vragen. Waarin maakt het Commissariaat de afweging of deze
instrumenten wel of niet worden toegepast? Ook vragen zij wanneer het Commissariaat
zal starten met het samenwerken met andere Europese mediatoezichthouders. Hoe loopt
dit samen met de planning van de Minister omtrent het uitbreiden van het mandaat van
het Commissariaat met het oog op toezicht op non-lineair media-aanbod?
PwC1 komt tot het oordeel dat het Commissariaat gemiddeld genomen doeltreffend functioneert
in de uitvoering van haar wettelijke taken. De voornoemde leden vinden het positief
dat het Commissariaat zich coöperatief opstelt ten opzichte van andere toezichthouders
en partijen die onder toezicht zijn gesteld. Tegelijkertijd lezen de leden dat er
ruimte is voor verbetering en er drie aandachtspunten inzake doeltreffendheid zijn
voor het Commissariaat. Hierin missen de leden het aandachtspunt dat het Commissariaat
doeltreffender kan zijn bij toezicht op nevenfuncties en salarisconstructies binnen
de NPO. Verschillende, recente cases laten zien dat niet het Commissariaat, maar de
NPO zelf onderzoek doet naar salarissen en nevenfuncties van presentatoren bij de
NPO. Het verbaast de leden dat het Commissariaat hierin geen rol speelt: de leden
zien liever dat een onafhankelijk Commissariaat deze constructies beoordeelt en hier
op handhaaft. Zij vragen of de Minister deze mening deelt. Hoe beoordeelt de Minister
de doeltreffendheid van het Commissariaat hierin? Hoe hangt dit samen met de conclusies
en het gemende oordeel van PwC omtrent de doelmatigheid van het Commissariaat en dat
zij haar eigen werkzaamheden hieromheen onvoldoende evalueert, zo vragen de eerder
genoemde leden.
Tot slot hebben de leden nog vragen en aandachtspunten bij het toezicht van het Commissariaat
op het dienstbaarheidsverbod. Het duurt lang voor de omroepen goedkeuring krijgen
van het Commissariaat, zoals ook in de evaluatie van PwC wordt geschetst. Hoe lang
duurt het op dit moment voordat het Commissariaat toestemming geeft aan omroepen voor
eventuele publiek-private samenwerkingen? De leden vragen of het mogelijk is om deze
toestemming vlotter, en voorafgaand aan de samenwerking te geven.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben de volgende vragen betreffende de evaluatie van
het Commissariaat voor de Media 2012–2017.
Doeltreffendheid
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen het hoge personeelsverloop
bij het Commissariaat. In een krantenartikel «Roman toezichthouder over hillywood valt verkeerd», wordt geschreven over «giftige sfeer is op het kantoor aan de Hoge Naarderweg te
Hilversum» dat zou zorgen voor het hoge personeelsverloop2. Zij vragen of de Minister dit signaal herkent. Wat zijn volgens de Minister de oorzaken
van het hoge personeelsverloop? Kan de Minister aangeven in hoeverre dit verloop effect
heeft en gaat krijgen op het niveau van kennis en ervaring in de organisatie en is
dit voldoende geborgd, zo vragen de voornoemde leden.
Doelmatigheid
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij er tegen aankijkt dat de PwC
tot een gemengd oordeel komt over de doelmatigheid. Zag de Minister dit oordeel aankomen?
Zij vragen op welke wijze de Minister mogelijkheden ziet om de doelmatigheid van de
werkzaamheden beter te rapporteren. Kan de Minister aangeven hoe het komt dat de toezichtprestaties
die het Commissariaat in zijn verantwoordingsinformatie opneemt geen volledige weergave
zijn van de werkzaamheden van het Commissariaat? Deze leden zijn verder benieuwd hoe
de Minister aankijkt tegen de voorgestelde indicatoren voor opname in het controleprotocol
van de externe accountant. Kan de Minister hierbij aangegeven op welke wijze de richtlijnen
voor financiële verantwoording van het Commissariaat hierop worden aangepast, zo vragen
de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de evaluatie
2012–2017 van het Commissariaat voor de Media. De aan het woord zijnde leden onderstrepen
het belangrijke werk dat het Commissariaat als onafhankelijk toezichthouder uitvoert,
in het bijzonder op de onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid van het
audiovisuele media-aanbod. De leden benadrukken hierbij het belang dat het Commissariaat
deze taak onafhankelijk van politieke en bestuurlijke beïnvloeding kan uitvoeren.
De voornoemde leden zijn tevreden over de conclusies die door PwC over het Commissariaat
in het evaluatierapport getrokken worden. Tevens lezen zij tot hun genoegen dat de
aandachtspunten die er zijn, actief door het Commissariaat en de Minister zullen worden
opgepakt. In het bijzonder viel hen één van de aandachtspunten betreffende doeltreffendheid
op, te weten de context waarin het Commissariaat optreedt als toezichthouder. Digitalisering,
commercialisering van mediadiensten en internationalisering hebben ertoe geleid dat,
zo concludeert PwC, het domein dat buiten het wettelijke mandaat van het Commissariaat
valt, snel in aard en omvang groeit. Regulering zou op bepaalde punten op zijn plaats
zijn. De Minister geeft aan hiertoe een verkenning uit te voeren. Kan de Minister
aangeven hoe deze verkenning eruit zal zien, wat de reikwijdte zal zijn en wanneer
de uitkomsten hiervan verwacht worden? Ook vragen zij op welke wijze het Commissariaat
zelf hierin wordt betrokken. De leden lezen voorts in de evaluatie dat «nog weinig
zichtbaar is op het gebied van technologische innovatie binnen het Commissariaat».
Technologische kennis en inzichten zijn nog onvoldoende aanwezig. De leden achten
dit onontbeerlijk in een tijd waarin technologische ontwikkeling en digitalisering
steeds sneller gaat. Zij vragen op welke wijze dit punt opgepakt gaat worden. Wat
is de reactie van de Minister op dit punt in de evaluatie dat «de beperkte budgettaire
en formatieve omvang het Commissariaat beperken in zijn executiekracht om van idee
of voornemen over te gaan tot realisatie»? Zij vragen hoe de toenemende vraag naar
technologische kennis en inzichten wél beter geadresseerd gaat worden binnen het Commissariaat.
Wat bedoelt de Minister ten slotte met het voornemen te onderzoeken «of de governance
van het toezicht, waaronder de interne sturing en relatie met mijn ministerie, nog
actueel en toekomstbestendig is»? Tot slot vragen zij op welke punten de interne sturing
en de relatie met het ministerie herzien moet worden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media betreffende de evaluatie van het Commissariaat
voor de Media en de bijbehorende wettelijke ZBO3-evaluatie uitgevoerd door PwC. De leden vinden een onafhankelijk, pluriform en toegankelijk
media-aanbod van grote significantie voor de samenleving en hechten belang aan een
onafhankelijk instituut dat toezicht houdt op de naleving van de mediawet. De brief
en de evaluatie roepen bij de voornoemde echter nog enkele vragen op over het functioneren
van het Commissariaat voor de Media.
Onbegrensde markt van media-aanbieders
De voornoemde leden herkennen het beeld geschetst door PwC dat het medialandschap
in de periode 2012–2017 snel is veranderd door de opkomst van Commerciële Mediadiensten
op Aanvraag (zoals Netflix) en het overige online media-aanbod (zoals Facebook, YouTube,
Twitter, etcetera). Hierdoor is «het Nederlandse medialandschap in relatief korte
tijd geïnternationaliseerd waarmee in combinatie met de voornoemde factoren een zo
goed als onbegrensde markt van media-aanbieder is ontstaan» die zich «deels buiten
de wettelijke kaders van de mediawet» begeven, aldus PwC.4 Naar aanleiding van deze analyse is de Minister voornemens om de wettelijke taken
van het Commissariaat met het oog op de ontwikkelingen in de mediasector «tegen het
licht te houden» en daar waar nodig «te herijken» om een gelijk speelveld te borgen.
De voornoemde leden vragen waarom het ministerie nu pas in 2019 tot deze realisatie
komt en onderzoek hiernaar verricht? Deelt de Minister de mening dat Mediadiensten
op Aanvraag en andere online media al geruime tijd onderdeel uitmaken van het mediagedrag
van Nederlanders? Wanneer verwacht de Minister de resultaten uit dit onderzoek? Is
de Minister voornemens om de uitkomsten uit dit onderzoek te gebruiken om de mediawet
te moderniseren op de aanwezigheid van de «onbegrensde markt van media-aanbieders»
en te onderzoeken of grote online media-aanbieders voorts onder de mediawet kunnen
vallen, zo vragen de leden.
Redactiestatuut
De leden van de GroenLinks-fractie wijzen de Minister en het Commissariaat erop dat
in de mediawet 2008 (artikel 2.88 en 3.5) is opgenomen dat iedere publieke en commerciële
media-instelling over een redactiestatuut moet beschikken waarin de journalistieke
rechten en plichten van werknemers worden geregeld. De voornoemde leden vragen wanneer
voor de laatste keer plaatsvond dat het Commissariaat constateerde dat het redactiestatuut
niet werd nageleefd of constateerde dat een redactiestatuut binnen een media-instelling
ontbrak. Wanneer werd voor de laatste keer een handhavingsverzoek ingediend om na
te gaan of het redactiestatuut werd nageleefd en wie mag een handhavingsverzoek hierover
indienen, zo vragen de leden.
Personeelsverloop
De voornoemde leden lezen in het PwC-rapport dat de slagvaardigheid van het Commissariaat
onder druk staat «als gevolg van hoog personeelsverloop». Het personeelsverloop van
het Commissariaat lag over de evaluatieperiode op gemiddeld 20 procent per jaar. De
leden begrijpen dat dit niet alleen een negatief effect heeft op de kwaliteit van
het Commissariaat, maar vragen ook of dit zeer hoge personeelsverloop iets van doen
heeft met een onprettig werkklimaat. Ook de externe inhuur van personeel is met 20%
tot 40% van de totale personele kosten van het Commissariaat erg hoog. De voornoemde
leden vragen of het hoge personeelsverloop en de hoge mate van externe inhuur geen
signaal is van organisatorische gebreken. PwC adviseert het Commissariaat nader onderzoek
in te stellen en deze aanbeveling wordt overgenomen, zo lezen de voornoemde leden.
Zij vragen echter of dit onderzoek volledig onafhankelijk wordt uitgevoerd door een
externe instantie. En ontvangt de Minister als systeemverantwoordelijke de uitkomsten
van dit onderzoek, zo vragen de leden.
College van Commissarissen
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat het Commissariaat voor de Media onder
leiding staat van een college van commissarissen dat de «verantwoordelijkheid draagt
voor alle besluiten, ongeacht op welke portefeuille deze betrekking hebben.»5 Tegelijkertijd heeft de voorzitter van dit college tenminste acht andere nevenfuncties,
waaronder: bestuurder bij de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VzVz),
bestuurder bij het Rathenau Instituut, voorzitter van de commissie Auteursrecht Ministerie
van Veiligheid en Justitie en twee hoogleraar-functies. Een tweede lid van dit college
vervult eveneens een verscheidenheid aan Commissariaatfuncties, te weten: voorzitter
van de Audit Commissie van Mail.ru Group Limited, voorzitter van de Audit Commissie
van Citco Bank Nederland NV, voorzitter van de Audit Commissie van De Vries en Verburg
Holding BV, voorzitter van de Financiële Commissie van St. Natura Artis Magistra,
en voorzitter van de Risk Advisory Committee van PayU Internet Payments. De voornoemde
leden vragen of de uitdagingen uit het PwC-rapport met betrekking tot het verbeteren
van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatie wel gerealiseerd kunnen
worden onder leiding van een college dat er tal van nevenfuncties op nahoudt. In de
brief van de Minister lezen de voornoemde leden dat de Minister gaat onderzoeken of
de governance van het toezicht, zoals de relatie van het ministerie met het Commissariaat,
nog actueel en toekomstbestendig is. De leden vragen wanneer zij de resultaten van
dit onderzoek mogen ontvangen.
Relatie publieke omroep en Commissariaat
Tot slot begrijpen de leden van de GroenLinks-fractie dat er goede banden bestaan
tussen het Commissariaat en de partijen waarover zij toezicht houden. De leden vragen
zodoende of deze banden weleens kritisch tegen het licht worden gehouden. Uit berichtgeving
van NRC van 16 januari 2019 bleek dat slechts drie van de elf publieke omroepen de
nevenfuncties van hun journalisten bijhouden, terwijl dit wettelijk al een jaar verplicht
was.6 Ook de wettelijke autonomie van omroepen zou in het geding zijn door de netmanagers
bij de NPO, bleek uit berichtgeving van eveneens NRC van 23 april 2019.7 In allebei de casussen lijkt het erop dat het Commissariaat (nog) geen actief toezichthoudende
of handhavende rol heeft gespeeld. Hoe reflecteert de Minister op de rol van het Commissariaat
in deze voorvallen? De leden willen niet de suggestie wekken dat het Commissariaat
per se tekort is geschoten, maar zijn benieuwd of de Minister vindt dat het Commissariaat
voldoende proactief optreedt.
Inbreng van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie waarderen het Commissariaat voor de Media als een onafhankelijk
toezichthouder. Bij de evaluatie van het functioneren van het Commissariaat voor de
Media hebben de leden vragen aan de Minister over twee taken van het Commissariaat
voor de Media: pluriformiteit en financieel toezicht.
Over het financieel toezicht vragen de leden of en wanneer het Commissariaat voor
de Media de financiële tekorten bij de NPO hebben zien aankomen. Hebben zij bij de
jaarlijkse adviezen over de begroting van de NPO de Minister voor het gevaar van tekorten
bij de NPO gewaarschuwd? De leden vragen op wat voor andere manieren zij uiting hebben
gegeven van hun zorgen over de financiën van de NPO. Is het Commissariaat voor de
Media voldoende scherp in het financieel toezicht op de NPO of zijn er verbeteringen
mogelijk?
De leden constateren dat het beschermen van pluriformiteit van het media-aanbod één
van de drie hoofdtaken is van het Commissariaat voor de Media, naast het beschermen
van de toegankelijkheid en de onafhankelijkheid van het media-aanbod. De leden vragen
wat het Commissariaat voor de Media de afgelopen jaren concreet heeft gedaan om de
pluriformiteit van het media-aanbod te beschermen. Heeft het Commissariaat voor de
Media de afgelopen jaren uiting gegeven van zorgen over de pluriformiteit van het
media-aanbod en op welke manier? Ook vragen zij of de Minister zich zorgen maakt over
de pluriformiteit van het media-aanbod in het algemeen en van de publieke omroep in
het bijzonder. Maakt de Minister zich zorgen dat bepaalde groepen in de samenleving
(jongeren, mensen met een migratie-achtergrond) relatief minder naar de publieke omroep
kijken? Tevens vragen zij of het Commissariaat voor de Media geen actievere rol zou
kunnen spelen om dit probleem aan te kaarten. Heeft het Commissariaat voor de Media
ooit aandacht gevraagd voor deze groepen (jongeren, mensen met een migratie-achtergrond)
die relatief minder naar de publieke omroep kijken? Is de constatering van de NPO
Ombudsvrouw Margo Smit over de ondervertegenwoordiging van vrouwen en mensen met een
migratieachtergrond bij talkshowtafels al eerder door het Commissariaat voor de Media
naar voren gebracht en zo nee kan dat gezien worden als een toezichtmisser of valt
het niet onder hun rol? De leden vragen hoe het gesteld is met de diversiteit bij
het Commissariaat voor de Media, zowel in de top als bij de medewerkers: hoeveel procent
is vrouw en hoeveel procent heeft een migratie-achtergrond.
De leden willen het Commissariaat voor de Media de suggestie doen om een «Jongeren
Commissariaat voor de Media» in het leven te roepen, een beetje analoog aan de jongerenpanels
die her en der verschijnen en die zorgen dat de blik van jongeren wordt meegenomen.
De voornoemde leden vragen of de Minister deze suggestie aan het Commissariaat van
de Media kan overbrengen.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.