Schriftelijke vragen : De aanbesteding van het CJIB
Vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de aanbesteding van het CJIB (ingezonden 12 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Aanbesteding Centraal Justitieel Incasso Bureau jaagt
schuldenaren op kosten»?1
Vraag 2
Klopt het dat «een nieuwe aanbestedingsronde» in strijd is met de Rijksincassovisie? Zo nee, kunt u onder verwijzing naar de relevante paragraaf uit de Rijksincassovisie
aangeven waarom dat niet het geval is?
Vraag 3
Wat is de reden dat er een nieuwe aanbestedingsronde van het Centraal Justitieel Incassobureau
(CJIB) op gang is gekomen?
Vraag 4
Vindt u het wenselijk dat een zittende deurwaarder na vier jaar bij een nieuwe aanbestedingsronde
zijn contract met het CJIB kwijt kan raken en een schuldenaar dan met een nieuwe deurwaarder
te maken krijgt? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 5
Vindt u dat nu voldoende rekening wordt gehouden met dergelijke gevolgen van deze
nieuwe aanbesteding? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Was men bij het opzetten van een nieuwe aanbestedingsronde ervan bewust dat een nieuwe
deurwaarder in het geval zoals genoemd onder vraag 4 opnieuw «de totale schuldenpositie»
moet vaststellen en dat dit de schuldenaar geld kost in verband met de daarvoor benodigde
rechtsmiddelen? Zo ja, op welke wijze is dat meegenomen in de afweging? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 7
Waar wringt volgens u de schoen met betrekking tot de Europese aanbestedingsregels
waar het CJIB aan moet voldoen?
Vraag 8
Kunt u elke vraag afzonderlijk beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Vraag 9
Kunt u elke algemene vraag voorzien van een algemeen antwoord over de volle breedte
van de vraag en elke specifieke vraag van een zo specifiek en nauwkeurig mogelijk
antwoord?
Indieners
-
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Michiel van Nispen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.