Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kwint over het bericht dat het lerarentekort mogelijk op te lossen is met de Onderwijsassistent-Plus
Vragen van het lid Kwint (SP) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht dat het lerarentekort mogelijk op te lossen is met de Onderwijsassistent-Plus (ingezonden 20 februari 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 15 april
2019).
Vraag 1
Kent u het bericht «Lerarentekort mogelijk op te lossen met de Onderwijsassistent-Plus»,
een experiment van het Summa College en 26 basisscholen van Scholengroep Eenbes?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ja, het genoemde artikel is mij bekend. Ik vind het positief dat besturen zoeken naar
oplossingen voor het lerarentekort. Het werken met een divers team met verschillende
(vak)specialisten, onderwijsassistenten/ondersteuners en zijinstromers kan daaraan
een bijdrage leveren.
Naar aanleiding van het artikel is contact opgenomen met de initiatiefnemer van scholengroep
Eenbes. Daaruit blijkt dat het traject is ingezet vanuit een visie om het onderwijs
anders te gaan organiseren. Daarvoor achten zij het wenselijk om onderwijsassistenten
breder te scholen. In overleg met het Summa College is een nascholingsprogramma ontwikkeld.
Het bestuur is zich ervan bewust dat «onderwijsassistenten-plus» niet zelfstandig
voor de klas mogen, noodsituaties daargelaten. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Vraag 2
Vindt u het wenselijk dat er in deze pilot voor wordt gezorgd dat onderwijsassistenten
zonder lesbevoegdheid via een intern opleidingstraject tot Onderwijsassistent-Plus
(onderwijsondersteuner) het volledige werk van een bevoegde docent zelfstandig voor
de klas uitvoeren? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 2
In de Wet op het primair onderwijs wordt onderscheid gemaakt tussen het geven van
onderwijs, dat is voorbehouden aan leraren, en ondersteunende werkzaamheden (artikelen
3 en 3a).
In de handreiking over de aanpak van het lerarentekort – die ik samen met de Inspectie
van het Onderwijs heb opgesteld – staat een toelichting op wie er wel en niet zelfstandig
voor de klas mag.2 Daarin staat ook dat onderwijsondersteunend personeel onderwijsinhoudelijke taken
kan verrichten, leerlingen kan begeleiden bij het zelfstandig werken, of groepjes
leerlingen kan begeleiden op aanwijzing en onder verantwoordelijkheid van de bevoegde
leraar. Onderwijsondersteuners mogen echter niet zelfstandig instructie geven, of
langere tijd zelfstandig, zonder bevoegde leerkracht, voor de klas staan. In de handreiking
worden wel een aantal situaties en voorwaarden beschreven waarin zij als de nood echt
hoog is voor een korte periode voor de klas kunnen inspringen. Ook dan moet dat altijd
onder verantwoordelijkheid van een bevoegde leraar zijn.
Vraag 3
Deelt u de mening dat op deze wijze de strenge regels rond de lesbevoegdheid worden
omzeild? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 3
Zoals in het antwoord op vraag 1 staat, is het bestuur zich ervan bewust dat een onderwijsassistent-
of ondersteuner onder verantwoordelijkheid van een bevoegde leraar werkt en niet zelfstandig
voor de klas mogen. Er is dan ook geen sprake van omzeilen van bevoegdheidseisen.
Vraag 4
Heeft u zicht op de mogelijke hoeveelheid aanmeldingen bij een dergelijke opleiding
tot Onderwijsassistent-Plus?
Antwoord 4
De opleiding onderwijsassistent-plus is een intern nascholingsaanbod dat het bestuur
samen met het Summa College heeft ontwikkeld. Op het aantal onderwijsassistenten dat
dergelijke nascholingsprogramma’s volgt heb ik geen zicht. Wel vind ik het positief
dat ook onderwijsassistenten de ruimte krijgen om zich verder te ontwikkelen. Evenals
dat ik het een mooi voorbeeld vind van samenwerking tussen een instelling voor po
en mbo op het gebied van nascholing van personeel.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat op deze wijze voor de bij dit experiment betrokken scholen andere
regels omtrent de lesbevoegdheid gelden dan in de rest van het land?
Antwoord 5
Er is geen sprake van een experiment in de zin van afwijken van de landelijke wet-
en regelgeving. Er gelden dan ook geen andere regels voor de lesbevoegdheid dan in
de rest van het land.
Vraag 6
Welke gevaren ziet u voor de algehele onderwijskwaliteit als dit experiment tot een
landelijk concept uitgroeit?
Antwoord 6
Zie het antwoord op vraag 5. Er is geen sprake van een experiment.
Vraag 7
Klopt de berichtgeving in het artikel dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap wel oren heeft naar dit plan?
Antwoord 7
Over het artikel is vooraf geen contact geweest met OCW. Positief vind ik dat het
bestuur een visie heeft op de wijze waarop het het onderwijs wil organiseren en vervolgens
in lijn daarmee onderwijspersoneel een programma biedt voor nascholing.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de positionering van dit experiment als «gat in de markt, precies
waar het werkveld op dit moment om vraagt» ervoor kan zorgen dat de echt nodige maatregelen
om het lerarentekort op te lossen buiten beeld dreigen te raken, zoals kleinere klassen,
beter salaris, lagere werkdruk en minder lessen per leraar? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 8
Het kabinet werkt langs verschillende invalshoeken aan de aanpak van het lerarentekort.
Het anders inrichten van het onderwijs en de inzet van verschillende onderwijsprofessionals
kan eveneens een bijdrage leveren aan de aanpak van het lerarentekort. Ook andere
oplossingen zoals het verhogen van de instroom bij de pabo, het werven van zijinstromers
en herintreders/stille reserve en het behouden van personeel door goed personeelsbeleid
blijven nodig. Het lerarentekort is immers een complex vraagstuk, waar niet één oplossing
voor is.
Vraag 9
Welke bedreigingen ziet u in het op deze manier verlagen van de eisen aan de docenten
voor de klas om «het lerarentekort te bestrijden»? Deelt u de mening van onder andere
de leraar die op zijn twitteraccount meldt dat lagere eisen aan de docent leiden tot
lagere eisen aan de onderwijskwaliteit? Zo nee, kunt u dit toelichten?3
Antwoord 9
De eisen voor leraren worden niet verlaagd. Er is dan ook geen sprake van lagere eisen
aan de onderwijs.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.