Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kwint en Westerveld over het bericht 'ZZP-docent rukt op'
Vragen van de leden Kwint (SP) en Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het bericht «ZZP-docent rukt op» (ingezonden 6 februari 2019).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 15 april
2019).
Vraag 1 en 2
Kent u het bericht «Zzp-docent rukt op: meer vrijheid, minder werkdruk»? Wat vindt
u ervan dat een groeiend aantal leraren zichzelf inschrijft als ondernemer en als
zelfstandige zonder personeel (zzp’er) voor de klas staat? Acht u dit een wenselijke
ontwikkeling? Om hoeveel leraren gaat dit? Weet u in hoeveel van deze gevallen eigenlijk
sprake is van schijnzelfstandigheid?1
In hoeverre is volgens u het oplopende lerarentekort en de daarmee gepaard gaande
al hoge en stijgende werkdruk voor leraren een oorzaak dat leraren meer als zzp’ers
voor de klas gaan staan?
Antwoord 1 en 2
In eerdere antwoorden op diverse schriftelijke vragen over commerciële uitzendorganisaties2 heb ik aangegeven het een ongewenste situatie te vinden wanneer uitzendbureaus de
schaarste op de arbeidsmarkt voor onderwijsgevenden aangrijpen om de tarieven te verhogen.
In lijn daarmee vind ik het ook ongewenst wanneer onderwijsgevenden zich als zzp’er
aanbieden met als oogmerk meer geld te verdienen dan in een regulier dienstverband
met een schoolbestuur. Overigens kan dit in de praktijk voor zzp’ers minder voordelig
zijn dan het lijkt, vanwege bijkomende specifieke kosten waarvan geen sprake is bij
een regulier dienstverband. Ik heb thans geen specifiek inzicht in de mate waarin
leraren als zzp’er door schoolbesturen worden ingeschakeld. Dit geldt overigens niet
alleen voor de zpp’ers maar voor alle personen die niet in loondienst werkzaam zijn
in het onderwijs. Dus ook voor personeel dat in dienst is van uitzend-, detachering-
of payrollbureaus. Wel is er op basis van de jaarverslagen inzicht in de ontwikkeling
van het aandeel in de totale personeelslasten van het zogeheten Personeel niet in loondienst (PNIL) waaronder genoemde categorieën vallen. In de brief van 16 januari 2019 over
de arbeidsmarkt leraren 2018 is uw Kamer daarover geïnformeerd.3 Hierin is ook aangegeven dat mijn ministerie bezig is om bij toekomstige gegevensleveringen
meer zichtbaar te krijgen hoe de middelen worden uitgegeven. In 2019 wordt daartoe
een pilot uitgevoerd.
Ik beschik niet over informatie over gevallen van mogelijke schijnzelfstandigheid.
Dit hangt samen met de opschorting van de handhaving van de wet Deregulering beoordeling
arbeidsrelaties (DBA) tot in ieder geval 1 januari 2020, zoals verwoord in de brief
van 9 februari 2018, Roadmap vervanging DBA van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën.4
Vraag 3
Wat betekent de toename aan zzp’ers voor de werkdruk en de verhoudingen in het team?
Deelt u de analyse dat de leraren in vaste loondienst een stuk meer verantwoordelijkheid
dragen voor teamtaken en dat de toename van het aantal zelfstandigen kan leiden tot
een hogere werkdruk voor de leraren met een vast contract?
Antwoord 3
Het is aan het schoolbestuur te kijken welke contractvorm het beste past en mogelijk
is. De impact van zzp’ers en ander tijdelijk personeel op de werkdruk van personeel
in vaste dienst hangt af van hoe daar mee wordt omgegaan. Het hangt ook af van met
welke situatie dit wordt vergeleken, bijvoorbeeld als het alternatief voor een zzp-leerkracht
betekent dat er geen leerkracht beschikbaar is met alle gevolgen van dien voor de
werkdruk en/of de voortgang van het onderwijs. Overigens heb ik de indruk dat schoolbesturen
en scholen bij het inschakelen van tijdelijk personeel doorgaans eerst naar andere
opties kijken dan het inhuren van zzp’ers. Er is bijvoorbeeld de mogelijkheid van
een flexibele inzet van leerkrachten via door besturen opgerichte en in stand gehouden
regionale transfercentra. De uitzondering op de ketenbepaling voor tijdelijke contracten
voor vervanging van zieke leerkrachten draagt ook bij aan de nodige flexibiliteit.
Vraag 4
Klopt het dat het voor scholen duurder is om een zzp’er in te huren dan om leraren
in loondienst te nemen? Zo ja, hoeveel geld zijn scholen per jaar extra kwijt aan
leraren die zich laten inhuren als zzp’er inclusief eventuele bemiddelingskosten van
commerciële bemiddelingsbedrijven?
Antwoord 4
Of schoolbesturen uiteindelijk duurder uit zijn, hangt onder meer af van de duur en
aard van de werkzaamheden waarvoor een beroep wordt gedaan op een zzp’er. Zoals hiervoor
opgemerkt, is er geen inzicht in de samenstelling van de PNIL-lasten (o.a. functies
en arbeidsduur), waardoor ook niet kan worden vastgesteld of en zo ja hoeveel middelen
schoolbesturen extra kwijt zijn aan PNIL in verhouding tot personeel in loondienst.
Zie verder het antwoord op de vragen 1 en 2.
Vraag 5
Hoe duidt u de cijfers die erop wijzen dat tussen 2012 en 2017 meer onderwijsgeld
is uitgegeven aan personeel dat niet in loondienst was, zoals uitzendkrachten, «payrollers»
en zzp’ers? Wat zijn volgens u de oorzaken van deze stijging?
Antwoord 5
In de bijlage Arbeidsmarkt leraren 2018 van de in het antwoord op vraag 1 genoemde Kamerbrief is een duiding gegeven van
de ontwikkeling van personeel niet in loondienst in het primair onderwijs, het voortgezet
onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.5 In zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs is het aandeel PNIL in
de totale personeelslasten in de periode 2012–2017 gestegen. In het po van 2,0 naar
4,0 procent en in het vo van 2,2 naar 3,7 procent. In het mbo is sprake van een geringere
toename van 7,4 naar 8,0 procent.
In genoemde bijlage is aangevoerd dat er verschillende redenen kunnen zijn voor schoolbesturen
om met personeel niet in loondienst te werken. Een voor de hand liggende reden is
krapte op de arbeidsmarkt waarbij regulier personeel niet kan worden gevonden. Zo
kunnen besturen van vo-scholen die een onzekere toekomst hebben (bijvoorbeeld in gebieden
met leerlingendaling) terughoudend zijn om een vaste verbintenis met personeel aan
te gaan die hen geld kost als ze moeten inkrimpen. Zoals hiervoor aangegeven is een
traject in gang gezet om in de nabije toekomst meer gegevens te verzamelen over personeel
niet in loondienst, zodat de ontwikkelingen in de toekomst beter geduid kunnen worden.
Ik deel overigens de zorg die achter uw vraag schuil gaat. Het is en blijft daarom
belangrijk dat schoolbesturen gezamenlijk (regionale) afspraken maken hoe zij omgaan
met de inschakeling van PNIL.
Vraag 6
Bent u het eens met de uitspraak van de voorzitter van de Algemene Vereniging Schoolleiders
(AVS) die stelt dat bij vervanging in verband met ziekte – wat door het lerarentekort
een enorm probleem is – er sprake is van een vicieuze cirkel, namelijk: «Het zijn
dezelfde mensen die je voor de klas hebt staan, alleen nu via een ander systeem. De
arbeidsprijs is hoger, waardoor het budget van de scholen verder wordt uitgehold»?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 6
Ik ben het daarmee eens. Vandaar dat ik deze ontwikkeling in de gaten houd. Allereerst
door het verkrijgen van meer en beter inzicht in PNIL. Zie verder het antwoord op
vraag 1 en 2.
Vraag 7
Hoe staat het met de afspraken die partners in de regio moeten gaan maken over het
beperken van de inzet van commerciële uitzend- en bemiddelingsbureaus naar aanleiding
van onder andere de motie-Kwint/Westerveld6? Met wie zijn er tot nu toe gesprekken gevoerd? Wat zijn de voorlopige uitkomsten
van deze gesprekken die tot afspraken moeten leiden?
Antwoord 7
In de vanaf 15 januari 2019 geopende subsidieregeling regionale aanpak lerarentekort
7 wordt partijen in de regio onder andere gevraagd om in de regionale plannen van aanpak
concrete afspraken te maken over hoe in gezamenlijkheid om te gaan met de inhuur van
onderwijspersoneel via commerciële bureaus of als zzp’er. Ook dit houd ik in de gaten
via een evaluatie van de ingediende en toegekende plannen. Zodra de uitkomsten daarvan
bekend zijn, wordt uw Kamer daarover geïnformeerd
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.