Jaarverslag : Jaarverslag Provinciefonds 2018
35 200 C Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2018
Inhoudsopgave
A. ALGEMEEN
1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
2. LEESWIJZER
B. BELEIDSVERSLAG
3. BELEIDSPRIORITEITEN
3.1 Realisatie van de beleidsprioriteiten 2018
3.2. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2018
4. BELEIDSARTIKEL
Artikel 1. Provinciefonds
5. VASTSTELLEN ACCRES EN RUIMTE ONDER HET PLAFOND BCF 2018
6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
6.1 Uitzonderingsrapportage
6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
C. JAARREKENING
7. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET PROVINCIEFONDS 2018
8. SALDIBALANS PROVINCIEFONDS PER 31 DECEMBER 2018
Bijlage 1 bij Saldibalans 31 december 2018
Bijlage 2 bij Saldibalans 31 december 2018
D. BIJLAGEN
BIJLAGE 1: LIJST MET AFKORTINGEN
BIJLAGE 2: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS
Nr. 1
JAARVERSLAG VAN HET PROVINCIEFONDS (C)
Aangeboden 15 mei 2019
Uitgaven begroting provinciefonds 2018 In miljoenen euro’s Totaal 2.454
Ontvangsten begroting provinciefonds 2018 In miljoenen euro’s Totaal 2.454
Inhoudsopgave
blz.
A.
ALGEMEEN
4
1.
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening
4
2.
Leeswijzer
7
B.
BELEIDSVERSLAG
9
3.
Beleidsprioriteiten
9
4.
Beleidsartikel
10
5.
Vaststellen accres en ruimte onder het plafond BCF 2018
15
6.
Bedrijfsvoeringsparagraaf
16
C.
JAARREKENING
17
7.
Verantwoordingsstaat Provinciefonds
17
8.
Saldibalans
18
D.
BIJLAGEN
22
Bijlage 1: Lijst met afkortingen
22
Bijlage 2: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis
23
A. ALGEMEEN
1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
AAN de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het provinciefonds
(C) over het jaar 2018 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken
wij de beide Kamers van de Staten-Generaal ons decharge te verlenen over het in het
jaar 2018 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening
stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de
Comptabiliteitswet 2001 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene
Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en
het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;
b. de bijgehouden administraties van het Rijk;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de betrokken saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven,
stukken betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2018;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie
van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel
jaarverslag van het Rijk over 2018 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten
over 2018, alsmede over de saldibalans over 2018 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld
in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet
is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer
is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane
verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit,
genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele
exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen
verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane
verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit,
genomen in de vergadering van ...
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar
van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring,
doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. LEESWIJZER
Voor u ligt het jaarverslag 2018 van het provinciefonds. Ten opzichte van het jaarverslag
2017 zijn er geen belangrijke wijzigingen opgenomen.
Het focusonderwerp voor 2018 is de onderbouwing van ramingen van inkomsten en uitgaven.
Dit is voor het provinciefonds niet van toepasing.
Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording
van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van
het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts
één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie
van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel.
De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers
bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën
die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen
van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen
verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden,
waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2018 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds
(de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2018 en de 1e en 2e suppletoire begrotingen 2018) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten
zal hierbij de ontwerpbegroting 2018 van het provinciefonds van belang zijn. De gehanteerde
norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie
in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op
hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening.
Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2018. Hierin komt de realisatie van de
beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid
in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten
getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke
vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven
en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid.
De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2018 wat betreft het provinciefonds.
In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Ten slotte volgen er nog twee bijlagen (een lijst met afkortingen en een lijst van
de belangrijke termen en hun betekenis).
Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.
Overgangsrecht Comptabiliteitswet
Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven
voor de presentatie en inrichting van de jaarverslagen en slotwetten over 2018 de
bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing
zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari
2018. Voor de dechargeverlening inzake het jaar 2018 over het gevoerde financieel
beheer en materieelbeheer zijn de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 en de
daarop gebaseerde regelgeving van toepassing. Dit is conform de brief aan het parlement
over het overgangsrecht in de Comptabiliteitswet 2016 (Vergaderjaar 2018–2019, 34 426, nr. 33). Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet
worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 voor de presentatie en
inrichting en voor de begrotingsuitvoering de artikelen van de Comptabiliteitswet
2016 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139.
Art. in CW 2016
Art. in CW 2001
3.2 – 3.4
19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid
3.5
22, eerste lid; 26, eerste lid
3.8
58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid
3.9
58, eerste lid, onderdeel b en c
2.37
60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid
2.35
61, tweede tot en met vierde lid
2.40
64
7.12
82, eerste lid; 83, eerste lid
7.14
82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid
B. BELEIDSVERSLAG
3. BELEIDSPRIORITEITEN
Dit jaarverslag gaat in op de in 2018 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt
daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2018 geformuleerde
beleidsprioriteiten.
Onderdeel 3.1. beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2018. Vervolgens
worden in onderdeel 3.2. de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten
weergegeven. De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen
zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.
3.1 Realisatie van de beleidsprioriteiten 2018
Herziening Provinciefonds
De motie Veldman/Fokke uit 2017 verzoekt om een evaluatie van het verdeelmodel voor
het provinciefonds binnen 3 jaar. Dit was de aanleiding om te verkennen wat nodig
is om een evaluatie van het verdeelmodel gedegen uit te kunnen voeren. De eerste stap
is gezet met een inventariserend onderzoek naar de knelpunten in de verdeling van
het provinciefonds. Dit onderzoek is begin 2019 gereed en vormt de basis voor het
maken van vervolgafspraken over de evaluatie.
3.2. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2018
In het begrotingsjaar 2018 hebben zich geen budgettaire en financiële consequenties
voorgedaan als gevolg van de beleidsprioriteiten 2018.
4. BELEIDSARTIKEL
Artikel 1. Provinciefonds
A. Algemene beleidsdoelstelling
Via het provinciefonds wordt bewerkstelligd dat de provincies middelen krijgen toebedeeld
om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:
1. provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor
de uitvoering van hun taken;
2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de
provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen
globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
Minister van Financiën – namens deze de Staatssecretaris van Financiën – hebben een
regisserende en financierende rol ten aanzien van het provinciefonds. De fondsbeheerders
zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële
verhoudingen tussen Rijk en provincies. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate
omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het provinciefonds.
Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering,
de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende provincies.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of provincies als collectiviteit andere prioriteiten
zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven
maatschappelijke opgaven. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies
bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies.
Naast de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.
In het regeerakkoord zijn op dit vlak ambitieuze beleidsvoornemens geformuleerd. Maatschappelijke
opgaven spelen steeds vaker op meerdere schaalniveaus tegelijk en oplossingen liggen
niet in het bereik van één overheidslaag. Een toenemend aantal maatschappelijke opgaven
is alleen op te lossen wanneer gemeenten, provincies, waterschappen en Rijk als één
overheid samenwerken richting partners. Samenwerking vindt ook in toenemende mate
plaats op regionaal niveau. Vrijwel overal in Nederland zijn regionale coalities van
overheden en andere partijen op zoek naar passende governance arrangementen om aan
te sluiten op hun regionale opgaven. In de uitvoering van overheidstaken spelen medeoverheden
een steeds belangrijkere rol. Daarom heeft het kabinet extra geld beschikbaar gesteld
aan provincies.
Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema’s wordt een aantal instrumenten
en activiteiten ingezet.
Beleidsthema 1: provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële
middelen voor de uitvoering van hun taken.
A) Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het provinciefonds
wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek
houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de
accres-relevante uitgaven van het Rijk (ARU), dit wordt ook wel aangeduid als het
principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het
provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres
genoemd. De normeringssystematiek is in werking sinds 1995 en berust op een bestuurlijke
afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal
Overleg (IPO). Met ingang van 2018 is de basis van de normeringssystematiek verbreed.
Naast de uitgaven onder het kader rijksbegroting worden nu ook de uitgaven onder de
kaders zorg en sociale zekerheid meegenomen in de normeringssystematiek.
B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen
aan het provinciefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet.
Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging
van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies, in een afzonderlijk
onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve
gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies
zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor
de provincies kunnen worden opgevangen.
C) Bestuurlijk overleg financiële verhouding
Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de
VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) zal twee keer per jaar plaats vinden,
rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten
inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het
overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringsystematiek (vgl. A) kan – indien bekend
– in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies
die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket
tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
D) Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt over de provincies
verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk
voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven dat de verdeling
tot stand brengt. Dit verdeelsysteem heeft als doel provincies in staat te stellen
hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke
lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de provincies.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische
gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de provincies bevoorschot op basis
van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk
aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een provincie uiteindelijk recht
heeft, zoals deze vastgesteld wordt nadat de statistische gegevens definitief zijn
vastgesteld. Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen.
Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar
komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het provinciefonds
de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
C. Beleidsconclusies
Het provinciefonds heeft in 2018 gefunctioneerd zoals beoogd; provincies hebben middelen
toebedeeld gekregen om hun taken naar behoren uit te voeren. Via het verdeelmodel
zijn de middelen zodanig verdeeld dat provincies in staat waren hun inwoners een gelijkwaardig
voorzieningenniveau te bieden tegen globaal gelijkwaardige lasten.
In het kader van de aangekondigde heroverweging financiële verhoudingen (TK 34775-C, nr. 18) wordt onder meer de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds in
zijn totaliteit tegen het licht gehouden.
Met ingang van 2018 is de basis van de normeringssystematiek verbreed. Naast de uitgaven
onder het kader rijksbegroting worden nu ook de uitgaven onder de kaders zorg en sociale
zekerheid meegenomen in de normeringssystematiek. Dit zorgt voor een stabielere accresontwikkeling,
omdat verschuivingen tussen de budgettaire kaders geen invloed meer hebben op de omvang
van het accres.
De intensiveringen uit het Regeerakkoord werken via de normeringssystematiek door
in het accres, waardoor meer middelen beschikbaar zijn voor gemeenten en provincies.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 provinciefonds (Bedragen x € 1.000)
Provinciefonds
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2014
2015
2016
2017
2018
2018
2018
Verplichtingen:
1.295.704
1.114.507
2.493.652
2.569.565
2.454.353
2.187.740
266.613
Uitgaven:
1.295.743
1.114.540
2.493.504
2.569.563
2.454.311
2.187.740
266.571
Opdrachten
1. Kosten Financiële-verhoudingswet
0
0
0
0
0
100
-100
Bijdragen aan medeoverheden
1. Algemene uitkering ca en de aanvullende uitkeringen
347.342
309.431
229.520
2.051.405
2.051.980
2.019.582
32.398
2. Integratie-uitkeringen
40.330
0
0
0
0
0
0
3. Decentralisatie-uitkeringen
908.071
805.109
2.263.984
518.158
402.331
168.058
234.273
Ontvangsten:
1.295.743
1.114.540
2.493.504
2.569.563
2.454.311
2.187.740
266.571
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Onderdeel verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met
€ 266,6 mln. opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij
1e suppletoire (€ 124,8 mln.), 2e suppletoire (€ 142,2 mln.) en in de slotwet (– € 0,4 mln.) zijn aangebracht. Een
toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide
suppletoire begrotingen (TK 34 960-C, nr. 2 en TK 35 095-C, nr 2) en in de slotwet.
Onderdeel uitgaven
Opdrachten
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 0,1 mln. lager uit dan in de ontwerpbegroting 2018
werd geraamd, doordat geen onderzoeken zijn uitgevoerd. Het gerealiseerde bedrag voor
de kosten Financiële-verhoudingswet komt hiermee op € 0. Een toelichting is te vinden
in de memorie van toelichting van de 2e suppletoire begroting (TK 35 095-C, nr 2).
Bijdragen aan medeoverheden
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van
de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 32,4 mln. en komen daarmee
in totaal op € 2.052,0 mln. De hogere uitgaven hangen vooral samen met de toekenning
van accres en van ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds.
Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk
€ 46,6 mln. en – € 14,2 mln. In de slotwet vindt geen mutatie plaats. Een toelichting
op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire
begrotingen (TK 34 960-C, nr. 2 en TK 35 095-C, nr 2).
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds worden ten opzichte
van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 234,3 en komen daarmee
in totaal op € 402,3 mln. De hogere uitgaven zijn vooral een gevolg van het toevoegen
van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van 2018.
Bij de 1e en 2e suppletoire begrotingen hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk
€ 78,2 mln. en € 156,5 mln. en in de slotwet van – € 0,4 mln. Een toelichting op deze
mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletoire begrotingen
(TK 34 960-C, nr. 2 en TK 35 095-C, nr 2) en in de slotwet.
Onderdeel ontvangsten
Ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten
over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde
begroting van het provinciefonds voor 2018 worden de ontvangsten ex artikel 4 van
de Financiële-verhoudingswet, met € 266,6 mln. verhoogd tot € 2.454,3 mln. Deze verhoging
is de som van de mutaties die bij 1e suppletoire (€ 124,8 mln.), 2e suppletoire (€ 142,2 mln.) en in de slotwet (– € 0,4 mln.) zijn aangebracht.
5. VASTSTELLEN ACCRES EN RUIMTE ONDER HET PLAFOND BCF 2018
De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling
aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. Het accres kent twee bijstellingsmomenten
tijdens het lopende jaar (mei en september) en één moment van vaststelling en afrekening
na afloop. De vaststelling van het accres vindt plaats op basis van de stand van het
Financieel jaarverslag van het Rijk. Het ARU percentage over 2018 komt daarin uit
op 4.82 %, hetgeen overeen komt met een accres van € 124 mln. Dit is € 23 mln. lager
dan geraamd in de Miljoenennota 2019. De afrekening van het accres 2018 (het verschil
tussen Miljoenennota 2019 en de vaststelling) wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2019.
Het BTW-compensatiefonds (BCF) heeft sinds 2015 een plafond. Het plafond groeit of
daalt met het accrespercentage zoals volgt uit de normeringssystematiek voor het provinciefonds
en gemeentefonds. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties die gepaard
gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt,
volgt een uitname uit het provinciefonds en gemeentefonds. Bij een realisatie lager
dan het plafond, komt het verschil ten gunste aan het provinciefonds en gemeentefonds.
Het verschil wordt over het provinciefonds en gemeentefonds verdeeld conform de aandelen
van het beroep op het BCF door de gezamenlijke provincies respectievelijk gezamenlijke
gemeenten in het gerealiseerde jaar.
Bij Miljoenennota 2019 is een onderschrijding van het BCF-plafond 2018 met € 121 mln.
voorzien. De vaststelling of het BCF-plafond in 2018 is over- of onderschreden vindt
plaats op basis van het Financieel jaarverslag van het Rijk. De onderschrijding van
het BCF-plafond 2018 komt daarin uit op € 44,5 mln., waarvan € 5,5 mln. ten gunste
van het provinciefonds. De definitieve afrekening over 2018 (het verschil tussen Miljoenennota
2019 en de vaststelling) wordt verwerkt in de 1e suppletoire begroting 2019.
6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF
6.1 Uitzonderingsrapportage
Rechtmatigheid
Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen onrechtmatigheden geconstateerd
die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden en is er sprake van een getrouw
beeld.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Financieel en materieelbeheer
Voor het financieel- en materieel beheer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf
in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Overige aspecten van bedrijfsvoering
Voor overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf
in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf
in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u
verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk
VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
C. JAARREKENING
7. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET PROVINCIEFONDS 2018
Verantwoordingsstaat 2018 van het provinciefonds (C) (Bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
(1) Vastgestelde begroting
(2) Realisatie
(3) Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
01
Provinciefonds
2.187.740
2.187.740
2.187.740
2.454.353
2.454.311
2.454.311
266.613
266.571
266.571
8. SALDIBALANS PROVINCIEFONDS PER 31 DECEMBER 2018
Saldibalans per 31 december 2018 van het provinciefonds (C) (Bedragen x € 1.000)
Activa
Passiva
31-12-2018
31-12-2017
31-12-2018
31-12-2017
Intra-comptabele posten
1) Uitgaven t.l.v. de begroting 2017
0
2.569.563
2) Ontvangsten t.g.v. de begroting 2017
0
2.569.563
Uitgaven t.l.v. de begroting 2018
2.454.311
Ontvangsten t.g.v. de begroting 2018
2.454.311
Subtotaal intra-comptabel
2.454.311
2.569.563
Subtotaal intra-comptabel
2.454.311
2.569.563
Extra-comptabele posten
12) Voorschotten
7.264.228
5.063.067
12a) Tegenrekening voorschotten
7.264.228
5.063.067
14a) Tegenrekening andere verplichtingen
45
5
14) Andere verplichtingen
45
5
Subtotaal extra-comptabel
7.264.273
5.063.072
Subtotaal extra-comptabel
7.264.273
5.063.072
Overall Totaal
9.718.584
7.632.635
Overall Totaal
9.718.584
7.632.635
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2018 van het provinciefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt
overeen met die van de saldibalansposten.
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2018 zijn de gerealiseerde uitgaven
en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2018 waarvoor de Rijksrekening
nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde
uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten
tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies
worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld.
Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat bijna volledig uit voorschotten
aan provincies op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen.
Het bedrag is in bijlage 1 bij de saldibalans gespecificeerd en hieronder nader toegelicht.
De stand openstaande voorschotten is toegenomen ten opzichte van de stand ultimo 2017.
Een reden is dat de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), waarmee de decentralisatie-uitkeringen
uit 2016 worden vastgesteld, niet in 2018 is gepubliceerd. Vanwege prioritaire dossiers
die in 2018 aan de orde waren, is er vertraging opgelopen in de juridische afhandeling
van deze AMvB. Inmiddels is het juridisch proces opgestart. De AMvB zal in het voorjaar
van 2019 worden gepubliceerd.
Daarnaast is de omvang van de algemene uitkering toegenomen ten opzichte van 2016,
waardoor een groter bedrag als voorschot staat geregistreerd voor de algemene uitkering.
Ad 14. Andere verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene
uitkering uit het provinciefonds, openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van
de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen
uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in bijlage
2 bij de saldibalans gespecificeerd.
Bijlage 1 bij Saldibalans 31 december 2018
Specificatie voorschotten (Bedragen x € 1.000)
31-12-2018
31-12-2017
Art. 1.3. Algemene uitkering provinciefonds1
2016
0
229.520
2017
2.027.775
2.051.405
2018
2.051.980
0
4.079.755
2.280.925
Art. 1.4. / 1.6. Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen2
2016
2.240.354
2.263.984
2017
541.788
518.158
2018
402.331
0
3.184.473
2.782.142
TOTAAL
7.264.228
5.063.067
X Noot
1
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt de voorschotten per 31 december 2018 waarvoor
per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt (en de daarbij
behorende omvang van de voorlopige beschikking) met de voorschotten waarvoor geldt
dat de definitieve beschikking voor het betreffende uitkeringsjaar per 31 december
2017 nog niet was opgemaakt.
X Noot
2
De voorschotten voor de integratie- en decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans
van het provinciefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal
uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling
nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt
echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke
begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af
te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het provinciefonds is hierbij
slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen
uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds als voorschot
verantwoord, tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt
vastgesteld door middel van een AMvB.
Mutatieoverzicht voorschotten provinciefonds (x € 1 000)
voorschotten per 01-01-2018
5.063.067
ontstaan in 2018
2.454.311
afgerekend in 2018
253.150
voorschotten per 31-12-2018
7.264.228
Toelichting
Binnen de verdeling van de voorschotten voor de decentralisatie-uitkeringen is in
2018, ten opzichte van 2017, een correctie doorgevoerd. De verrekening van een bedrag
in 2017 dat betrekking had op de uitkeringen over 2016 was ultimo 2017 ten onrechte
opgenomen op de regel voor de uitkeringen 2017. Deze zijn ultimo 2018 opgenomen op
de regel voor de uitkeringen 2016. Het betreft een correctie van 23.630.
Bijlage 2 bij Saldibalans 31 december 2018
Verloop van de openstaande verplichtingen (Bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
Openstaande verplichtingen per 1-1-2018
Aangegane verplichtingen in 2018 (excl. positieve bijstellingen)
Tot betaling gekomen in 2018
Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren
Openstaande verplichtingen per 31-12-2018
1.5.
Onderzoek en bijdragen organisaties1
0
0
0
0
0
1.3.
Algemene uitkering met inbegrip van de netto-uitkering over vorige jaren
1
2.051.980
2.051.980
– 1
0
1.4. / 1.6.
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen
4
402.373
402.331
– 1
45
Totaal
5
2.454.353
2.454.311
– 2
45
X Noot
1
Kosten Financiële-verhoudingswet
D. BIJLAGEN
BIJLAGE 1: LIJST MET AFKORTINGEN
ARU
Accres-relevante Uitgaven
BCF
BTW-compensatiefonds
Bofv
Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
COELO
Centrum voor Onderzoek van de Economie van Lagere Overheden
DU
Decentralisatie-uitkering
Fvw
Financiële-verhoudingswet
GF
Gemeentefonds
IPO
Interprovinciaal Overleg
IU
Integratie-uitkering
MRB
Motorrijtuigen belasting
OEM
Overige eigen middelen
OSU
Onderhoudsrapport Specifieke Uitkeringen
PF
Provinciefonds
Rob
Raad voor het openbaar bestuur
RPE
Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek
UvW
Unie van Waterschappen
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
BIJLAGE 2: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS
Accres
Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het provinciefonds jaarlijks wordt aangepast,
gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringssystematiek (zie ook normeringssystematiek).
Algemene uitkering uit het provinciefonds
Uitkering aan alle provincies die ten goede komt aan de algemene middelen.
Decentralisatie-uitkering uit het provinciefonds
Sinds 2008 bestaat binnen het provinciefonds naast de algemene uitkering (zie algemene
uitkering uit het provinciefonds) en de integratie-uitkering (zie integratie-uitkering
uit het provinciefonds) ook de decentralisatie-uitkering. De verdeling van de decentralisatie-uitkering
volgt evenmin als de integratie-uitkering de regels van de verdeling van de algemene
uitkering van het provinciefonds. Anders dan bij de integratie-uitkering, waar de
termijn van overheveling naar de algemene uitkering van tevoren vaststaat, ontbreekt
bij de decentralisatie-uitkering een dergelijke termijn. Dat maakt de uitkering geschikt
voor de overheveling van specifieke uitkeringen, ook als die termijn nog niet bekend
is. Ook maakt het de uitkering geschikt voor middelen die slechts tijdelijk beschikbaar
zijn.
Financiële-verhoudingswet (Fvw)
Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt
daarnaast globaal de wijze van verdeling van het provinciefonds. Sinds 1 januari 1998
maakt de regeling voor het provinciefonds onderdeel uit van de Financiële-verhoudingswet.
Integratie-uitkering uit het provinciefonds
Uitkering die wordt toegepast als overheveling van middelen naar de algemene uitkering
bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering
voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.
Normeringssystematiek
Bepaling van het accres van het provinciefonds op basis van een norm. De norm is de
jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de accres relevante uitgaven (ARU) van het
Rijk. Voor de accres relevante uitgaven zijn de netto uitgaven onder uitgavenplafond
het startpunt. Deze worden gecorrigeerd voor de rijksuitgaven aan gemeenten en provincies,
uitgavenmutaties in WW als gevolg van conjunctuur en Financieringsverschuivingen gedurende
de kabinetsperiode. Als de accres relevante uitgaven stijgen (dalen), nemen het gemeentefonds
en het provinciefonds met hetzelfde percentage toe (af). Deze systematiek staat ook
wel bekend onder het principe van «samen de trap op en samen de trap af».
Uitkeringsfactor
Via de normeringssystematiek wordt jaarlijks de omvang van het provinciefonds bepaald
(voeding). De uitkeringsfactor is de verhouding tussen de voeding en de totale landelijke
uitkeringsbasis. De uitkeringsfactor wordt afgerond op 3 decimalen achter de komma.
Het derde decimaal achter de komma wordt ook wel een «punt» uitkeringsfactor genoemd.
Als de uitkeringsfactor bijvoorbeeld stijgt van 1,253 naar 1,265 is dit een stijging
van 12 punten.
Uitkeringsjaar
Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.
Verdeelmaatstaf
Maatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de provinciale
behoefte aan algemene middelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
M. Snel, staatssecretaris van Financiën