Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over de verschillen in onderzoekstijd tussen vrouwelijke en mannelijke wetenschappers met kinderen
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de verschillen in onderzoekstijd tussen vrouwelijke en mannelijke wetenschappers met kinderen (ingezonden 21 maart 2019).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
10 april 2019).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Vrouwen in wetenschap krijgen minder onderzoekstijd»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat de uitkomsten van dit onderzoek, zeker op de lange termijn,
zorgelijk zijn voor de inclusiviteit en representativiteit van de Nederlandse wetenschap?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 2
Ja, ik deel die zorg. Hoewel ik zie dat de verschillen klein zijn in onderzoekstijd
en toegang tot hulpbronnen, deel ik de zorgen omdat het mogelijk is dat een opstapeling
van kleine verschillen bijdraagt aan een minder goede doorstroming van vrouwen. Zoals
ik beschrijf in de Wetenschapsbrief, zie ik de Nederlandse wetenschap als kweekvijver
en haven voor talent. Dit betekent onder andere dat iedereen die een loopbaan in de
wetenschap ambieert een gelijke kans moet hebben zich te ontwikkelen, ontplooien en
zijn of haar vak als wetenschapper uit te uitvoeren.
Ik zie het als opdracht aan de universiteiten (als werkgever) om te sturen op het
gelijktrekken van de verschillen. Het is aannemelijk dat de verschillen onbewust tot
stand komen. Bewustwording van hoe onbewuste vooroordelen een rol spelen bij beslissingen
helpt om objectiever te waarderen en belonen. In de Wetenschapsbrief kondigde ik al
enkele acties aan om diversiteit en inclusie in de wetenschap te bevorderen. Zo zal
het nationaal actieplan dat wordt opgesteld na de Europese Gender Summit dit najaar,
concrete maatregelen aandragen voor het oplossen van ongelijkheidsvraagstukken als
deze.
Het huidige debat over waarderen en belonen van wetenschappers biedt ook perspectieven
om de (verborgen) verschillen in de invulling en omstandigheden van werk en arbeidsvoorwaarden
te veranderen. Binnen de VSNU en NWO wordt hard gewerkt aan een kentering op het gebied
van waarderen en belonen. Wetenschappers worden nu te veel beoordeeld op het aantal
publicaties, de hoogte van de impactfactor en het aantal binnengehaalde beurzen. Deze
manier van waarderen van belonen sluit onvoldoende aan bij de maatschappelijke opgaven:
zowel het realiseren van uitstekend wetenschappelijk onderzoek, als ook het verzorgen
van kwalitatief hoogwaardig academisch onderwijs en het overdragen van kennis ten
behoeve van de samenleving. Ik ondersteun deze verandering op het gebied van waarderen
en belonen van wetenschappers van harte.
Vraag 3
Deelt u de aanname van onderzoekers Van Veelen en Derks dat de aangehaalde momenteel
relatief kleine sekseverschillen op termijn tot grote verschillen kunnen leiden? Zo
ja, welke mogelijkheden ziet u om deze verschillen te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zie antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Bent u bereid in kaart te brengen of vrouwelijke wetenschappers daadwerkelijk minder
onderzoeksmiddelen, reisbudget en assistentie hebben dan hun mannelijke collega’s?
Antwoord 4
Het LNVH-onderzoek «Verborgen beloningsverschillen in de wetenschap» is grootschalig
opgezet en biedt voldoende inzicht in de situatie van de verdeling van onderzoeks-
en onderwijstijd. Ik acht verder onderzoek op dit moment niet nodig. Wel hecht ik
waarde aan de acties die staan onder antwoord 2.
Vraag 5
Klopt het dat vrouwelijke wetenschappers 3 procent minder kans hebben op een eigen
kantoor? Zo ja, wat is hiervoor volgens u de verklaring?
Antwoord 5
Ja, het klopt dat dat een van de uitkomsten van het rapport is. Dit is een klein,
maar significant verschil. Zoals de opstellers van het LNVH-rapport al aangeven is
het één van de vele «kleine, maar significante verschillen» die gezamenlijk maken
dat er ongelijkheidssituaties ontstaan. Verklaringen hiervoor worden in het rapport
niet gegeven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.