Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bergkamp en Groothuizen over het bericht dat Friese gezinnen op straat zijn gezet om een wietplantje
Vragen van de leden Bergkamp en Groothuizen (beiden D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat Friese gezinnen op straat zijn gezet om een wietplantje (ingezonden 25 februari 2019).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
8 april 2019).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Friese gezinnen op straat zijn gezet om
een wietplantje?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht uit 2011.
Vraag 2
Deelt u de mening dat een uithuiszetting van een gezin met kinderen vanwege één wietplant
disproportioneel?
Antwoord 2
Ik begrijp de zorgen van de leden. Uiteraard dient de maatregel proportioneel te zijn
en afgezet te worden tegen de gevolgen die dit met zich meebrengen voor het gezin.
Het is voorafgaand aan een woningontruiming altijd aan de kantonrechter om te beoordelen
of een verhuurder hiertoe kan overgaan. De kantonrechter kan alle voorwaarden en omstandigheden
bij het oordeel betrekken. Het is niet aan mij om een oordeel te vellen over de proportionaliteit
in concrete gevallen.
Vraag 3
Bent u bereid om met Aedes en andere woningbouwcorporaties in gesprek te gaan om te
kijken of het mogelijk is om recreatieve hobbytelers of gebruikers van medicinale
cannabis met een maximum van vijf wietplanten uit te zonderen van het «zero-tolerance
beleid»?
Antwoord 3
Navraag bij Aedes leert dat woningcorporaties vaak op stedelijk, (boven)regionaal
of provinciaal niveau afspraken maken met de politie en de gemeente over de aanpak
van drugscriminaliteit, drugsoverlast en overige misstanden. Bij het telen van vijf
hennepplanten of minder wordt doorgaans niet overgegaan tot strafrechtelijke vervolging.
Maar hennepteelt kan ook bij kleine hoeveelheden leiden tot overlast. Op basis van
lokale omstandigheden en indien daar aanleiding toe is, kunnen woningcorporaties daarom
– veelal samen met gemeente en politie – besluiten een zero-tolerance beleid te voeren
en te handhaven. Dit zero-tolerance beleid betreft in dit geval een privaatrechtelijke
afspraak in het huurcontract, waarin wordt overeengekomen dat er geen wietplanten
worden toegestaan. Overtreding daarvan leidt dus doorgaans niet tot een strafrechtelijke
aanpak, maar wel tot een reactie van de woningcorporatie. Vanwege toenemende overlast
is er door de toenmalige woningcorporatie De Wieren (thans Elkien) in 2011 een lijn
ingezet om geen wietplanten meer toe te staan in de huurwoningen. Daarover is destijds
met de huurderorganisatie en gemeente gesproken. Inmiddels is de context gewijzigd
doordat in 2015 het Hennepconvenant Noord-Nederland is opgesteld in samenwerking tussen
woningcorporaties waaronder Elkien, gemeenten waaronder Súdwest Fryslân, politie,
Openbaar Ministerie en netbeheerders. Daarin is afgesproken dat met name de gemeente
aan zet is voor handhaving. Nadien zijn er geen vergelijkbare situaties meer geweest.
Gelet op het voorgaande hecht ik veel waarde aan lokale overwegingen bij het maken
van afspraken en het sluiten van convenanten met als doel een aanpak om overlast te
beperken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.