Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 170 Wijziging van de Politiewet 2012 en de Wet op de medische keuringen in verband met het screenen van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn en personen die krachtens overeenkomst werkzaamheden voor de politie, de rijksrecherche of de Politieacademie gaan verrichten of verrichten (screening ambtenaren van politie en politie-externen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het onderzoek naar de
betrouwbaarheid van personen die ambtenaar van politie willen worden of zijn te wijzigen
alsmede te komen tot de invoering van een onderzoek naar de betrouwbaarheid van personen
die krachtens overeenkomst werkzaamheden gaan verrichten of verrichten voor de politie,
de rijksrecherche of de Politieacademie;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze
Minister van Justitie en Veiligheid».
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel t worden twee onderdelen
ingevoegd, luidende:
u. Algemene verordening gegevensbescherming:
verordening (EU) 2016/679 van het Europees parlement en de Raad van 27 april 2016
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking
van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119);
v. verklaring omtrent het gedrag:
een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële
en strafvorderlijke gegevens.
B
Artikel 47, tweede lid, vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot
tweede en derde lid.
C
Het opschrift «Afdeling 3.5. Rechtspositie» worden vervangen door «Afdeling 3.5. Rechtspositie
en screening».
D
Na artikel 47 worden tien artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 47a
1. Het verrichten van werkzaamheden als ambtenaar van politie als bedoeld in artikel
2, onder a, b of c, is slechts mogelijk, indien hiertegen op grond van een onderzoek
naar de betrouwbaarheid van de betrokkene geen bezwaar bestaat.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur aangewezen werkzaamheden betreft waarin technische, administratieve en
andere taken ten dienste van de politie worden uitgevoerd en het tot aanstelling,
schorsing of ontslag bevoegd gezag heeft bepaald dat kan worden volstaan met een verklaring
omtrent het gedrag.
3. Het krachtens overeenkomst verrichten van werkzaamheden voor de politie is slechts
mogelijk, indien de betrokken natuurlijk persoon in het bezit is van een verklaring
omtrent het gedrag.
4. In afwijking van het derde lid is het krachtens overeenkomst verrichten van bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen werkzaamheden voor de politie
die een risico kunnen vormen voor de integriteit van deze organisatie slechts mogelijk,
indien hiertegen op grond van een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de betrokken
natuurlijke persoon geen bezwaar bestaat.
5. Van een bezwaar als bedoeld in het eerste en vierde lid kan slechts sprake zijn,
indien naar het oordeel van het tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag
onderscheidenlijk de korpschef er onvoldoende waarborgen zijn dat de betrokkene betrouwbaar
kan worden geacht.
6. Van een bezwaar is in ieder geval sprake indien de betrokkene onherroepelijk is veroordeeld
ter zake een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen misdrijf, tenzij naar het
oordeel van het tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk
de korpschef, gelet op de omstandigheden van het geval, ondanks een dergelijke onherroepelijke
veroordeling, geen sprake is van onvoldoende waarborgen dat de betrokkene betrouwbaar
kan worden geacht. Met een veroordeling wordt gelijkgesteld een strafbeschikking en
het voldoen aan voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging als bedoeld in artikel
74, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
7. In plaats van de verklaring omtrent het gedrag kan de betrokkene een met deze verklaring
overeenkomend document, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de staat van
herkomst, overleggen.
8. Het eerste tot en met vierde lid zijn niet van toepassing indien sprake is van een
vertrouwensfunctie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, van de Wet veiligheidsonderzoeken.
Artikel 47b
1. Aan een onderzoek naar de betrouwbaarheid wordt onderworpen de betrokkene die werkzaamheden
als bedoeld in artikel 47a, eerste of vierde lid, wil verrichten.
2. Het onderzoek naar de betrouwbaarheid omvat een onderzoek naar gegevens die uit het
oogpunt van de integriteit van de politie van belang zijn voor het verrichten van
deze werkzaamheden.
3. Bij het onderzoek worden geraadpleegd de op de betrokkene betrekking hebbende:
a. justitiële gegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens;
b. politiegegevens als bedoeld in artikelen 8, 9, 10 en 13 van de Wet politiegegevens;
c. gegevens over gezondheid, voor zover verstrekt door de betrokkene dan wel personen
of instanties als bedoeld in artikel 47d, eerste lid, onder b, en die betrekking hebben
op signalen wijzend op verslaving of een andersoortige afhankelijkheid, en
d. andere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens, waaronder
gegevens uit open bronnen, betreffende overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden.
4. Over diens betrouwbaarheid wordt de betrokkene in persoon gehoord.
5. De betrokkene verleent medewerking aan het onderzoek.
Artikel 47c
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden werkzaamheden aangewezen die
een verhoogd risico kunnen vormen voor de integriteit van de politie.
2. Indien de betrokkene, bedoeld in artikel 47b, eerste lid, werkzaamheden als bedoeld
in het eerste lid gaat verrichten, worden bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid
tevens justitiële gegevens als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet justitiële
en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens als bedoeld in artikelen 8, 9, 10 en
13 van de Wet politiegegevens, en gegevens uit open bronnen geraadpleegd die betrekking
hebben op:
a. diens partner, diens eerstegraads bloedverwant in neergaande lijn, voor zover twaalf
jaar of ouder, of diens inwonende eerstegraads bloedverwant in opgaande lijn;
b. een andere persoon, dan bedoeld onder a, voor zover twaalf jaar of ouder.
3. Raadplegen van de gegevens van een persoon als bedoeld in het tweede lid, onder b,
geschiedt uitsluitend, indien er aanwijzingen zijn dat omtrent deze persoon gegevens
als bedoeld in het tweede lid bestaan die vanwege de bijzondere aard van de relatie
tussen deze persoon en de betrokkene relevant zijn voor de beoordeling of er geen
bezwaar als bedoeld in artikel 47a, eerste of vierde lid, bestaat.
4. De aanwijzingen, bedoeld in het derde lid, kunnen uitsluitend worden verkregen op
basis van het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de betrokkene, waaronder het onderzoek
naar gegevens die betrekking hebben op de personen, bedoeld in het tweede lid, onder
a.
5. In het tweede lid, onder a, wordt onder partner verstaan: degene met wie de betrokkene
is gehuwd, een geregistreerd partnerschap voert of een notarieel samenlevingscontract
heeft, strekkende tot de wederzijdse verplichting een bijdrage te leveren aan een
gezamenlijke huishouding of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende registratie
buiten Nederland dan wel een andere levensgezel van de betrokkene.
6. Met de personen, bedoeld in het tweede lid, kan een gesprek worden gevoerd over de
geraadpleegde gegevens, bedoeld in dat lid.
Artikel 47d
1. Voor zover dat voor een goede oordeelsvorming in het kader van het onderzoek naar
de betrouwbaarheid noodzakelijk is, kan het tot aanstelling, schorsing en ontslag
bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef bij de toepassing van artikel 47b of
artikel 47c inlichtingen inwinnen omtrent:
a. de betrokkene en de personen, bedoeld in de artikelen 47c, tweede lid, bij het openbaar
ministerie en bij instellingen die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Reclasseringsregeling
1995 bevoegd zijn om reclasseringswerkzaamheden te verrichten, voor zover het betreft
de op hen betrekking hebbende justitiële gegevens;
b. de betrokkene bij personen en instanties die inzicht hebben in diens betrouwbaarheid,
voor zover het betreft gegevens als bedoeld in artikel 47b, derde lid, onder b, c
en d.
2. Het inwinnen van inlichtingen als bedoeld in het eerste lid, onder b, vindt slechts
plaats onder opgave van redenen aan de betrokkene en nadat hem is bericht bij welke
persoon of instantie en in welke fase van het onderzoek dat geschiedt.
Artikel 47e
1. Het onderzoek naar de betrouwbaarheid wordt pas ingesteld nadat het tot aanstelling,
schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef de betrokkene overigens
bekwaam en geschikt acht. De betrokkene wordt schriftelijk in kennis gesteld van de
aanvang van het onderzoek naar de betrouwbaarheid.
2. Een beslissing omtrent de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 47a, eerste en vierde
lid, wordt aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid,
van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Het bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef beslist omtrent de betrouwbaarheid
zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 8 weken na toezending of uitreiking van
de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de te
volgen procedure voor, tijdens en na het onderzoek naar de betrouwbaarheid.
5. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het vragen naar een verklaring
omtrent het gedrag en het instellen van een veiligheidsonderzoek.
Artikel 47f
1. Het tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef
oefent een continue controle uit op:
a. ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a, b en c;
b. personen die werkzaamheden als bedoeld in artikel 47a, vierde lid, verrichten.
2. De continue controle bestaat uit een doorlopende controle op veranderingen in de
justitiële documentatie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet justitiële en strafvorderlijke
gegevens, van deze personen, teneinde na te gaan of ten aanzien van hen geen bezwaar
bestaat tegen het blijven verrichten van werkzaamheden als ambtenaar van politie als
bedoeld in artikel 2, onder a, b of c, onderscheidenlijk werkzaamheden als bedoeld
in artikel 47a, vierde lid.
3. Ten behoeve van de continue controle worden door het tot aanstelling, schorsing en
ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef de naam en het burgerservicenummer,
bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer,
van deze personen periodiek verstrekt aan Onze Minister.
4. Justitiële gegevens van personen als bedoeld in het eerste lid worden door Onze Minister
ambtshalve verstrekt aan het tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk
de korpschef met het oog op toepassing van het tweede lid.
5. Het eerste lid is niet van toepassing indien het een vertrouwensfunctie of een functie
waarvan is bepaald dat een verklaring omtrent het gedrag is vereist, betreft.
Artikel 47g
1. De ambtenaar, bedoeld in artikel 47f, eerste lid, onder a, meldt aan het tot aanstelling,
schorsing en ontslag bevoegd gezag een wijziging van feiten of omstandigheden waarvan
hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat die uit het oogpunt van de integriteit
van de politie relevant is voor het verrichten van werkzaamheden als ambtenaar van
politie.
2. De persoon, bedoeld in artikel 47f, eerste lid, onder b, meldt aan de korpschef een
wijziging van feiten of omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn
dat die uit het oogpunt van de integriteit van de politie relevant is voor het blijven
verrichten van deze werkzaamheden.
3. Onder een wijziging van feiten of omstandigheden als bedoeld in het eerste en tweede
lid, wordt verstaan een wijziging die betrekking heeft op de gegevens, bedoeld in
de artikelen 47b, derde lid, onder a tot en met d, en 47c, tweede lid.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent
de melding, bedoeld in het eerste en tweede lid.
5. Het eerste lid is niet van toepassing indien het een vertrouwensfunctie of een functie
waarvan is bepaald dat een verklaring omtrent het gedrag is vereist, betreft.
Artikel 47h
1. Het tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef
kan, indien hem blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd onderzoek naar
de betrouwbaarheid rechtvaardigen, een onderzoek naar de betrouwbaarheid instellen
naar de persoon, bedoeld in artikel 47f, eerste lid, onder a of b.
2. Het tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef
stelt periodiek een hernieuwd onderzoek naar de betrouwbaarheid in naar een persoon
als bedoeld in artikel 47f, eerste lid, onder a en b.
3. Op het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn de artikelen 47a, 47b,
eerste tot en met derde lid en vijfde lid, 47c, 47d en 47e, vierde lid, van overeenkomstige
toepassing. Op het onderzoek, bedoeld in het tweede lid, is tevens artikel 47e, eerste
lid, tweede volzin, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de
feiten of omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, en de periode, bedoeld in het
tweede lid, waarbij de periode voor verschillende werkzaamheden anders kan worden
vastgesteld.
5. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien het een vertrouwensfunctie
of een functie waarvan is bepaald dat een verklaring omtrent het gedrag is vereist,
betreft.
Artikel 47i
1. De korpschef vraagt de ambtenaar van politie die beschikt over een verklaring omtrent
het gedrag ter voldoening van artikel 47a, tweede lid, en de persoon die krachtens
overeenkomst werkzaamheden verricht voor de politie en beschikt over een verklaring
omtrent het gedrag ter voldoening van artikel 47a, derde lid, na het verstrijken van
een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen termijn opnieuw een verklaring omtrent
het gedrag over te leggen.
2. De korpschef kan, indien hem blijkt van feiten of omstandigheden die het overleggen
van een verklaring omtrent het gedrag rechtvaardigen, de in het eerste lid bedoelde
persoon vragen opnieuw een verklaring omtrent het gedrag over te leggen.
3. Indien de persoon, bedoeld in het eerste of tweede lid, niet binnen een redelijke
termijn een verklaring omtrent het gedrag overlegt, wordt niet langer voldaan aan
het vereiste voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 47a, tweede
of derde lid.
4. Artikel 47a, zevende lid, is van toepassing.
Artikel 47j
1. Het tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef
is de verwerkingsverantwoordelijke, bedoeld in artikel 4, onder 7, van de Algemene
verordening gegevensbescherming, ten aanzien van de maatregelen, bedoeld in de artikelen
47a tot en met 47i.
2. Het tot aanstelling, schorsing en ontslag bevoegd gezag onderscheidenlijk de korpschef
is bevoegd:
a. de gegevens, bedoeld in de artikelen 47b, derde lid, 47c, tweede lid, 47d en 47h te
verwerken, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van het onderzoek naar
de betrouwbaarheid van de betrokkene;
b. de gegevens, bedoeld in artikel 47f, vierde lid, te verwerken, voor zover dit noodzakelijk
is voor de toepassing van artikel 47f, tweede lid;
c. de gegevens, bedoeld in artikel 47g, eerste en tweede lid, te verwerken, voor zover
dit noodzakelijk is om na te gaan of ten aanzien van de betrokkene geen bezwaar bestaat
tegen het blijven verrichten van werkzaamheden als ambtenaar van politie onderscheidenlijk
werkzaamheden als bedoeld in artikel 47a, derde of vierde lid.
3. De gegevens, bedoeld in de artikelen 47b, derde lid, 47c, tweede lid, 47d, 47f, vierde
lid, 47h en 47i worden niet voor een ander doel verwerkt dan waarvoor zij zijn verzameld.
Zij worden niet langer dan vijf jaren bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de
betrokkene te identificeren voor het doel waarvoor de gegevens worden verwerkt.
E
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 47, eerste lid, en 47a tot en 48 is van
overeenkomstige toepassing op de rijksrecherche.
2. Het vierde lid vervalt.
F
In artikel 81, derde lid, wordt «Artikel 47, vierde lid, is» vervangen door «De artikelen
47, vierde lid, en 47a tot en met 47j zijn».
ARTIKEL II
In artikel 4, tweede lid, van de Wet op de medische keuringen wordt «politie-ambtenaar» vervangen door «ambtenaar van politie» en wordt «antecedentenonderzoek»
vervangen door «onderzoek naar de betrouwbaarheid».
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.