Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 152 Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met diverse uitbreidingen van de toepassingsmogelijkheden daarvan alsmede enkele overige wijzigingen
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur te wijzigen teneinde de toepassingsmogelijkheden daarvan
uit te breiden alsmede deze wet op enkele overige onderdelen te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen de aanduidingen van de onderdelen en worden de begripsbepalingen
in alfabetische volgorde geplaatst.
2. De begripsbepaling «beschikking» komt te luiden:
beschikking:
een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een
vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing
voor zover:
1°. bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld
in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of
2°. bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden
bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel
3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;.
3. De begripsbepaling «bestand» vervalt.
4. In de begripsbepaling «betrokkene» wordt na «, de natuurlijke persoon of rechtspersoon
met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan» ingevoegd «of met wie wordt
onderhandeld over een dergelijke transactie, en de beoogd verkrijger van de erfpacht
waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling «vastgoedtransactie»,
onder 5°».
5. De begripsbepaling «burgerservicenummer» vervalt.
6. In de begripsbepaling «Onze Minister» wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie»
vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
7. De begripsbepaling «overheidsopdracht» komt te luiden:
overheidsopdracht:
overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;.
8. In de begripsbepaling «rechtspersoon met een overheidstaak» wordt «een zelfstandig
bestuursorgaan als bedoeld in het tweede lid» vervangen door «een rechtspersoon met
een overheidstaak als bedoeld in het tweede lid».
9. De begripsbepaling «sector» vervalt.
10. In de begripsbepaling «vastgoedtransactie» vervalt aan het slot van subonderdeel
3° «of» en wordt subonderdeel 4° vervangen door:
4°. de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan,
aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma
die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende
zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal
verhuren; of
5°. toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid,
van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;.
11. De begripsbepaling «verwerking van persoonsgegevens» vervalt.
12. In het tweede lid wordt «zelfstandige bestuursorganen» vervangen door «rechtspersonen
met een overheidstaak» en wordt «artikel 1, eerste lid, onderdeel a» vervangen door
«artikel 1, eerste lid».
13. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder overheidsopdracht mede
verstaan: een speciale-sectoropdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet
2012.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onder subsidie wordt in deze wet mede verstaan: de bekostiging van onderwijs en onderzoek.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid wordt na «ter verkrijging» ingevoegd «of behoud».
2. Aan het zevende lid wordt toegevoegd: «Het bestuursorgaan heeft eenzelfde bevoegdheid
indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering
of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. Het bestuursorgaan kan een op
grond van deze bepaling gegeven voorschrift wijzigen. Indien niet wordt voldaan aan
een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift, kan het bestuursorgaan de beschikking
intrekken.»
D
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3a
1. Onder feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, en
derde lid, onder a, die erop wijzen dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare
feiten, wordt verstaan:
a. een veroordeling wegens een strafbaar feit;
b. een onherroepelijke strafbeschikking;
c. het vervallen van het recht tot strafvordering op grond van een transactie als bedoeld
in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht;
d. een onherroepelijke beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete;
e. een beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete waartegen beroep is ingesteld,
waarop de bestuursrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan.
2. Wordt een strafbaar feit niet vervolgd of de vervolging niet voortgezet, dan staat
dat niet in de weg aan het geheel of ten dele op grond van dat strafbare feit vaststellen
van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid.
3. In geval van een rechterlijke uitspraak houdende vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging,
wordt de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, niet op grond
van dat strafbare feit vastgesteld.
E
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
1. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 7a, derde lid, wordt de weigering van
de vergunninghouder of de subsidie-ontvanger om een formulier als bedoeld in artikel
7a, vijfde lid, volledig in te vullen, aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld in
artikel 3, eerste lid.
2. Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 12, derde lid, wordt de weigering van
de aanvrager van een beschikking, de subsidie-ontvanger of de vergunninghouder om
aanvullende gegevens te verschaffen, aangemerkt als een ernstig gevaar als bedoeld
in artikel 3, eerste lid.
F
In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt «Aanbestedingen» vervangen door «Overheidsopdrachten».
G
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5
1. Een gegadigde voor een overheidsopdracht waarop de richtlijnen, genoemd in artikel
9, tweede lid, niet van toepassing zijn, kan van de gunning van die opdracht of van
het sluiten van de met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst worden uitgesloten
met inachtneming van de criteria voor de kwalitatieve selectie in de zin van de richtlijnen,
bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a en b.
2. De rechtspersoon met een overheidstaak kan het Bureau om een advies vragen:
a. voordat een beslissing wordt genomen inzake de gunning van een overheidsopdracht of
het sluiten van de met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst;
b. in het geval die rechtspersoon bij overeenkomst heeft bedongen dat de overeenkomst
ontbonden wordt, indien zich een van de situaties, bedoeld in artikel 9, tweede lid,
voordoet, alvorens zich op die ontbindende voorwaarde te beroepen;
c. ten aanzien van een onderaannemer, uitsluitend met het oog op diens acceptatie als
zodanig, indien de rechtspersoon met een overheidstaak in het bestek als voorwaarde
heeft gesteld dat onderaannemers niet zonder toestemming van die rechtspersoon worden
gecontracteerd en in het kader van die voorwaarde zich het recht heeft voorbehouden
aan het Bureau een advies te vragen.
H
In artikel 5a wordt «over een natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie
wordt of is aangegaan» vervangen door «over de betrokkene».
I
Na artikel 7 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 2A. EIGEN ONDERZOEK VAN HET BESTUURSORGAAN OF DE RECHTSPERSOON MET EEN OVERHEIDSTAAK
Artikel 7a
1. Indien een bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak bevoegd is om advies
te vragen aan het Bureau, kan dat orgaan of die rechtspersoon tevens zelf onderzoek
verrichten naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met
zesde lid, en artikel 9, tweede en derde lid.
2. De betrokkene verschaft het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak
de gegevens en bescheiden om deze in staat te stellen tot het eigen onderzoek, bedoeld
in het eerste lid. Deze gegevens en bescheiden omvatten in ieder geval:
a. de naam, het adres en de woonplaats of plaats van vestiging van de betrokkene;
b. de naam, het adres en de woonplaats van de persoon door wie de betrokkene zich laat
vertegenwoordigen;
c. het burgerservicenummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen
burgerservicenummer, van de persoon, bedoeld in de onderdelen a en b;
d. het nummer van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;
e. de rechtsvorm van de betrokkene;
f. de handelsnaam of handelsnamen waarvan de betrokkene gebruikmaakt of heeft gemaakt;
g. de naam, het adres en de woonplaats van de natuurlijke personen of rechtspersonen
die, voor zover van toepassing:
1°. direct of indirect leiding geven of hebben gegeven aan betrokkene;
2°. direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad over betrokkene;
3°. direct of indirect vermogen verschaffen of hebben verschaft aan betrokkene;
4°. onderaannemer van betrokkene zijn;
h. de wijze van financiering.
3. De betrokkene verschaft het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak
tevens de gegevens en bescheiden, indien onderzoek wordt gedaan met het oog op een
beslissing ter zake van de intrekking van een beschikking, onderscheidenlijk de ontbinding
van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht dan wel de opschorting of ontbinding
van een overeenkomst of de beëindiging van een rechtshandeling inzake een vastgoedtransactie.
4. Teneinde het Bureau in staat te stellen onderzoek te verrichten als bedoeld in deze
wet, zendt het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die het
Bureau om advies verzoekt, de door de betrokkene verstrekte gegevens en bescheiden,
tezamen met de bevindingen van het eigen onderzoek, toe aan het Bureau.
5. Bij ministeriële regeling worden een of meer formulieren vastgesteld voor het verstrekken
van de in het tweede en derde lid bedoelde gegevens en bescheiden alsmede voor de
bevindingen van het eigen onderzoek.
6. Artikel 28, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de door het bestuursorgaan
of de rechtspersoon met een overheidstaak van de betrokkene op grond van het tweede
of derde lid verkregen gegevens alsmede op de bevindingen van het eigen onderzoek.
Artikel 7b
Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak kan persoonsgegevens
uit openbare bronnen en persoonsgegevens die rechtstreeks zijn te herleiden tot gegevens
uit openbare bronnen, verwerken ten behoeve van het eigen onderzoek.
J
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid wordt «desgevraagd» telkens vervangen door «op verzoek»
en wordt «de ernst van de feiten en omstandigheden» telkens vervangen door «de feiten
en omstandigheden».
2. In het tweede lid wordt «Voorzover het gaat om een overheidsopdracht binnen een sector
die is aangewezen ingevolge artikel 5, tweede lid,» vervangen door «Voor zover het
gaat om een overheidsopdracht,».
3. In het tweede lid, onderdelen a en b, wordt «artikel 5, derde lid, onderdeel c,»
telkens vervangen door «artikel 5, tweede lid, onderdeel c,».
4. In het derde lid, onderdeel c, wordt na «ter verkrijging» ingevoegd «of behoud».
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het Bureau kan afzien van het uitbrengen van een advies indien:
a. het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak niet de in artikel 7a,
vierde lid, bedoelde informatie heeft toegezonden aan het Bureau; of
b. uit de in artikel 7a, vierde lid, bedoelde informatie naar het oordeel van het Bureau
blijkt dat het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak onvoldoende
gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden tot het verrichten van eigen onderzoek
als bedoeld in artikel 7a, eerste lid.
K
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11
Indien het Bureau beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie
staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of – naar redelijkerwijs op grond
van feiten of omstandigheden kan worden vermoed – gepleegd zullen worden, kan het
een bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak wijzen op de mogelijkheid
om eigen onderzoek als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, te doen en eventueel daarna
het Bureau om een advies te vragen. In dit artikel wordt mede verstaan onder strafbaar
feit een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
L
In artikel 11a, onderdeel b, wordt «aanbesteding» vervangen door «overheidsopdracht».
M
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het verzamelen van persoonsgegevens wordt beperkt tot:
a. persoonsgegevens uit openbare bronnen,
b. persoonsgegevens die rechtstreeks zijn te herleiden tot gegevens uit openbare bronnen,
c. persoonsgegevens die zijn verstrekt op grond van de artikelen 7a, vierde lid, 13,
27 of 27a, en
d. persoonsgegevens die zijn verkregen overeenkomstig artikel 6, eerste lid, aanhef en
onder e, van de Algemene verordening gegevensbescherming.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid.
3. In de aanhef van het derde lid (nieuw) wordt «artikel 30» vervangen door «artikel
7a».
4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel e, (nieuw)
door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. feiten en omstandigheden die van belang zijn om te beoordelen tot welke personen de
betrokkene in een zakelijk samenwerkingsverband staat.
N
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 9, kan het Bureau de bevoegde
buitenlandse autoriteiten verzoeken na te gaan of aldaar gegevens bekend zijn over
natuurlijke personen of rechtspersonen tot wie zijn onderzoek zich uitstrekt. Het
verzoek kan betrekking hebben op:
a. strafrechtelijke gegevens, en
b. gegevens over een overtreding waarvoor een bestraffende sanctie als bedoeld in artikel
5:2, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht kan worden opgelegd.
2. In het tweede lid wordt «eerste lid» vervangen door «eerste lid, aanhef en onderdeel
a,».
O
In artikel 19 wordt «twee jaren» vervangen door «vijf jaren».
P
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «dienstonderdelen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie»
vervangen door «onder de Minister van Justitie en Veiligheid ressorterende dienstonderdelen».
2. In het derde lid, onderdeel d, onder 2°, wordt «artikel 17 van de Wet op de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten» vervangen door «artikel 39 van de Wet op de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten 2017».
3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel f, door een
puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. aan een tot oplegging van een bestuurlijke boete bevoegd bestuursorgaan ten behoeve
van het melden van een overtreding;
h. aan een opsporingsambtenaar ten behoeve van het doen van aangifte van een begaan strafbaar
feit.
Q
In artikel 26 wordt «de mogelijkheid het Bureau om een advies te vragen» vervangen
door «de mogelijkheid om eigen onderzoek als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, te
doen en daarna eventueel het Bureau om een advies te vragen».
R
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:
1. De volgende bestuursorganen verstrekken het Bureau desgevraagd alle gegevens die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 9:
2. In het eerste lid, onderdeel b, onder 5, vervalt «de bestanden waarvan de gegevens
worden verwerkt door».
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie» vervangen door «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit».
4. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu»
vervangen door «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat» en wordt «de VROM
inlichtingen- en opsporingsdienst» vervangen door «de Inspectie Leefomgeving en Transport».
5. Aan het eerste lid worden de volgende onderdelen toegevoegd:
k. de burgemeester van een gemeente of het college van burgemeester en wethouders van
een gemeente, voor zover het gegevens betreft omtrent overtredingen waarvoor een bestuurlijke
boete kan worden opgelegd;
l. gedeputeerde staten van een provincie en de commissaris van de Koning van een provincie,
voor zover het gegevens betreft omtrent overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete
kan worden opgelegd;
m. de raad van bestuur van de kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de Wet op
de kansspelen;
n. de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet
Autoriteit Consument en Markt.
6. Na het eerste lid wordt, onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde
lid tot het derde tot en met het zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op persoonsgegevens, voor zover het
persoonsgegevens betreft voor de verwerking waarvan de in het eerste lid bedoelde
bestuursorganen de verwerkingsverantwoordelijke zijn in de zin van artikel 4 van de
Algemene verordening gegevensbescherming dan wel de verwerkingsverantwoordelijke zijn
in de zin van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens of de Wet politiegegevens.
7. In het derde lid (nieuw) wordt «persoonsgegevens» vervangen door «gegevens».
8. In het vierde lid (nieuw) wordt «het tweede lid» vervangen door «het derde lid» en
wordt «de verwerkingsverantwoordelijke» vervangen door «het bestuursorgaan».
S
Artikel 28, derde en vierde lid, komen te luiden:
3. Bij de toepassing van artikel 33, eerste en tweede lid, verstrekt het bestuursorgaan
of de rechtspersoon met een overheidstaak de betrokkene of de in artikel 33, eerste
lid, bedoelde derde een afschrift van het advies en wijst hem daarbij schriftelijk
op zijn geheimhoudingsplicht op grond van het eerste lid. De in artikel 33, eerste
lid, bedoelde derde wordt het advies slechts verstrekt voor zover het op hem betrekking
heeft.
4. Indien een beschikking dan wel de intrekking van een subsidie of vergunning, de weigering
van een overheidsopdracht of een vastgoedtransactie dan wel de ontbinding van een
overeenkomst inzake een dergelijke opdracht of transactie, in rechte wordt aangevochten,
is betrokkene bevoegd de in het eerste lid bedoelde gegevens bekend te maken aan de
rechter.
T
In artikel 29 wordt «twee jaren» vervangen door «vijf jaren».
U
Artikel 30 vervalt.
V
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de betrokkene» vervangen door «de betrokkene en de in de
voorgenomen beschikking in verband met deze gronden genoemde derde».
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede
en derde lid.
3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de rechtspersoon met een overheidstaak
die een beslissing neemt ter zake van:
a. de gunning van een overheidsopdracht of het sluiten van de met een gunningsbeslissing
beoogde overeenkomst;
b. de toestemming, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel c;
c. de ontbinding van de overeenkomst met de partij aan wie de overheidsopdracht is gegund;
d. het aangaan van een vastgoedtransactie;
e. de opschorting of ontbinding van de overeenkomst of de beëindiging van de rechtsbehandeling
waarmee de vastgoedtransactie is aangegaan.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het eerste en derde lid» vervangen door «het eerste
en tweede lid».
ARTIKEL II
Artikel 3:1 van de Algemene Douanewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een beschikking
die betrekking heeft op de toepassing van de verboden of beperkingen, bedoeld in het
eerste lid, kan worden geweigerd of ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden,
bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur, en dat daaraan voorafgaand het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van die wet, om een advies als bedoeld
in artikel 9 van die wet kan worden gevraagd.
ARTIKEL III
In artikel 27, tweede lid, aanhef, van de Woningwet wordt «artikel 1, onderdeel e,
van die wet» vervangen door «artikel 1, eerste lid, van die wet».
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.