Brief Algemene Rekenkamer : Reactie op het verslag rapporteurs commissie voor Financiën over het verslaggevingsstelsel rijksoverheid
31 865 Verbetering verantwoording en begroting
Nr. 128
BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2019
Op 20 december 2018 bood de voorzitter van de vaste commissie voor Financiën u het
verslag aan van de op 14 maart 2018 door deze commissie benoemde rapporteurs voor
het verslaggevingsstelsel van de rijksoverheid1.
Hierbij ontvangt u de reactie van de Algemene Rekenkamer op dit verslag.
Allereerst willen wij onze erkentelijkheid uiten aan de commissie in het algemeen
en de rapporteurs in het bijzonder voor de gedegen aandacht die zij besteden aan dit
vraagstuk, dat ogenschijnlijk technocratisch van karakter maar feitelijk zeer democratisch
van aard is.
Een verslaggevingsstelsel definieert immers de wijze waarop ministers het parlement
van financiële informatie voorzien, en legt de reikwijdte en kwaliteit ervan bij begroten
en verantwoorden vast. De administratieve spelregels zijn aldus mede bepalend voor
transparantie en kwaliteit van de democratische besluitvorming. Anders gezegd: indien
een verslaggevingsstelsel wordt vergeleken met een dashboard, dan bepalen de afspraken
erover hoeveel meters en waarschuwingslampjes de bestuurder tot zijn of haar beschikking
heeft. Zijn dat er twee, met alleen informatie over kasstromen en verplichtingen,
of wordt daar ook informatie aan toegevoegd zoals de balanswaarde van ICT en rijksvastgoed2, het bezit aan defensiematerieel, en de werkelijke kosten van onderhoud aan de infrastructuur3?
De Algemene Rekenkamer heeft – evenals het kabinet – als standpunt dat een baten-lastenstelsel
intrinsieke voordelen heeft ten opzichte van het huidige verplichtingen-kasstelsel.
Het bevat immers meer informatie, nodig bij besluitvorming vooraf en beoordeling achteraf.
Wij verwijzen u naar onze brieven van 8 mei 2017 en 5 april 2018 en onze beantwoording
van uw vragen over laatstgenoemde brief4, alsmede naar de kabinetsplannen uit 20005.
Naast deze voordelen zijn er andere overwegingen van invloed op onze standpuntbepaling.
Zo is een boekhouding gebaseerd op baten en lasten ook gangbaar en bij wet voorgeschreven
in de rest van de (semi)publieke en de private sector. Wanneer rijksfinanciën op die
algemeen gangbare leest zijn geschoeid, wordt daarmee het inzicht vergroot in de doelmatigheid
en doeltreffendheid van de rijksuitgaven6. Bovendien kunnen geldstromen vanuit het rijk naar provincies en gemeenten, zelfstandige
bestuursorganen en onderwijs- en zorgorganisaties beter worden gevolgd, en benodigde
budgetten op adequate wijze worden beoordeeld. De actuele kwesties worden dan immers
in «dezelfde taal» verwoord door betrokkenen.
Datzelfde argument gaat ook op in internationaal verband. Meer en meer landen stappen
over op een baten-lastenstelsel – dikwijls op basis van de internationale standaard
(IPSAS). Bovendien wordt binnen de EU besluitvorming voorbereid voor een Europees
verslaggevingssysteem voor alle lidstaten (EPSAS). De vraag is of en hoe lang de rijksoverheid
het zich kan veroorloven een afwijkend systeem te hanteren. Daarnaast is het de vraag
of een (te) late overstap niet kostenverhogend zal werken en zal noodzaken tot versnelde
implementatie. Tot dusver worden deze vragen door het kabinet gesteld noch beantwoord.
Het kabinet investeert via (pilots ter) toevoeging van extracomptabele informatie
voorlopig door in het bestaande stelsel, en evalueert in 2020 wat er nodig is aan
eventuele verdere stappen in de richting van een baten-lastenstelsel.
Graag blijven wij, mede op basis van ons onderzoek en onze vakkennis, de komende tijd
met u en met de betrokken ministers en vakdepartementen in gesprek over de voorgenomen
initiatieven en verdere mogelijkheden ter verbetering van het verslaggevingsstelsel.
Wij stellen voor als eerstvolgend moment hiervoor te gebruiken het vaste overleg tussen
de commissie voor Financiën en de Algemene Rekenkamer.
Wij sturen deze brief ook aan de Voorzitter van de Eerste Kamer, en in afschrift aan
de Koning, de Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Minister van Financiën.
Algemene Rekenkamer
drs. A.P. (Arno) Visser, president
drs. C. (Cornelis) van der Werf, secretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.P. Visser, president van de Algemene Rekenkamer