Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 125 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering tot strafbaarstelling van verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied (strafbaarstelling verblijf in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het verblijf zonder
toestemming in een door een terroristische organisatie gecontroleerd gebied strafbaar
te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. aan het misdrijf omschreven in artikel 134b.
2. In het derde lid wordt «onder b tot en met e» vervangen door «onder b tot en met
f» .
B
Na artikel 134a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 134b
1. Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie
wordt gestraft de Nederlander die, anders dan in opdracht van de staat of een volkenrechtelijke
organisatie, zonder toestemming van Onze Minister van Justitie en Veiligheid, opzettelijk
verblijft in een gebied dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen als een
onder controle van een terroristische organisatie staand gebied.
2. Met een Nederlander wordt voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld de
vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft.
ARTIKEL II
In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering wordt na
«132,» ingevoegd: 134b, .
ARTIKEL III
Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.