Schriftelijke vragen : De aanpassing van de Uitvoeringsregeling en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet
Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de aanpassing van de Uitvoeringsregeling en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (ingezonden 28 december 2018).
Vraag 1
Klopt het dat de Uitvoeringsregeling en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet met
ingang van 1 januari 2019 wijzigen?
Vraag 2
Kunt u aangeven of u met de wijziging van bovengenoemde regeling ook rekening heeft
gehouden met uw landbouwvisie waarbij u het principe van kringlooplandbouw huldigt?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze komt dat tot uitdrukking?1
Vraag 3
Deelt u de mening dat bij een wijziging van bovenstaande regeling ook rekening gehouden
dient te worden met de ambities van dit kabinet zoals bijvoorbeeld het sluiten van
kringlopen en het terugdringen van CO2? Zo nee, waarom niet? Kunt u aangeven op welke manier u dan uw landbouwvisie tot
wasdom wil laten komen?
Vraag 4
Heeft u met de wijziging van bovengenoemde regeling ook rekening gehouden met de ambitie
van dit kabinet om de hoeveelheid CO2 terug te dringen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Vraag 5
Deelt u de mening dat de wijziging van bovenstaande regeling zowel het sluiten van
kringlopen belemmert (het circulair benutten van mineralen verslechtert) als dat de
wijziging ook een negatieve impact op de CO2 uitstoot heeft? Kunt u motiveren waarom u tot deze wijziging bent gekomen?
Vraag 6
Bent u bekend met het verschil tussen aeroob (traditioneel composteren) en het anaeroob
composteren (vergisten van uitsluitend plantaardig materiaal)? Kunt u voor beide varianten
aangeven hoeveel energie nodig is (zoals bijvoorbeeld transport en bewerking) of oplevert
(groen gas)? Kunt u aangeven tot welke mineralenverliezen/broeikasgassen de beide
processen leiden?
Vraag 7
Deelt u de mening dat het traditioneel composteren niet de enige mogelijkheid meer
is om te komen tot een goed eindproduct voor inzet als meststof? Zo ja, ziet u de
meerwaarde van het vergisten van plantaardige reststromen? Zo nee, op basis van welk
onderzoek wijst u deze vorm af?
Vraag 8
Hoeveel en welke partijen hebben op de consultatie van bovenstaande regeling gereageerd?
Wat is er met de input van deze consultatieronde gebeurd?
Vraag 9
Waarom kan er geen vloeibare compost kan zijn? Op basis van welk artikel in het Meststoffenbesluit
wordt tot deze conclusie gekomen? Deelt u de mening dat het vreemd is dat dit uitgangspunt
gehuldigd wordt omdat er geen eisen worden gesteld in datzelfde Meststoffenbesluit
ten aanzien van het droge stof gehalte en alleen minimale eisen gesteld worden aan
het organische stof gehalte?
Vraag 10
Bent u voornemens om op zeer korte termijn naar het plantaardig digestaat te kijken
omdat het gebruik bijdraagt aan de kringlooplandbouw en het plantaardig digestaat
geen nadelig milieueffect kent (bijv. CO2)? Zo nee, waarom wilt u hier niet naar kijken?
Vraag 11
Bent u bekend met het feit dat sectorpartijen in reactie op een consultatiedocument
hiernaar gevraagd hebben, maar nog geen inhoudelijke reactie hebben ontvangen? Waarom
is dit niet opgepakt? Bent u bereid met deze partijen voor het einde van het jaar
in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Vraag 12
Bent u bereid deze vragen één voor één te beantwoorden?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.