Amendement : Amendement van het lid Stoffer over één streefdoel voor 2050 en rekening houden met Europees speelveld
34 534 Voorstel van wet van de leden Klaver, Asscher, Beckerman, Jetten, Dik-Faber, Yesilgöz-Zegerius en Agnes Mulder houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet)
Nr. 32 AMENDEMENT VAN HET LID STOFFER
Ontvangen 14 december 2018
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
1. Deze wet biedt een kader voor de ontwikkeling van beleid gericht op het onomkeerbaar
en stapsgewijs terugdringen van de emissies van broeikasgassen in Nederland.
II
Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:
2. Onze Ministers wie het aangaat streven naar een reductie van de emissies van broeikasgassen
van 95% in 2050, met inachtneming van het Europese speelveld, het belang van technologische,
bestuurlijke en maatschappelijke haalbaarheid en het belang van een betaalbare en
betrouwbare energievoorziening.
III
In artikel 3, tweede lid, wordt na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:
aa. de doelstellingen ten aanzien van de reductie van de emissies van broeikasgassen waar
Onze Ministers die het aangaat naar streven voor de middellange termijn;.
IV
Aan artikel 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het klimaatplan houdt rekening met het Europese speelveld, het belang van technologische
en bestuurlijke haalbaarheid, en het belang van een betaalbare en betrouwbare energievoorziening.
Toelichting
De indiener constateert dat verduurzaming van de gebouwde omgeving, de industrie,
de energiesector en de transportsector een grote en complexe opgave is. De haalbaarheid
van 95% reductie van de CO2-emissie in 2050, 49% reductie in 2030 en volledig CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050 is sterk afhankelijk van het internationale
speelveld, de beschikbaarheid van technisch personeel, technologische ontwikkelingen
en de financiële implicaties. De indiener is daarbij van mening dat de gewenste transitie
zo vormgegeven moet worden dat de energievoorziening betaalbaar en betrouwbaar blijft.
De indiener vindt dat de wijze waarop de doelstellingen in het wetsvoorstel zijn opgenomen
hier onvoldoende recht aan doet.
De initiatiefnemers van het wetsvoorstel geven enerzijds aan dat de voorgestelde doelstelling
van 95% CO2-reductie een «harde wettelijke norm [is], die de regering verplicht om dit te halen»
en anderzijds dat het gaat om een (politieke) opdracht aan de regering en niet om
een grenswaarde die bij de rechter afgedwongen kan worden. De indiener van het amendement
wil in dit verband wijzen op de Urgenda-zaak en de uitspraken van opeenvolgende rechtbanken
die laten zien dat de rechter vastgestelde doelstellingen serieus neemt en eigenstandig
beoordeelt, los van politieke afwegingen. De indiener zet dus vraagtekens bij de stelling
dat het ten aanzien van de voorgestelde doelstelling gaat om een grenswaarde die niet
bij de rechter afgedwongen kan worden. Hij wil juridisering van het klimaatbeleid,
ook als het gaat om de opgenomen streefdoelen, voorkomen. Hoe en wanneer beleidsdoelstellingen
gehaald moeten worden, moet wat hem betreft een politieke en democratisch vastgestelde
afweging blijven. Daarbij komt dat de richting van het beleid vanwege internationale
en Europese afspraken al duidelijk is en het opnemen van beleidsdoelstellingen in
wetgeving voor het verkrijgen van investeringsbereidheid en -zekerheid derhalve niet
nodig is.
De indiener stelt voor het streefdoel voor 2050 als stip op de horizon te handhaven,
met dien verstande dat rekening gehouden moet worden met het Europese speelveld de
haalbaarheid van het benodigde maatregelenpakket en met het belang van een betrouwbare
en betaalbare energievoorziening. Als het gaat om het Europese speelveld, doelt de
indiener op de ontwikkelingen in de Europese Unie op dit gebied. De nationale ambities
moeten afgestemd worden op de Europese ambities. Ook kunnen ambitieuze, nationale
doelen alleen op een goede manier gehaald worden als de Europese Unie zorgt voor een
goed functionerend emissiehandelssysteem en als sprake is van voldoende interconnectiecapaciteit
tussen lidstaten. Als het gaat om de bestuurlijke haalbaarheid, doelt de indiener
met name op de bestuurlijke haalbaarheid op decentraal niveau.
De indiener stelt verder voor om de separate streefdoelen voor 2030 en voor de elektriciteitsproductie
in 2050 te laten vervallen, en in plaats daarvan streefdoelen voor de middellange
termijn op te nemen in het vijfjaarlijkse klimaatplan, zodat de doelen ingebed zijn
in de integrale afweging die gemaakt moet worden.
Ook stelt de indiener voor de regering te verplichten om bij het opstellen van het
klimaatplan rekening te houden met het Europese speelveld en met de haalbaarheid van
maatregelen en om ervoor te zorgen dat de energievoorziening betrouwbaar en betaalbaar
blijft.
Stoffer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Chris Stoffer, Tweede Kamerlid