Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de ruimtebrief (Kamerstuk 35000-VIII-92)
2018D59123 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 14 november 2018 over de ruimtebrief
(Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 92).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
– Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
2
– Inbreng van de leden van de SP-fractie
3
– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
II
Reactie Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
4
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en
zien daarin geen aanleiding voor het stellen van vragen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben tijdens de begrotingsbehandeling van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap gevraagd aan de Minister of hij bereid is de brief met daarin
de loonruimte openbaar te maken. Op dit moment hebben alleen de werkgeversraden inzicht
in de volledige ruimte, terwijl er bij cao-onderhandelingen ook vakbonden aan tafel
zitten. De werknemersvertegenwoordiging heeft geen inzicht in de salarisruimte waardoor
onduidelijk is welke invulling zij kunnen geven en de cao-onderhandelingen onnodig lang duren. De Minister heeft toegezegd hier meer informatie over te
sturen naar de Kamer. De leden hebben met interesse kennisgenomen van de nadere informatie
in de ruimtebrief en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden lezen dat de Minister stelt dat de ruimtebrief een vertrouwelijk karakter
kent. Deze leden stellen dat openbaarheid van de brief ook zou kunnen bijdragen aan
de vertrouwelijkheid omdat hierdoor de vakbonden een gedegen keuze kunnen maken tussen
de middelen inzetten voor arbeidsvoorwaarden of aan een generieke salarisverhoging,
graag ontvangen zij hierop een reactie van de Minister.
De leden constateren dat voor de ruimtebrief een rekenmodel bepaalt hoeveel marktstijging
wordt door vertaald naar overheid en onderwijs en vervolgens het kabinet kan ingrijpen
in de percentages. Kan de Minister de vergelijking maken met de zorgsector waar de
overheid niet mag ingrijpen in de referentiesystematiek en de gegevens wel openbaar
zijn, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de van GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister
over nadere informatie over de ruimtebrieven. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden constateren dat de argumenten voor het afwijzen van het Wob-verzoek vooral
gaan over het beschermen van het werkgeversbelang aan de onderhandelingstafel en het
voorkomen van claims dat arbeidsvoorwaardengeld ook wordt besteed aan arbeidsvoorwaarden.
Zij vragen of de Minister kan aangeven aan welke andere zaken dan arbeidsvoorwaarden
de kabinetsbijdrage wordt uitgegeven. Worden hiermee reserves opgebouwd en zou de
Minister dit wenselijk vinden? Tevens vragen de leden of het klopt dat het referentiemodel
ontwikkeld is om publieke sectoren gelijke tred te kunnen laten houden met de markt.
Leidt het niet besteden van beschikbare middelen aan arbeidsvoorwaarden dan tot achterstanden
ten opzichte van de markt? Doordat de ruimtebrief niet openbaar is, kan niet vastgesteld
worden of het geld voor arbeidsvoorwaarden ook daaraan besteed wordt. Hierdoor is
het ook niet mogelijk om hierover een debat te voeren. Deelt de Minister deze mening,
zo vragen de voornoemde leden.
De leden constateren dat de ILO1-verdragen het beginsel van onderhandelingsvrijheid bevatten, zoals ook de Minister
noemt. De kern is vrijheid van vereniging en vrije collectieve onderhandelingen. De
voornoemde leden vragen hoe dit zich verhoudt tot de nullijn die in het verleden is
opgelegd. Dit kabinet stelde als voorwaarde voor de extra kabinetsbijdrage voor arbeidsvoorwaarden
van de leerkrachten dat «bovenwettelijke regelingen worden genormaliseerd». Waarom
kan dit wel volgens de ILO-verdragen en openbaarmaking van de loonruimte niet, zo
vragen deze leden.
De leden vragen of de onderhandelingen juist niet soepeler verlopen als de ruimtebrief
openbaar is. Dan is de financiële ruimte bekend en kunnen er betere inhoudelijk keuzes
gemaakt worden over besteding van de middelen. Wanneer de ruimtebrief bekend is, kunnen
partijen veel sneller cao’s afsluiten en tot inhoudelijke keuzes komen. Hoe ziet de
Minister dit, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief met nadere informatie
over de ruimtebrief. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden vragen de Minister of het klopt dat voorafgaand aan de onderhandelingen al
bekend is bij de overheidswerkgevers hoeveel loonruimte er uiteindelijk beschikbaar
is nadat allerlei zaken van de rijksbijdrage zijn afgetrokken. Zo ja, waarom worden
dit bedrag en alle andere bedragen die behoren tot de kabinetsbijdrage dan niet openbaar
gemaakt, zodat er een gelijkwaardige onderhandelingspositie voor de sociale partners
ontstaat? Zo nee, hoe weten de werkgevers dan tot hoeveel uiteindelijke loonruimte
zij kunnen gaan in onderhandelingen, aangezien er nog andere zaken bekostigd moeten
worden uit de rijksbijdrage?
Wat maakt dat de onderhandelingspositie van werkgevers belangrijker wordt geacht dan
die van werknemers, zo vragen de voornoemde leden. In hoeverre is dit, volgens de
Minister, nog te verdedigen gezien de jarenlange nullijn in het onderwijs en bezuinigingen
ook in andere sectoren? Voor wie is deze Minister er: voor de besturen of voor de
mensen die dagelijks in en voor de klas staan? Zij vragen of de Minister dan ook bereid
is de werknemers in het onderwijs, oftewel leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend
personeel, tegemoet te komen wel de ruimtebrief voortaan openbaar te maken.
De Minister geeft aan dat openbaarmaking van gegevens kan leiden tot grotere claims
op de onderhandelingstafel. Zij vragen of de Minister de mening van de leden van deze
fractie deelt dat dit ook het geval kan zijn als er geen inzage is in de hoogte van
de rijksbijdrage. Tevens vragen zij wat, volgens de Minister, het doorslaggevende
bezwaar is tegen een hogere looneis. Is de Minister het met de voornoemde leden eens
dat de loonontwikkeling al lange tijd achterblijft bij de economische ontwikkeling
en dat een inhaalslag hard nodig is? Tevens vragen zij of de Minister een relatie
ziet met het niet openbaar maken van de ruimtebrief aan de vakbonden. Is de doelstelling
van het niet openbaar maken aan de werknemers van de financiële ruimte niet het zo
weinig mogelijk geld uitgeven aan salarissen, zo vragen de voornoemde leden. Vindt
de Minister dat dit recht doet aan het belangrijke werk van werknemers in de publieke
sector? Tot slot vragen deze leden of hij zijn antwoord kan toelichten.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief van de
Minister over het vertrouwelijke karakter van de ruimtebrief. Het lijkt namelijk erop
dat de Minister het niet erg vindt als onderwijswerkgevers erin slagen geld dat is
bestemd voor arbeidsvoorwaarden anders te besteden dan aan arbeidsvoorwaarden voor
hun onderwijspersoneel. Zij vragen of de Minister afstand neemt van de geest van het
referentiemodel dat werd ontwikkeld om publieke sectoren gelijke tred te laten houden
met de markt. Tevens vragen zij of hij het acceptabel vindt dat onderwijspersoneel
wordt benadeeld ten opzichte van werknemers in de marktsectoren doordat kunstmatig
achterstanden worden veroorzaakt ten opzichte van de markt met beschikbare middelen
die onbesteed blijven.
De Minister verwijst naar het decentralisatieconvenant Primair Onderwijs. Kan de Minister
uitleggen waarom zijns inziens de Kamer bestaande afspraken en regels niet zou mogen
veranderen, zo vragen de voornoemde leden. Waarom zou de Tweede Kamer geen oordeel mogen vellen over de vraag of
het huidige model wel recht doet aan de overweging dat onderwijs iets is van ons allemaal?
De leden signaleren dat het vertrouwelijke karakter van de ruimtebrief slechts een
eenzijdige vertrouwelijkheid betekent. Voor de werkgevers bestaat deze vertrouwelijkheid
immers niet. De informatie van de ruimtebrief die de vakbonden en de politiek wordt
onthouden, maakt het hen onmogelijk om toe zien op de besteding van geld voor arbeidsvoorwaarden
maar ook om hierover een maatschappelijke discussie te voeren.
De Minister beroept zich op ILO-verdragen. De leden wijzen erop dat de kern van deze
verdragen vrijheid van vereniging en vrije collectieve onderhandelingen betreft. Deze
verdragen verplichten de overheid vrije onderhandelingen te bevorderen en te respecteren.
Zij zien in openbaarmaking van de loonruimte geen inbreuk op de vrije onderhandelingen,
zoals deze in deze verdragen is vastgelegd. Juist de geheimhouding staat een goede
werking van vrije collectieve onderhandelingen in de weg, zo constateren de leden,
want het gebrek aan openheid leidt tot de trage totstandkoming van onderwijs-cao’s.
Betekent dit tevens dat de Minister afstand neemt van de reactie van de toenmalige
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het advies van de commissie
Borstlap «Buitengewoon normale sturing» uit 2015: «Het kabinet beseft dat het basisuitgangspunt voor normale arbeidsverhoudingen
open en reëel overleg is en dit zal voor de toekomst de beleidslijn zijn.» Zo nee,
kan de Minister dan onthullen op welke wijze hij eenzijdige geheimhouding verenigt
met dat basisuitgangspunt, zo vragen de eerder genoemde leden.
II Reactie Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.