Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wilders over het bericht dat oud-minister Opstelten het ‘minder Marokkanen-proces’ zou hebben beïnvloed
Vragen van het lid Wilders (PVV) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht dat oud-minister Opstelten het «minder Marokkanen-proces» zou hebben beïnvloed (ingezonden 12 november 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 30 november 2018).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Beïnvloedde oud-Minister Opstelten het «minder
Marokkanen»-proces?»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Heeft u ook kennisgenomen van de e-mail die door RTL Nieuws op 31 mei aan u is gestuurd
via een medewerker van uw departement en waarin staat dat «meerdere bronnen tegen
RTL Nieuws gezegd hebben dat de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie, de
heer Opstelten, zich destijds tegenover (de voorzitter van) het College van Procureurs-Generaal
voorstander heeft getoond van het instellen van strafvervolging» en dat de toenmalige
Minister «een verzoek heeft gedaan om te besluiten tot het instellen van strafvervolging»
en dat «dit gegeven overigens schriftelijk is vastgelegd, onder meer in notulen van
het College van Procureurs-Generaal, en meerdere personen binnen het OM en het ministerie
hiervan op de hoogte zijn»?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Waarom heeft RTL Nieuws op de door haar gestelde vragen, die zij onder andere in de
vorm van een Wob-verzoek heeft gesteld welke procedure daardoor nu al bijna een half
jaar duurt, louter onvolledige en ontwijkende antwoorden ontvangen? Wat is de reden
dat veel vragen voor en lopende het Wob- verzoek niet direct – en concreet en volledig
– zijn beantwoord?
Antwoord 3
De gehele procedure vanaf de eerste persvragen van RTL Nieuws tot aan het besluit
op het Wob-verzoek van RTL Nieuws, heeft drie maanden geduurd. Voor de volledigheid
schets ik hier de gang van zaken.
RTL Nieuws heeft op 31 mei 2018 gevraagd of het klopte dat het al dan niet instellen
van strafvervolging destijds door de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie,
de heer Opstelten, is besproken met (de voorzitter van) het College van procureurs-generaal,
of het klopte dat de toenmalig Minister zijn opvatting hierover had ingekleed niet
als een formele aanwijzing maar als een informeel verzoek, en wat de reactie van de
voorzitter van het college hierop was. In antwoord hierop is op 6 juni 2018 geantwoord
dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) een zelfstandige vervolgingsbeslissing heeft
genomen op basis van eigen afwegingen, en dat de Minister hierover bij ambtsbericht
van 10 september 2014 is geïnformeerd, zoals te doen gebruikelijk in gevoelige zaken.
Hierop zijn door RTL Nieuws vervolgvragen gesteld, onder meer onder verwijzing naar
(vermeende) notities met opties zoals ook in vraag 18 genoemd, en een (vermeend) contact
met de directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, zoals ook in vraag 19 genoemd. Hierop is op 15 juni
2018 geantwoord dat ook na een nieuwe grondige check geen enkele indicatie is aangetroffen
dat het anders is gegaan dan zoals eerder aan RTL Nieuws gemeld, namelijk dat het
OM indertijd een zelfstandige vervolgingsbeslissing heeft genomen op basis van eigen
juridische afwegingen.
Er is ten behoeve van deze beantwoording onderzoek gedaan in de (digitale) systemen
van het bestuursdepartement en ook is navraag gedaan bij het OM. Bij dit onderzoek
zijn betrokken (oud-)medewerkers van het bestuursdepartement en het OM bevraagd.
Ook anderszins is niet gebleken van enige andere gang van zaken dan die al vanaf het
begin is gemeld door het OM, namelijk dat het OM zelfstandig de beslissing tot vervolging
heeft genomen op basis van eigen afwegingen.
Bij brief van 27 juni 2018 heeft RTL Nieuws vervolgens een Wob-verzoek ingediend over
«de beslissing om strafvervolging in te stellen tegen de heer G. Wilders wegens diens
«minder-Marokkanen» uitspraak in 2014 en de vraag of er enigerlei betrokkenheid is
geweest van mijn ministerie bij dat besluit van het openbaar ministerie«. In het besluit
op dit verzoek d.d. 23 augustus 2018 is vermeld dat het College van procureurs-generaal
mijn ambtsvoorganger met een ambtsbericht van 10 september 2014 heeft geïnformeerd
over het besluit van het OM om vervolging tegen de heer Wilders in te stellen. Het
genoemde ambtsbericht is middels interne correspondentie aan mijn ambtsvoorganger
aangeboden.
Volledigheidshalve maak ik ook melding van enkele andere stukken die zijn aangetroffen
bij de hierboven beschreven zoekacties betreffende deze zaak die buiten de reikwijdte
vielen van de door RTL Nieuws gestelde persvragen en het Wob-verzoek. Het OM heeft
mij laten weten te beschikken over een korte aantekening naar aanleiding van een regulier
periodiek overleg tussen de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig
voorzitter van het College van 2 april 2014 die inhoudt: «Wilders – procedure besproken
– 1000 aangiften».
Voorts is aangetroffen een aantal stukken van na de vervolgingsbeslissing van het
OM. Het betreft een memo van het OM van 24 september 2014 inzake de beveiliging rondom
een eventuele rechtszaak. Verder een ambtsbericht van 7 oktober 2014 waarin het College
van procureurs-generaal mijn ambtsvoorganger heeft geïnformeerd over vervolgstappen.
Vervolgens heeft het College van procureurs-generaal mijn ambtsvoorganger bij ambtsbericht
van 17 december 2014 geïnformeerd over de openbaarmaking van de vervolgingsbeslissing.
Op 18 december 2014 heeft het OM hierover een persbericht uitgebracht.
Vraag 4
Indien RTL Nieuws uw departement in een e-mail aan u vraagt of het correct is dat
de toenmalig Minister zijn opvatting als een verzoek en niet als een aanwijzing heeft
ingekleed en dat dat is vastgelegd in onder meer de notulen van het College van procureurs-peneraal,
deelt u dan de mening dat het het navolgende antwoord van uw ministerie namens u zoals
gegeven op 6 juni 2018 middels een mail van een van uw medewerkers volstrekt ontwijkend
is: «Het OM heeft een zelfstandig vervolgingsbeslissing genomen op basis van eigen
afwegingen. Voor de achtergronden hiervan verwijs ik naar het OM. Voor uw vraag over
de notulen van het College verwijs ik u eveneens aan het OM»? Kunt u nu alsnog deze
vragen klip en klaar beantwoorden in antwoord op deze kamervragen?
Antwoord 4
Nee, die mening deel ik niet. Ik zal de vragen in het vervolg van deze antwoorden
zo goed mogelijk beantwoorden.
Vraag 5
Bent u zich er van bewust dat een dergelijke onvolledige en ontwijkende beantwoording
op de terechte vragen die RTL Nieuws zowel het ministerie als het OM heeft voorgelegd,
de schijn wekt dat er iets te verbergen valt en de bronnen van RTL Nieuws de waarheid
spreken, zeker gelet op de uitspraken die de voormalig Minister van Veiligheid en
Justitie, de heer Opstelten deed op 21 maart 2014: «Dit zijn uitspraken die echt niet
kunnen, walgelijk. Dit past niet in een land als Nederland. Intrekken, dat moet hij
doen.»?
Antwoord 5
Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te
hebben genomen op basis van eigen afwegingen. Er is aan RTL Nieuws meermalen bericht
dat bij de onder vraag 3 beschreven onderzoeken in de systemen niet is gebleken van
een (formele) aanwijzing van de Minister ex artikelen 127 en 128 Wet op de Rechterlijke
Organisatie (Wet RO), noch van enig verzoek tot vervolging.
Vraag 6
Indien de informatie van RTL Nieuws over het verzoek van de voormalig Minister of
het bestaan van notulen onjuist zou zijn, waarom heeft u dit in in antwoord op alle
verzoeken van RTL Nieuws sinds mei van dit jaar, dan niet ontkend?
Antwoord 6
Zoals bij de vorige vraag reeds is aangegeven is RTL Nieuws meermalen bericht dat
bij onderzoek in de mij ter beschikking staande documenten niet is gebleken van een
(formele) aanwijzing van de Minister ex artikelen 127 en 128 Wet RO, noch van een
verzoek tot vervolging. Tijdens de zoekacties zoals in het antwoord op vraag 3 beschreven,
is betreffende de vervolgingsbeslissing alleen het ambtsbericht van 10 september 2014
aangetroffen waarin mijn ambtsvoorganger door het College van procureurs-generaal
is geïnformeerd over de door het OM genomen beslissing.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het volstrekt onaanvaardbaar zou zijn indien een Minister het
OM verzoekt een Kamerlid, tevens leider en fractievoorzitter van een oppositiepartij,
strafrechtelijk te vervolgen of op welke wijze dan ook zou aangeven dat wenselijk
te vinden?
Antwoord 7
Ingevolge de artikelen 127 en 128 Wet RO kan de Minister van Justitie en Veiligheid
een aanwijzing geven. De Minister van Justitie en Veiligheid maakt zeer terughoudend
gebruik van zijn wettelijke aanwijzingsbevoegdheid.
Vraag 8
Is er vanuit het ministerie contact geweest met de voormalig Minister van Veiligheid
en Justitie, de heer Opstelten, naar aanleiding van de verzoeken om informatie van
RTL? Zo ja, waaruit bestond dit contact en wat is er precies besproken met de heer
Opstelten? Wat was zijn reactie? Zo nee, waarom niet? Is er contact geweest met de
oud voorzitter van het College van procureurs-generaal? Zo ja, waaruit bestond dat
contact precies en wat is precies met hem besproken? Wat was zijn reactie?
Antwoord 8
Vanuit het departement is aan de heer Opstelten ter kennisneming de reactie van het
OM doorgestuurd, die op dat moment reeds aan RTL Nieuws was verstrekt. De heer Opstelten
heeft daarop de e-mail waarin hij RTL Nieuws berichtte niets toe te voegen te hebben
aan de reeds door het OM gegeven reactie, ter kennisneming doorgezonden aan mijn departement.
Vanuit het OM is er contact geweest met de oud-voorzitter van het College. Hij heeft
aangegeven geen aanwijzing of verzoek te hebben gehad van de toenmalig Minister van
Justitie en Veiligheid en dat het OM zelfstandig de beslissing tot vervolging heeft
genomen.
Vraag 9
Heeft de voormalige Minister van Veiligheid en Justitie, de heer Opstelten, of een
van zijn ambtenaren, zich destijds tegenover de Voorzitter of andere leden of medewerkers
van het College van procureurs-generaal of tegenover anderen werkzaam bij het OM,
voorstander getoond van het instellen van strafvervolging tegen mij vanwege de uitspraken
die ik heb gedaan over Marokkanen op 12/19 maart 2014, dan wel op enigerlei manier
kenbaar gemaakt wat zijn standpunt daarover was, dan wel om strafvervolging heeft
verzocht, nog vóór het OM – naar eigen zeggen zelfstandig en op basis van eigen afwegingen-
een vervolgingsbeslissing had genomen? Zo ja, op welke manier en in welke vorm is
dit gebeurd en wat is er precies gezegd?
Antwoord 9
Ik kan geen kennis dragen van wat alle ambtenaren van mijn departement communiceren
met medewerkers van het OM. Zo kan bijvoorbeeld sprake zijn van medewerkers die een
persoonlijke opvatting ventileren of bijvoorbeeld van een miscommunicatie. Zoals reeds
meermalen is aangegeven, is niet gebleken van een (formele) aanwijzing of een verzoek
van dien aard van de toenmalig Minister. Ook van een dergelijk verzoek van een ambtenaar
van mijn departement is mij niet gebleken. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig
de beslissing tot vervolging te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Vraag 10
Is het u bekend dat toen de heer Opstelten hiernaar werd gevraagd door RTL Nieuws
hij voor een reactie verwees naar de reactie van het OM? Is het u voorts bekend dat
de oud-voorzitter van het College van procureurs-generaal de heer Bolhaar eerst ook
via zijn woordvoerder verwees maar het OM maar na aandringen van RTL Nieuws zei dat
het commentaar van het OM niet leidend was en zich ineens onthield van commentaar?
Hoe verklaart u dit?
Antwoord 10
Zoals reeds op vraag 8 is geantwoord, is mij bekend dat de heer Opstelten RTL Nieuws
heeft gemeld niets toe te voegen te hebben aan de reactie van het OM. Het is het College
bekend dat de oud-voorzitter van het College eerst via zijn woordvoerder verwees naar
de reactie van het OM. Van een reactie van de oud-voorzitter zoals hierboven beschreven
is het College niets bekend.
Vraag 11
Zijn eventuele uitlatingen van de heer Opstelten, of een van zijn ambtenaren, zoals
hiervoor bij vraag 9 genoemd op enigerlei manier schriftelijk vastgelegd, zoals bijvoorbeeld
in (ambtelijke) notities, gespreksverslagen, agenda’s, besluitenlijsten of notulen
van uw ministerie of het Collega van procureurs-generaal of elders bij het OM? Zo
ja, kunt u die stukken toevoegen als bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen?
Antwoord 11
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Tijdens de onder vraag 3 beschreven onderzoeken
zijn geen uitlatingen van deze strekking in wat voor schriftelijke vorm dan ook aangetroffen.
Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging te
hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Vraag 12
Heeft de Minister van Justitie destijds notulen, die op basis van artikel 6, eerste
lid, jo. artikel 6, zesde lid, van het Reglement van Orde College van procureurs-generaal
«zo spoedig mogelijk na een vergadering een besluitenlijst, waarin de conclusies en
afspraken worden opgenomen» door de secretaris worden ontworpen en het feit dat «de
vastgestelde notulen, met uitzondering van onderdelen van personeelsvertrouwelijke
en van (dienst)- vertrouwelijke aard, zo spoedig mogelijk ter kennis worden gebracht
van de parkethoofden en van de Minister van Justitie.» ontvangen van het College van
procureurs-generaal die op enigerlei te maken hebben met (overwegingen omtrent de)
vervolgingsbeslissing cq. onderhavige strafzaak? Zo ja, kunt u deze stukken toevoegen
als bijlage bij beantwoording van deze Kamervragen? Indien het antwoord op de laatste
vraag ontkennend is, waarom niet?
Antwoord 12
Onder meer in het kader van de behandeling van het Wob-verzoek van RTL Nieuws is expliciet
gezocht naar notulen met (overwegingen omtrent de) vervolgingsbeslissing dan wel de
strafzaak op het departement en het OM. Deze zijn niet aangetroffen.
Vraag 13
Heeft de Minister destijds informatie ontvangen omtrent de (overwegingen omtrent de)
vervolgingsbeslissing cq. deze strafzaak van het College van procureurs-generaal die
voortvloeit uit de verplichtingen van artikel 11, eerste lid, jo. derde lid Reglement
van Orde College van procureurs-generaal? Zo ja, kunt u deze informatie met de Kamer
delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Mijn ambtsvoorganger is door het College van procureurs-generaal bij ambtsbericht
van 10 september 2014 over de door het OM genomen vervolgingsbeslissing geïnformeerd.
In ambtsberichten informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid, gelet
op de ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid over bepaalde gevoelige
zaken en onderwerpen. Met de informatie die langs deze weg tot mij komt, ga ik prudent
om. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten de strafrechtketen om
gevolgen heeft voor een zaak. Ik zal daarom geen afschrift doen van dit ambtsbericht.
Vraag 14
Heeft de Minister destijds aangegeven aan het College van procureurs-generaal danwel
aan het OM dat de Minister op de hoogte wenste te worden gehouden van ontwikkelingen,
onderzoek en besluiten aangaande de (overwegingen omtrent de) vervolgingsbeslissing
cq. deze strafzaak?
Antwoord 14
Ingevolge artikel 11 van het Reglement van Orde van het College van procureurs-generaal
en artikel 129 Wet RO, informeert het College de Minister van Justitie en Veiligheid
over (de voortgang van) gevoelige strafzaken. Zoals ook in de brief d.d. 21 december
2016 van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer2, in reactie op de motie Van der Staaij-Segers d.d. 12 oktober 20163, is aangegeven, stelt mij dat in de gelegenheid om mijn politieke verantwoordelijkheid
voor het handelen van het OM waar te maken. Ik verwijs verder naar het antwoord op
vraag 3.
Vraag 15
Bent u bekend met het doen van een zogenaamd «verzoek» omtrent strafvervolging in
plaats van het geven van een «aanwijzing» aan het College van procureurs-generaal?
Zo ja, hoe vaak heeft het College van procureurs-generaal een dergelijk «verzoek»
ontvangen? Kunt u met 100% zekerheid uitsluiten dat er in onderhavige zaak een dergelijk
«verzoek» is gedaan aan het College? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 15
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 9. Bij de onder vraag 3 beschreven onderzoeken
is daar niets van gebleken. Ik verwijs hierbij ook naar het antwoord op vraag 16.
Vraag 16
Kunt u voor 100% uitsluiten dat er sprake is geweest van enig «verzoek», advies, opvatting
enz die vanuit het Ministerie van V&J of BZK of enig ander departement richting College
van procureurs-generaal danwel richting het OM, op wat voor manier dan ook, is kenbaar
gemaakt omtrent de te nemen vervolgingsbeslissing?
Antwoord 16
Ik kan geen kennis dragen van wat alle ambtenaren van alle departementen bespreken
met medewerkers van het OM. Zoals reeds meermalen is aangegeven, is niet gebleken
van een (formele) aanwijzing of een verzoek van dien aard van mijn ambtsvoorganger.
Van een dergelijk verzoek van een ambtenaar van een van de departementen is ook niet
gebleken. Het OM heeft bij herhaling aangegeven zelfstandig de beslissing tot vervolging
te hebben genomen op basis van eigen afwegingen.
Vraag 17
Klopt het dat het College van procureurs-generaal (of leden daarvan, functionarissen)
regulier overleg heeft met de Minister van Justitie of de secretaris-generaal? Zo
ja, is er na de uitspraken op 12/19 maart 2014 en voor de beslissing tot het instellen
van strafvervolging een dergelijk overleg geweest? Zo ja, is dat overleg op enigerlei
wijze schriftelijk vastgelegd of voorbereid door middel van notities en/of agenda’s?
Indien dit het geval is, kunt u de passages uit deze verslaglegging en agenda’s en
notities en dergelijke die op enige manier te maken hebben met onderhavige zaak openbaar
maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Er is regelmatig overleg tussen de Minister van Justitie en Veiligheid en de top van
het OM. Dat gebeurt in het overleg zoals bedoeld in artikel 12 van het Reglement van
Orde van het College van procureurs-generaal. Daar worden beleids- en beheersmatige
onderwerpen besproken. Daarnaast informeert het College de Minister over gevoelige
onderwerpen, ex artikel 11 Reglement van Orde. Dat gebeurt soms in persoon, maar veelal
via ambtsberichten. Tussen 12/19 maart 2014 en de beslissing van het OM, om tot vervolging
over te gaan – september 2014 – is er regulier overleg geweest tussen de toenmalig
Minister van Veiligheid en Justitie en de toenmalig voorzitter van het College van
procureurs-generaal. Van deze overleggen wordt geen verslag opgemaakt. Zoals in het
antwoord op vraag 3 is aangegeven heeft het OM mij laten weten over een korte aantekening
te beschikken van dit reguliere overleg. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag
3.
Vraag 18
Klopt het dat het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR) indertijd
één of meerdere notities heeft opgesteld of heeft laten opstellen over (opties van)
het wel of niet strafrechtelijk vervolgen van mij voor bovengenoemde uitspraken? Zo
ja, kunt u die stukken toevoegen als bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Uit de onder vraag 3 beschreven onderzoeken is mij niet gebleken van dergelijke notities.
Vraag 19
Klopt het dat het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR) indertijd
contact heeft gehad met de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving (CZW) over
(opties van) het wel of niet strafrechtelijk vervolgen van mij voor bovengenoemde
uitspraken? Zo ja, was de toenmalige Minister van BZK ook van dit contact op de hoogte?
Zo ja, kunt u die stukken toevoegen als bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen?
Antwoord 19
Bij navraag binnen beide departementen en de onder vraag 3 beschreven onderzoeken,
is mij niet gebleken van dergelijke contacten.
Vraag 20
Kunt u alle schriftelijke stukken zoals bijvoorbeeld (ambtelijke) notities, gespreksverslagen,
agenda’s, besluitenlijsten en notulen waaruit blijkt dat de eventuele vervolging van
mij ter sprake is gekomen dan wel anderszins aan de orde is gekomen toevoegen als
bijlage bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 20
Voor de aangetroffen documenten verwijs ik naar het antwoord op vraag 3. Alleen het
ambtsbericht van 10 september 2014 heeft betrekking op de totstandkoming van de vervolgingsbeslissing.
Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 21.
Vraag 21
Klopt het dat het OM de Minister heeft geïnformeerd over de strafzaak en over de voorgenomen
vervolgingsbeslissing? Zo ja, op welke wijze en wanneer en kunt u een afschrift hiervan
voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Ja, dat klopt. Over de vervolgingsbeslissing in deze zaak is mijn ambtsvoorganger
geïnformeerd bij ambtsbericht van 10 september 2014. In ambtsberichten informeert
het College mij, gelet op mijn ministeriële verantwoordelijkheid, in alle vertrouwelijkheid
over bepaalde gevoelige zaken en onderwerpen. Met de informatie die langs deze weg
tot mij komt, ga ik prudent om. Voorkomen moet worden dat informatieverstrekking buiten
de strafrechtketen om gevolgen heeft voor een zaak. Ik zal daarom geen afschrift doen
van dit ambtsbericht.
Vraag 22
Kunt u (de relevante passages van) het ambtsbericht van het OM van 10 september 2014,
waarnaar in het Besluit inzake het WOB-verzoek d.d. 23 augustus 2018 wordt verwezen,
als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 22
Zie het antwoord op vraag 21 voor de toelichting waarom ambtsberichten niet openbaar
gemaakt worden.
Vraag 23
Betreft «persoonlijke beleidsopvattingen» in het ambtsbericht ingevolge pagina 4 van
het Besluit inzake het WOB-verzoek van 23 augustus 2018 alleen «persoonlijke beleidsopvattingen»,
standpunten, onderliggende argumenten en de weging van relevante feiten en omstandigheden
bij het te nemen besluit over het instellen van strafvervolging van (functionarissen
van) het college van procureurs-generaal? Kunt u deze openbaar maken?
Bevat dit ambtsbericht ook (verwijzingen naar of delen van) «persoonlijke beleidsopvattingen»,
standpunten, onderliggende argumenten en de weging van relevante feiten en omstandigheden
bij het te nemen besluit over het instellen van strafvervolging van de toenmalig Minister
van V&J, danwel functionarissen van het Ministerie van V&J? Zo ja, kunt u die openbaar
maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 23
Zoals door het OM is aangegeven, is de beslissing tot vervolging geheel zelfstandig
genomen door het OM, op basis van eigen afwegingen. Het ambtsbericht waarin deze beslissing
wordt gemeld, bevat die afwegingen.
Vraag 24
Betreft «persoonlijke beleidsopvattingen» in het ambtsbericht ingevolge pagina 4 van
het Besluit inzake het WOB-verzoek van 23 augustus 2018 alleen «persoonlijke beleidsopvattingen»,
standpunten, onderliggende argumenten en de weging van relevante feiten en omstandigheden
bij het te nemen besluit over het instellen van strafvervolging van in van de (toenmalig)
Minister van Veiligheid en Justitie of andere functionarissen van het Ministerie van
(toen) V&J? Zo ja, kunt u die openbaar maken?
Antwoord 24
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 23.
Vraag 25
Kunt u (de relevante passages van) de ambtsberichten van het OM van 7 oktober 2014
en 17 december 2014 waarnaar in het Besluit inzake het WOB-verzoek d.d. 23 augustus
2018 wordt verwezen, als bijlage voegen bij de beantwoording van deze Kamervragen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 25
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 21.
Vraag 26
Indien het niet mogelijk is om enig, via de hierboven gestelde vragen, document als
bijlage bij de beantwoording van de Kamervragen te openbaren, is het dan mogelijk
op een andere wijze (vertrouwelijke) inzage te krijgen in deze stukken? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 26
Ik verwijs naar het antwoord op de vragen 17 en 21 voor een toelichting waarom ambtsberichten
absoluut vertrouwelijk dienen te blijven. Dit geldt ook voor het (vertrouwelijk) inzage
krijgen in het ambtsbericht.
Vraag 27
Sinds wanneer precies was u als huidig Minister op de hoogte van deze kwestie?
Antwoord 27
Al voor mijn aantreden als Minister van Justitie en Veiligheid was ik op de hoogte
van de beslissing van het OM tot vervolging over te gaan.
Vraag 28
Wie heeft u hierover op de hoogte gesteld?
Antwoord 28
Ik was door openbare bronnen op de hoogte van de beslissing van het OM.
Vraag 29
Wilt u al deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 29
Ja.
Vraag 30
Kunt u de beantwoording van deze vragen vóór dinsdag 20 november 12.00 uur naar de
Kamer sturen?
Antwoord 30
De vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.