Nota van wijziging : Nota van wijziging
34 997 Regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen)
Nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 29 november 2018
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komt de begripsomschrijving van «coffeeshop» te luiden:
«coffeeshop: coffeeshop als bedoeld in artikel 6a;».
B
In artikel 4, eerste lid, wordt «tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders
wordt bepaald» vervangen door «tenzij bij algemene maatregel van bestuur een andere
looptijd wordt bepaald» en wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende «Bij algemene
maatregel van bestuur kan de looptijd met ten hoogste een jaar en zes maanden worden
verlengd.»
C
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt aan het slot een zin toegevoegd, luidende: Onze Ministers
kunnen een aanwijzing intrekken.
2. In het derde lid wordt «Bij» vervangen door «Bij of krachtens».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Een aanvraag om een aanwijzing kan in elk geval worden afgewezen of een aanwijzing
kan in elk geval worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld
in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
5. Voordat toepassing wordt gegeven aan het vierde lid, kan het Bureau bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet
bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als
bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.
D
Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:
2. Ingeval van spoed kunnen Onze Ministers ter bescherming van de volksgezondheid
of in het belang van de openbare orde en veiligheid een last tot onmiddellijke staking
van de uitvoering van het experiment aan een aangewezen gemeente opleggen. Van het
opleggen van de last wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Na het onherroepelijk
worden van het besluit tot oplegging van de last, wordt een voordracht voor een wijziging
van de krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur gedaan,
waarbij de aanwijzing van de betreffende gemeente wordt beëindigd.
E
Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6a
1. De burgemeester van een gemeente als bedoeld in artikel 6, eerste lid, bepaalt
hoeveel coffeeshops in zijn gemeente zijn toegestaan.
2. Een coffeeshop wordt aangemerkt als toegestaan, indien daar de verkoop van hennep
of hasjiesj mag plaatsvinden op grond van een expliciete verklaring of bestendige
gedragslijn van de burgemeester.
F
In artikel 9 wordt «artikel 6 of 7» vervangen door «artikel 6, eerste en tweede lid,
7, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, onder b en c, en tweede lid,».
G
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 9a
1. Onze Ministers zijn bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen ter zake van overtreding
van de regels, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, onderdeel 1°, en onder c,
voor zover dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald.
2. De op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste
het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde
lid, van het Wetboek van Strafrecht.
H
In artikel 10 wordt na «bestuursdwang» ingevoegd «aan een coffeeshop», wordt «sub
2°» vervangen door «onderdeel 2°» en wordt aan het slot een zinsnede ingevoegd, luidende
«, alsmede ter handhaving van de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht gestelde verplichting».
I
In artikel 11, eerste lid, wordt «het experiment te volgen en te evalueren» vervangen
door «het experiment en de uitvoering van de evaluatie te volgen».
J
In artikel 13 wordt na «artikel» ingevoegd «4, eerste lid,» en wordt voor «of» ingevoegd
«9a, eerste lid,».
K
Artikel 14 komt te luiden:
Artikel 14
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt als volgt
gewijzigd:
1. In artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt in de aanhef na «registratie» ingevoegd
«, aanwijzing» en wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 15°
door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
16°. artikel 5 van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen.
2. In artikel 27, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor zover het bestanden betreft
waarvan de gegevens worden verwerkt door de Inspectie gezondheidszorg en jeugd.
L
Artikel 15 komt te luiden:
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 2017 ingediende voorstel van
wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de Wet toetreding
zorgaanbieders (Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders; 34768) tot wet is of
wordt verheven en artikel V van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan
deze wet, wordt artikel 14 van deze wet als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «onderdeel 15°» vervangen door «onderdeel 16°» en wordt het in te voegen onderdeel genummerd 17°.
2. Het tweede lid vervalt.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 4 september 2017 ingediende voorstel van
wet tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de Wet toetreding
zorgaanbieders (Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders; 34768) tot wet is of
wordt verheven en artikel V van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt
artikel V van die wet als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A wordt «onderdeel 15°» vervangen door «onderdeel 16°» en wordt het in te voegen onderdeel genummerd 17°.
2. Het tweede lid vervalt.
M
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. Deze wet vervalt vier jaar en zes maanden na het tijdstip, bedoeld in artikel 4,
eerste lid, tenzij krachtens dat artikel bij algemene maatregel van bestuur anders
wordt bepaald.
Toelichting
Met deze nota van wijziging wordt een aantal inhoudelijke verbeteringen aangebracht
in het wetsvoorstel. De voorgestelde wijzigingen worden hieronder nader toegelicht.
Deze toelichting is mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Onderdeel A
Met dit onderdeel wordt de begripsomschrijving van «coffeeshop» gewijzigd. Aanvankelijk
was aangesloten bij de begripsomschrijving uit de Aanwijzing Opiumwet van het College
van procureurs-generaal (Stcrt. 2015, 5391). Omdat in het voorgestelde nieuwe artikel 6a geregeld wordt welke coffeeshops deelnemen
aan het experiment (zie verder de toelichting bij onderdeel E), is ervoor gekozen
om in de begripsomschrijving bij dat artikel aan te sluiten. Een coffeeshop in de
zin van de onderhavige wet is een coffeeshop die in een aangewezen gemeente is toegestaan.
Onderdeel B
In artikel 4, eerste lid, is bepaald dat de looptijd van de experimenteerfase vier
jaar bedraagt, waarna het experiment binnen ten hoogste zes maanden wordt afgebouwd.
Bij algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) kan echter anders worden bepaald.
Hieromtrent is in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2017/18, 34 997, nr. 3, blz. 6) overwogen dat de totale duur van de experimenteer- en afbouwfase niet langer
dan zes jaar mag bedragen. Met inachtneming van de duur van ten hoogste zes maanden
voor de afbouwfase, kan dus bij amvb de looptijd van de experimenteerfase ten hoogste
met een jaar en zes maanden worden verlengd. Met dit onderdeel wordt dit alsnog vastgelegd
in artikel 4, eerste lid, van de wet. Daarmee wordt aangesloten bij de Aanwijzingen
voor de regelgeving waarin is bepaald dat afwijkende voorschriften die bij wijze van
experiment worden ingevoerd, een tijdelijk karakter hebben en dat de maximale geldingsduur
van de tijdelijke afwijking in de hogere regeling, op wetsniveau moet worden bepaald.
Onderdeel C
Met dit onderdeel wordt artikel 5 op drie punten aangepast. Allereerst wordt in het
eerste lid uitdrukkelijk voorzien in de bevoegdheid van de betrokken Ministers om
een aanwijzing als teler in te trekken. Voorts wordt in het derde lid de delegatiegrondslag
aangepast, omdat het bij nader inzien wenselijk is om bepaalde aspecten van meer technische
of gedetailleerde aard niet bij amvb, maar in een ministeriële regeling te regelen.
Tot slot worden twee nieuwe leden aan artikel 5 toegevoegd. Deze leden hebben betrekking
op de mogelijkheid om in het kader van de aanwijzing van een teler of eventueel met
het oog op de intrekking van een aanwijzing een toetsing op grond van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) te kunnen
verrichten. Die bevoegdheid moet op wetsniveau worden geregeld. Abusievelijk was daarin
niet voorzien in het wetsvoorstel; die omissie wordt hierbij hersteld.
Onderdeel D
Artikel 6 ziet op de deelname van gemeenten aan het experiment. Op grond van het eerste
lid worden de deelnemende gemeenten bij amvb aangewezen. Indien dat aan de orde is,
kan door wijziging van de amvb de deelname van een gemeente worden beëindigd. Een
dergelijke procedure neemt de nodige tijd in beslag. Het is echter voorstelbaar dat
de situatie in een deelnemende gemeente van dien aard is dat het niet opportuun is
om die procedure af te wachten. Daartoe strekt de herformulering van het tweede lid,
zoals in dit onderdeel is vervat. Op grond van dat lid kunnen de betrokken Ministers
een last tot onmiddellijke staking van de uitvoering van het experiment in de gehele
gemeente opleggen. Te denken valt aan de situatie waarin de burgemeester van oordeel
is dat door het experiment de openbare orde in de gemeente dermate wordt verstoord of dreigt te worden verstoord
dat dit een staking van het experiment in zijn gehele gemeente rechtvaardigt. De Ministers
kunnen uitsluitend daartoe overgaan ingeval van spoed en ter bescherming van de volksgezondheid
of in het belang van de openbare orde en veiligheid. Hiermee is duidelijk dat deze
bevoegdheid niet lichtvaardig kan worden aangewend en alleen geldt als noodremvoorziening.
Indien wordt besloten tot oplegging van een last tot onmiddellijke staking, moet deze
worden gepubliceerd in de Staatscourant. Voor belanghebbenden staat de rechtsbescherming
van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) open. Nadat het besluit tot oplegging
van de last onherroepelijk is geworden, dat wil zeggen als er geen of tevergeefs rechtsmiddelen
zijn aangewend, moet de procedure in gang worden gezet om de amvb waarbij de betreffende
gemeente is aangewezen als deelnemende gemeente, aan te passen. Hieruit volgt dat
aanpassing van de amvb niet aan de orde kan zijn als het besluit tot oplegging van
de last door de rechter wordt vernietigd.
Voor de duidelijkheid wordt vermeld dat vorenomschreven bevoegdheid van de betrokken
Ministers de bevoegdheid van de burgemeester van een aangewezen gemeente onverlet
laat om op grond van artikel 10 handhavend op te treden tegen een individuele coffeeshop.
Onderdeel E
Met dit onderdeel wordt een nieuw artikel 6a geïntroduceerd. In het onderhavige wetsvoorstel
is reeds bepaald welke telers aan het experiment meedoen (namelijk de telers die krachtens artikel 5 bij besluit van de betrokken
Ministers zijn aangewezen) en welke gemeenten (namelijk de gemeenten die krachtens
artikel 6 bij amvb zijn aangewezen). Naast de telers en gemeenten gelden ook de coffeeshops
als deelnemers aan het experiment. Het is daarom van belang dat in dit wetsvoorstel
ook regels over de coffeeshops worden opgenomen, mede in het licht van de in de Aanwijzingen
voor de regelgeving neergelegde regel dat bij de verdeling van de elementen van een
regeling over de wet en algemeen verbindende voorschriften van lager niveau, de wet
tenminste de hoofdelementen van de regeling bevat (aanwijzing 2.19).
Uit het eerste lid volgt dat de burgemeester van een aangewezen gemeente bepaalt hoeveel
coffeeshops in zijn gemeente zijn toegestaan. Dit sluit aan bij de huidige praktijk
waarin de burgemeester in het kader van het gedoogbeleid kan bepalen of in zijn gemeente
coffeeshops worden gedoogd en, zo ja, hoeveel. Het ligt in de rede om ook in het kader
van het experiment deze bevoegdheid in handen te laten van de burgemeester, aangezien
hij bij uitstek zicht heeft op de lokale omstandigheden en de gevolgen van de aanwezigheid
van coffeeshops in zijn gemeente.
Het tweede lid gaat over de vraag wanneer een coffeeshop als een «toegestane coffeeshop»
in de zin van het experiment geldt. Dat is het geval indien daar de verkoop van hennep
of hasjiesj mag plaatsvinden op grond van een expliciete verklaring of bestendige
gedragslijn van de burgemeester van de betreffende gemeente. In de huidige praktijk
bepaalt de burgemeester van een gemeente niet alleen of en, zo ja, hoeveel coffeeshops
in zijn gemeente zijn toegestaan, maar ook welke coffeeshops dat zijn. Net als met
het eerste lid wordt met het tweede lid dus beoogd om in het kader van het experiment
zoveel mogelijk bij de huidige praktijk aan te sluiten. In de huidige praktijk wordt
in sommige gemeenten gewerkt met gedoogverklaringen. Op die verklaringen wordt gedoeld
waar in het tweede lid wordt gesproken van «expliciete verklaring». In andere gemeenten
wordt niet met dergelijke verklaringen gewerkt, maar is binnen de gemeente op andere
wijze genoegzaam bekend welke coffeeshops worden gedoogd. Vandaar dat in het tweede
lid ook wordt gesproken van «bestendige gedragslijn».
Onderdeel F
Met dit onderdeel wordt in artikel 9 de afbakening tussen de handhavingsbevoegdheid
van de betrokken Ministers en die van de burgemeesters van de deelnemende gemeenten
meer gespecificeerd aangegeven.
Onderdeel G
Op grond van artikel 9 zijn de betrokken Ministers bevoegd om ter handhaving van de
geldende eisen een last onder bestuursdwang op te leggen. Eenzelfde bevoegdheid is
in artikel 10 toegekend aan de burgemeesters van de deelnemende gemeenten ten aanzien
van de coffeeshops in hun gemeenten. Hierbij is aangesloten bij artikel 13b van de
Opiumwet, op grond waarvan in de huidige praktijk in voorkomend geval wordt overgegaan
tot tijdelijke (of in uitzonderlijke gevallen tot definitieve) sluiting van een coffeeshop.
In het kader van het experiment stuit de toepassing van het instrument van bestuursdwang
in de vorm van tijdelijke sluiting op bezwaren, indien die last wordt opgelegd aan
een aangewezen teler. Een dergelijke last leidt er namelijk toe dat de bedrijfsvoering
op de teeltlocatie voor bepaalde duur moet worden stilgelegd. Hierdoor zal in ieder
geval de continuïteit van de levering van hennep en hasjiesj door die betreffende
teler tijdelijk stil komen te liggen. Dit kan ertoe leiden dat de algehele continuïteit
van de levering van hennep en hasjiesj tijdelijk in gevaar komt. In algemene zin is
dit bezwaarlijk voor de uitvoering van het experiment, maar meer in het bijzonder
voor de coffeeshops, aangezien zij uitsluitend hennep en hasjiesj mogen verkopen die
zij hebben afgenomen van aangewezen telers en derhalve bij een stakende levering onmiddellijk
in hun bedrijfsvoering kunnen worden geraakt.
Op grond van artikel 5:32 van de Awb zijn de betrokken Ministers bevoegd om, in plaats
van een last onder bestuursdwang, een last onder dwangsom op te leggen. Indien een
dergelijke last wordt opgelegd, wordt de overtreder een bepaalde termijn gegund om
de geconstateerde overtreding te beëindigen. Indien tijdig en volledig gehoor wordt
gegeven aan de last, wordt geen dwangsom verbeurd. Bij de eisen die er bij uitstek
op gericht zijn om de keten gesloten te houden en dus het weglekken van hennep en
hasjiesj naar het criminele circuit moeten voorkomen, is het zeer denkbaar dat een
last onder dwangsom te weinig indruk maakt omdat een overtreder pas een dwangsom verbeurt
als hij na het – geconstateerde – wegsluizen van hennep of hasjiesj betrapt wordt
op een nieuwe overtreding.
In het kader van het experiment vormen in bepaalde gevallen ten aanzien van de teler
zowel de last onder bestuursdwang als de last onder dwangsom geen adequate handhavingsinstrumenten.
Om deze bezwaarlijke gevolgen te ondervangen wordt met het nieuwe artikel 9a voorzien
in de bevoegdheid om aan een aangewezen teler een bestuurlijke boete op te leggen
wegens overtreding van bepaalde eisen, zonder dat de bedrijfsvoering behoeft te worden
gestaakt. Artikel 9a is beperkt tot de teler, omdat – gelet op de huidige praktijk
– voor de coffeeshops de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang
wel als een adequaat handhavingsinstrument geldt.
Gelet op het punitieve karakter van de bestuurlijke boete, zal deze bevoegdheid slechts
mogen worden aangewend bij overtreding van eisen die er bij uitstek op gericht zijn
om de keten gesloten te houden en dus het weglekken van hennep en hasjiesj moeten
voorkomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om overtreding van de eis dat de geteelde hennep
en hasjiesj uitsluitend mag worden verkocht en geleverd aan de coffeeshops in de deelnemende
gemeenten of overtreding van de eis dat de teelt uitsluitend mag worden verricht op
de aangewezen teeltlocatie. Bij amvb zal worden bepaald bij overtreding van welke
eisen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Het besluit tot oplegging van een
boete kan gezamenlijk door beide Ministers worden genomen of apart door een van hen.
In het laatste geval zal uiteraard wel onderlinge afstemming tussen beide Ministers
plaatsvinden.
Bij grove of herhaalde overtreding van de betreffende eisen kan het geïndiceerd zijn
om de aanwijzing als teler onmiddellijk in te trekken. De wet biedt daarvoor de mogelijkheid.
De situatie kan zich echter voordoen dat het gelet op de aard en omvang van de overtreding
niet passend is om onmiddellijk de aanwijzing als teler in te trekken. Met het nieuwe
artikel 9a kan dan wel worden overgegaan tot oplegging van een maatregel aan de teler
vanwege overtreding van een van de betreffende eisen.
In het tweede lid van artikel 9a is het maximum-boetebedrag bepaald. Zoals hiervoor
vermeld, kan de bestuurlijke boete worden opgelegd bij overtreding van eisen die bij
uitstek gericht zijn op het gesloten houden van de keten. Gelet op het mogelijk weglekken
van hennep en hasjiesj naar het crimineel circuit bij overtreding van deze eisen en
het financiële profijt dat de teler daarbij kan hebben, is het boetemaximum bepaald
op het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde
lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dat bedrag bedraagt momenteel € 830.000,–
Onderdeel H
Dit onderdeel strekt tot aanpassing van artikel 10 op twee punten. Ten eerste wordt
specifiek tot uitdrukking gebracht dat de handhavingsbevoegdheid van de burgemeesters
van de deelnemende gemeenten beperkt is tot de in hun gemeente gevestigde coffeeshops.
Ten tweede wordt aan de betreffende burgemeesters ook de bevoegdheid toegekend om
een last onder bestuursdwang op te leggen ter handhaving van de in artikel 5:20, eerste
lid, van de Awb neergelegde medewerkingsplicht.
Onderdeel I
In artikel 11 wordt een onafhankelijke «Begeleidings- en evaluatiecommissie experiment
gesloten coffeeshopketen» ingesteld. Een door de betrokken Ministers nog aan te wijzen
onderzoeksteam zal de geslotenheid van de coffeeshopketen en de effecten van het experiment
onderzoeken en monitoren, en in aansluiting daarop, de evaluatie uitvoeren. Het onderzoeksteam
zal dit doen onder begeleiding van de commissie. Met dit onderdeel wordt de begeleidende
taak van de commissie beter tot uitdrukking gebracht in het eerste lid van artikel
11.
Onderdeel J
Met dit onderdeel wordt geregeld dat ook een voorhangprocedure geldt ter zake van
de amvb, bedoeld in artikel 4, eerste lid, waarbij de looptijd van de experimenteerfase
kan worden verlengd, en de amvb, bedoeld in artikel 9, eerste lid, waarbij wordt bepaald
bij overtreding van welke eisen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Onderdeel K
In het wetsvoorstel is reeds voorzien in een wijziging van de Wet Bibob op grond waarvan
het mogelijk is om in het kader van de aanwijzing van een teler of de eventuele intrekking
van een aanwijzing een Bibob-toetsing te verrichten. Aanleiding is gezien om artikel
14 op twee punten aan te passen. De eerste aanpassing ziet op de aanhef van artikel
1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet Bibob. Daarin wordt een opsomming gegeven van
diverse soorten beschikkingen. De «aanwijzing» staat hier niet bij. Om onduidelijkheden
op dit punt te voorkomen, wordt ook de «aanwijzing» toegevoegd aan de opsomming.
Voorts wordt een wijziging van artikel 27 van de Wet Bibob voorgesteld. In artikel
27 is – kort gezegd – geregeld welke bestuursorganen persoonsgegevens aan Bureau Bibob
mogen verstrekken. Gelet op de mogelijke betrokkenheid van de Inspectie gezondheidszorg
en jeugd bij het toezicht op de telers, is het wenselijk om ook gegevensverstrekking
vanuit de inspectie mogelijk te maken. Voor gegevensverstrekking door de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit aan Bureau Bibob voorziet de Wet Bibob al in een grondslag.
Onderdeel L
Dit onderdeel voorziet in een noodzakelijke samenloopbepaling en is louter technisch
van aard.
Onderdeel M
Met dit onderdeel wordt artikel 17 hergeformuleerd. Het eerste lid ziet op de inwerkingtreding
van de wet. Zekerheidshalve is erin voorzien dat de wet gefaseerd in werking kan treden.
Het tweede lid ziet op het vervallen van de wet. De wet vervalt vier jaar en zes maanden
na aanvang van de experimenteerfase, tenzij bij amvb anders wordt bepaald. Tot uitdrukking
is gebracht dat het hier gaat om de amvb van artikel 4, eerste lid, waarbij de looptijd
van de experimenteerfase ten hoogste met een jaar en zes maanden kan worden verlengd.
De Minister voor Medische Zorg en Sport,
B.J. Bruins
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid