Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het MIRT Overzicht 2019
35 000 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2019
Nr. 27 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 november 2018
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 18 september 2018 inzake het MIRT Overzicht 2019 (Kamerstuk 35 000 A, nr. 4).
De Minister en de Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 20 november
2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Vraag 1
Waarom is ervoor gekozen om dit jaar geen voortgangsrapportage voor Tracéwetplichtige
projecten op te nemen?
Antwoord 1
Mede dankzij de extra middelen die het kabinet beschikbaar heeft gesteld zijn er dit
jaar nieuwe projecten opgenomen in het MIRT Overzicht 2019. Daarmee zijn er meer lopende
projecten die momenteel de Tracéwetprocedure doorlopen en onderdeel zijn van de Voortgangsrapportage
over Tracéwetplichtige projecten. De Voortgangsrapportage was hierdoor niet gereed
voor Prinsjesdag, waardoor ervoor is gekozen de Voortgangsrapportage met de MIRT brief
in het najaar te versturen zodat deze alsnog in de Kamer kan worden besproken. Volgend
jaar is het voornemen de Voortgangsrapportage over Tracéwetplichtige projecten zoals
gebruikelijk weer bij het MIRT Overzicht bij te voegen.
Vraag 2
Voor welke grote Tracéwetplichtige projecten moet nog een Tracébesluit genomen worden?
Antwoord 2
De voortgangsrapportage van de Tracéwetplichtige projecten wordt als bijlage bijgevoegd
bij de MIRT-brief voor het Nota overleg MIRT dit najaar. Hierin staat de informatie
over alle Tracéwetplichtige projecten.
Vanuit openbaar vervoer en spoor is een Tracébesluit voorzien voor de PHS projecten
Amsterdam Centraal, Alkmaar–Amsterdam en Meteren–Boxtel. Daarnaast zijn er voor meerdere
wegenprojecten een Tracébesluit in voorbereiding: A27 Houten-Hooipolder, Knooppunt
Hoevelaken, A4 Passage Den Haag, InnovA58, A6 Almere Buiten-Oost–Lelystad, A2 ’t Vonderen-Kerensheide,
A67/A73 knooppunt Zaarderheiken, N35 Nijverdal–Wierden, N50 Kampen–Kampen Zuid en
de N33 Zuidbroek–Appingedam.
Vanuit de modaliteit vaarwegen zijn op dit moment geen projecten in Tracéwetprocedure.
Vraag 3
Welke grote wegenprojecten zijn nu wel in voorbereiding, maar nog niet in uitvoering?
Antwoord 3
De volgende grote wegenprojecten zijn in voorbereiding, maar nog niet in uitvoering:
MIRT-verkenningen:
Corridor Amsterdam–Hoorn
SmartwayZ.NL: A67 Leenderheide–Zaarderheiken
A20 Nieuwerkerk a/d IJssel–Gouda
N15 Suurhoffbrug
Knooppunt A4 Burgerveen–N14
A2 Deil–’s Hertogenbosch–Vught
SmartwayZ.NL: A58 Breda–Tilburg
A15 Papendrecht–Gorinchem
Planuitwerkingen:
A1/A6/A9 Schiphol–Amsterdam–Almere (deeltraject A9 Amstelveen)
A27/A12 Ring Utrecht
A28/A1 Knooppunt Hoevelaken
A6 Almere Buiten-Oost–Lelystad
A4 Haaglanden–N14
A15 Papendrecht–Sliedrecht-Oost
A27 Houten–Hooipolder
A2 Het Vonderen–Kerensheide
SmartwayZ.NL: InnovA58
A67/A73 knooppunt Zaarderheiken
A1 Apeldoorn–Azelo
A12/A15 Ressen–Oudbroeken (ViA15)
N35 Nijverdal–Wierden
N50 Kampen–Kampen Zuid
N33 Zuidbroek–Appingedam.
In het derde kwartaal van 2018 zijn de Tracébesluiten onherroepelijk geworden voor
de projecten A10 Knooppunten De Nieuwe Meer en Amstel en A24 Blankenburgverbinding.
Daarmee zijn deze projecten in de realisatiefase terecht gekomen.
Vraag 4
Klopt het dat er nu al knelpunten worden voorzien bij de uitvoering van de A27 bij
Utrecht, zowel wat betreft de tijd, als het geld?
Antwoord 4
In een groot project zoals de Ring Utrecht, dat een projectbudget heeft van ca.
€ 1,2 miljard en een looptijd van circa 15 jaar, spelen uiteraard risico’s bij de
uitvoering voor de planning en het budget. Hier wordt binnen het project rekening
mee gehouden in de planning. Omdat het Tracébesluit nog niet door de Raad van State
in behandeling is genomen staat de planning van het project onder druk. Omdat op dit
moment nog niet duidelijk is of nog een tijdige behandeling plaats zal vinden, kan
nog niet gezegd worden of dit tot vertraging zal leiden.
Vraag 5
Wanneer worden de overige, technische knelpunten die niet in het huidige maatregelenpakket
zitten (spanningssluizen e.d.) aangepakt, voor een betrouwbare en frequente operatie
op de Hogesnelheidslijn (HSL) Zuid? Wie gaat dit betalen?
Antwoord 5
Uw Kamer is op 27 september 2018 geïnformeerd over de langetermijnvisie HSL van NS
en ProRail (Kamerstuk 22 026, nr. 505). In deze brief is aangegeven dat de kosten en baten van de voorgestelde maatregelen
goed moeten worden afgewogen, waarbij rekening wordt gehouden met het effect op de
prestaties van het pakket prestatiemaatregelen van € 60 miljoen en de introductie
van de ICNG. Op dit moment is de budgettaire ruimte voor het uitvoeren van de voorgestelde
maatregelen ontoereikend.
Vraag 6
Klopt het dat het maatregelenpakket Verzorgingsplaatsen vooral bestaat uit ruimere
parkeerplaatsen en niet uit voorzieningen om te verblijven, te eten en te douchen
etc.? Hoe draagt dit bij aan een oplossing voor internationale chauffeurs, die nu
noodgedwongen en in strijd met de wet langdurig in hun cabine moeten verblijven?
Antwoord 6
De verzorgingsplaatsen langs de snelweg zijn niet bedoeld en ook niet ingericht voor
een overnachting. De oplossing voor het gesignaleerde probleem is gelegen in de beschikbaarheid
van voldoende bewaakte truckparkings met goede sanitaire faciliteiten. In het kader
van de goederencorridoraanpak wordt samen met de verschillende partijen (Rijk, regio
en markt) bekeken welke mogelijke oplossingen hiervoor zijn.
Op korte termijn zullen chauffeurs echter -samen met hun werkgevers- moeten zorgen
dat ze niet in strijd met de wet handelen.
Vraag 7
Leidt het besluit om de cofinanciering voor fietsenstallingen van 50% naar 40% te
verlagen niet tot minder nieuwe fietsenstallingen, omdat de financiering van een aantal
voorgenomen projecten niet meer gedekt is?
Antwoord 7
De verwachting is niet dat dit tot minder nieuwe fietsenstallingen leidt. Ik heb de
regio’s begin 2018 gevraagd om plannen in te dienen uitgaande van een maximale bijdrage
van het Rijk van 40% van de kosten en die de komende jaren gerealiseerd kunnen worden.
Daarop zijn vanuit alle provincies plannen binnengekomen waarvoor er zicht is op de
benodigde financiering. Dit najaar worden hierover concrete afspraken met de regionale
bestuurders gemaakt.
Vraag 8
Hoeveel van de extra twee miljard euro uit het regeerakkoord is inmiddels besteed
aan of bestemd voor concrete nieuwe projecten? Welke zijn dat?
Antwoord 8
Het kabinet heeft eenmalig € 2 miljard beschikbaar gesteld en het structurele budget
daarnaast met € 100 miljoen per jaar verhoogd om een inhaalslag in infrastructuur
te bewerkstelligen. Een bedrag van € 1,7 miljard is reeds bestemd aan concrete projecten
en programma’s. Een lijst hiervan treft u aan op pagina 14 van de ontwerpbegroting
2019 van het Infrastructuurfonds.
De overige middelen zijn bestemd voor overige ambities uit het regeerakkoord, zoals
de aanpak van de A1, A12, stedelijk en regionaal openbaar vervoer, internationale
verbindingen, en de aanpak van het spoorsysteem, vernieuwing en verduurzaming.
Een lijst van projecten en programma’s waarvoor reeds een startbeslissing is genomen
zijn de volgende:
A2 Deil-Den Bosch–Vught
A15 Papendrecht–Gorinchem
A58 Tilburg–Breda.
Tevens is uw Kamer op 6 november middels een separate Kamerbrief nader geïnformeerd
over de besteding van de regeerakkoordmiddelen (Kamerstuk 35 000 A, nr. 23).
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de gemiddelde looptijd van een infraproject is en wat de effecten
zijn geweest van de adviezen van de commissie Elverding?
Antwoord 9
Op dit moment is het effect van de implementatie van het advies van de commissie Elverding
op de gemiddelde looptijd van projecten nog niet goed te meten. De kern van dit advies
was een getrechterde besluitvorming: in het begin breed kijken (divergeren) en vervolgens
trechteren (convergeren) naar één oplossing die verder wordt uitgewerkt en uitgevoerd.
Oftewel: investeren aan de voorkant om daarna tempo te kunnen maken. Dit met het doel
de gemiddelde doorlooptijd van nationale infrastructurele projecten te halveren van
14 jaar naar 7 jaar.
De nieuwe procedure volgens Elverding is in 2012 met de aangepaste Tracéwet in werking
getreden. Vanaf dat moment is er gestart met het nemen van startbeslissingen volgens
de nieuwe procedure. Deze tijd is te kort om te kunnen evalueren of Elverding heeft
geleid tot versnelling in de procedures. Bovendien zijn in 2016 de MIRT spelregels
ook gewijzigd naar aanleiding van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek «Flexibiliteit
in de infrastructurele planning», vanuit dezelfde filosofie: eerst breed kijken in
een integrale verkenning voordat gekozen wordt voor een bepaalde oplossing. De spelregels
bieden bovendien de mogelijkheid om beter om te gaan met onzekerheden door een adaptieve
aanpak, korte en lange termijn maatregelen met elkaar te verbinden en modaliteitsoverstijgend
naar een probleem te kijken. Een goede planning van projecten is onverminderd belangrijk,
en het sturen op tijdige oplossingen voor de mobiliteitsproblemen blijft een prioriteit.
Wanneer meer integrale en/of kostbare oplossingen pas op de lange termijn kunnen worden
gerealiseerd, wordt er, samen met de regio, gekeken of korte termijn maatregelen de
knelpunten tijdelijk kunnen verlichten.
Vraag 10
Klopt het dat projecten steeds duurder lijken te worden door steeds hogere eisen aan
inpassing?
Antwoord 10
In principe worden bij projecten alleen inpassingsmaatregelen genomen die wettelijk
nodig zijn. Daarbij kunnen tussen projecten grote verschillen optreden. Bij projecten
die worden gerealiseerd in de bebouwde omgeving zijn in het algemeen meer inpassingsmaatregelen
nodig dan bij projecten die in een meer landelijke omgeving worden gerealiseerd. Dit
geldt met name bij projecten die in een grootstedelijke omgeving worden gerealiseerd,
waarbij de woonfunctie veel dichter grenst aan de infrastructuur. De laatste tijd
zijn veel besluiten genomen binnen een stedelijke omgeving en naar alle waarschijnlijkheid
zijn bij deze besluiten de inpassingskosten die wettelijk genomen moeten worden procentueel
groter. Daarnaast is er vanuit regionale overheden vaak de wens voor meer inpassingsmaatregelen
dan wettelijk noodzakelijk is. Indien regionale overheden deze maatregelen willen
financieren, dan kunnen deze indien mogelijk worden opgenomen binnen de projectbesluiten.
Dit is bijvoorbeeld afgesproken binnen het project A16 Rotterdam, A12-A15 Ressen-Oudbroeken
(Via15) en Knooppunt Hoevelaken. Dit geeft misschien het beeld dat er nu meer kosten
voor inpassing worden gemaakt.
Vraag 11
Zijn alle kosten van het brandveilig maken van tunnels verwerkt?
Antwoord 11
Alle kosten die gemoeid zijn met het brandwerend maken van de vijf genoemde tunnels
zijn opgenomen in het begrote bedrag waarover u bent geïnformeerd met een separate
brief (Kamerstuk 29 296, nr. 34). In de ramingsgetallen zitten alle kosten voor de herstelwerkzaamheden, voorbereiding
van deze herstelmaatregelen en de verkeersmaatregelen tijdens de tunnelsluitingen.
De onderzoekskosten voor hitteproeven, bedoeld om meer inzicht te krijgen in de problematiek
zijn ook onderdeel van de totale kosten.
Verder hebben wij een aantal vervolgonderzoeken in gang laten zetten naar tunnels
gebouwd tussen 2000 en 2008 en zijn de contractuele eisen bij tunnels in aanbouw en
nog te bouwen tunnels aangescherpt om te zorgen dat de brandwerendheid van de nieuwe
tunnels aan de vergunningseisen voldoet. Mogelijk leidt dit nog tot aanvullende maatregelen
en kosten bij bestaande tunnels.
Vraag 12
Wie betaalt de kosten van het brandveilig maken van de vier net opgeleverde tunnels
en de tunnels die nu in aanbouw zijn?
Antwoord 12
De kosten van brandveilig maken van bestaande tunnels komen ten laste van de Rijksbegroting.
Bij tunnels die in aanbouw zijn worden de contractuele eisen aan de markt aangescherpt
en waar nodig aanvullende maatregelen getroffen (zoals bij de A9-Gaasperdammertunnel).
De maatregelen aan de Gaasperdammertunnel kunnen naar huidig inzicht worden opgevangen
binnen het bestaande budget.
Vraag 13
Zijn er, gezien het feit dat de techniek in tunnels eerder grote problemen gaf, zoals
bij vertraging van de Landtunnel Utrecht (A2) en de A73-tunnels Swalmen, stappen gezet
om dat te voorkomen? Zo ja, welke?
Antwoord 13
De geschetste technische problematiek van bovengenoemde tunnels betreft andere aspecten
dan het herstellen van de brandwerendheid, namelijk de tunnel-technische installaties.
Hierin zijn al veel eerder stappen gezet, onder andere door het invoeren van een Landelijke
Tunnelstandaard.
Onlangs heb ik uw Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de Landelijke Tunnelstandaard
(Kamerstuk 29 296, nr. 33). Deze evaluatie wijst uit dat de gestandaardiseerde tunneluitrusting rust heeft
gebracht bij de besluitvorming over het vereiste voorzieningenniveau in tunnels en
goed werkbaar is voor de hulpdiensten. Alle betrokkenen geven aan dat de huidige situatie
een verbetering is.
Vraag 14
Waarom zijn de problemen bij de Coentunnel (A10), Willem Alexandertunnel (A2), Ketheltunnel
(A4) en Twentetunnel (N35), die nu op korte termijn brandveilig worden gemaakt, niet
eerder onderkend? Wat zijn de kosten van het brandveilig maken van deze tunnels en
wie betaalt dat?
Antwoord 14
Hiervoor verwijs ik naar de brieven aan uw Kamer en van augustus 2017 (Kamerstuk 29 296, nr. 31) en oktober 2018 (Kamerstuk 29 296, nr. 34) en het antwoord op vraag 12.
Vraag 15
Is er al volledig zicht op de financiering van de Rail Terminal Gelderland?
Antwoord 15
De gesprekken tussen alle betrokken partijen lopen nog. Wij hebben goede hoop die
binnenkort af te ronden en uw Kamer daarover te informeren.
Vraag 16
Welke investeringen moeten worden gedaan voor de spoorterminal, de wegaansluiting,
de spooraansluiting en de inpassing van de Rail Terminal Gelderland en wie draagt
die?
Antwoord 16
De totale kosten bestaan uit de volgende componenten:
– De spooraansluiting;
– De railterminal;
– De wegontsluiting en de landschappelijke inpassing.
De kosten zullen gedragen moeten worden door een exploitant en de provincie Gelderland.
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat overweegt alleen voor de spooraansluiting
een financiële bijdrage te leveren. De provincie heeft ook een Europese subsidie aangevraagd.
Vraag 17
In hoeverre zijn bedragen voor de Rail Terminal Gelderland al bestuurlijk en juridisch
vastgelegd?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 15.
Vraag 18
Wat zijn de verschillende dekkingsbronnen voor de Rail Terminal Gelderland? En hoeveel
dragen zij elk bij?
Antwoord 18
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag 19
Welk gedeelte van de financiering van de Rail Terminal Gelderland wordt bijgedragen
door risicodragende marktpartijen?
Antwoord 19
Zie het antwoord op vraag 16.
Vraag 20
Wat zijn de kosten die ProRail moet maken om de Rail Terminal Gelderland mogelijk
te maken?
Antwoord 20
ProRail hoeft zelf geen kosten te dragen.
Vraag 21
Zijn er nieuwe gegevens beschikbaar waardoor de maatschappelijke kosten-batenanalyse
(MKBA) van de Rail Terminal Gelderland zou kunnen wijzigen?
Antwoord 21
De uitkomst van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA), die conform de richtlijnen
van de rijksoverheid is uitgevoerd, is niet veranderd naar aanleiding van nieuwe gegevens.
De MKBA is in 2016 uitgevoerd met een bandbreedte in de gehanteerde gegevens en met
gevoeligheidsanalyses. Zo heeft het MIRT-onderzoek goederenvervoercorridors Oost en
Zuidoost (juli 2017) een aantal studies opgeleverd die de te verwachten goederenstromen
nader hebben onderbouwd. Ook de kostenraming van het voorkeursalternatief (ProRail
2018) geeft een nadere onderbouwing van de in de MKBA gehanteerde kosten.
Vraag 22
Welke aannames waarop de MKBA van de Rail Terminal Gelderland is gebaseerd zijn inmiddels
gewijzigd of concreet geworden?
Antwoord 22
Zie het antwoord op vraag 21.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier