Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de daling van het aantal kinderen met een risico op (taal)achterstand in de voorschoolse educatie in Amsterdam en Rotterdam
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de daling van het aantal kinderen met een risico op (taal)achterstand in de voorschoolse educatie in Amsterdam en Rotterdam (ingezonden 17 september 2018).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media), mede namens
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ontvangen 31 oktober 2018).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 196.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Ouders halen massaal peuters van voorschool
vanwege kosten»1 en «Voorschool mist 20 tot 25-procent van doelgroep»?2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Vindt u ook dat het van groot belang is om een zo groot mogelijk aantal doelgroepkinderen
te bereiken met voorschoolse educatie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat kunt u doen
om de terugloop in Amsterdam en Rotterdam te stoppen?
Antwoord 2
Het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden heeft prioriteit voor dit kabinet.
Daarom wordt vanaf 2020 ook jaarlijks € 170 mln. extra geïnvesteerd in voorschoolse
educatie. Wij houden de komende jaren de vinger aan de pols ten aanzien van het gebruik
hiervan. U ontvangt nog dit najaar een brief over mijn voorstel voor de geïntensiveerde
monitoring en evaluatie van het onderwijsachterstandenbeleid.
De Inspectie van het Onderwijs brengt jaarlijks in beeld hoeveel kinderen met een
risico op een onderwijsachterstand gebruik maken van de voorschool. Over de bereikcijfers
voor doelgroeppeuters over het jaar 2018 wordt door de Inspectie van het Onderwijs
in 2020 bij de Staat van het Onderwijs gerapporteerd.
Staatssecretaris Van Ark zal begin volgend jaar onderzoek doen naar de stand van zaken
van de harmonisatie. Onderdeel van dat onderzoek zal ook zijn om te kijken of er sprake
is van vraaguitval als gevolg van de harmonisatie en zo ja, hoe breed dit probleem
speelt en wat de oorzaken hiervan zijn. De resultaten van het onderzoek worden voorjaar
2019 verwacht.
Het kabinet kiest ervoor om met de verhoging van de kinderopvangtoeslag gericht de
arbeidsmarktparticipatie te stimuleren en met de extra investeringen in voorschoolse
educatie gericht het risico op onderwijsachterstanden terug te brengen. Het kabinet
kiest daarbij dus voor gerichte instrumenten. Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk
voor de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid. Zij kunnen ervoor kiezen
om peuters met een risico op een onderwijsachterstand een volledig gratis aanbod te
doen of hier een (geringe) ouderbijdrage voor te vragen. Vanuit de specifieke uitkering
voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid zijn er voldoende middelen om kinderen
met een risico op een onderwijsachterstand een aanbod voorschoolse educatie te doen.
Gemeenten kúnnen er voor kiezen ouders van kinderen met een risico op een onderwijsachterstand
kinderopvangtoeslag aan te laten vragen indien zij daarvoor in aanmerking komen. De
regelgeving omtrent kinderopvangtoeslag is zo, dat ouders altijd een inkomensafhankelijke
eigen bijdrage moeten betalen.
Als door gemeentelijke beleidskeuzes de toegankelijkheid van voorschoolse educatie
onder druk komt te staan, vind ik dat onwenselijk. Een terugloop in deelname van doelgroeppeuters
aan voorschoolse educatie kan een reden voor gemeenten zijn om hun eigen beleidskeuzes
tegen het licht te houden.
Mocht uit de uitkomsten van het eerder genoemde onderzoek blijken dat er sprake is
van een terugloop in deelname van doelgroeppeuters aan voorschoolse educatie, dan
zal ik in gesprek gaan met de vertegenwoordigers van gemeenten en van kinderopvangorganisaties
over de beleidskeuzes die gemeenten maken. Tevens zal ik hierover op korte termijn
in gesprek gaan met de G4.
Vraag 3
Hoe verhoudt deze daling van het aantal kinderen met een risico op (taal)achterstand
in de voorschoolse educatie in Amsterdam en Rotterdam zich met de voornaamste ambitie
van dit kabinet om kansenongelijkheid te bestrijden?3
Antwoord 3
Zie het antwoord op vraag 2. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of er sprake is
van vraaguitval en wat daarvan de oorzaken zijn.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat artikel 1.13 van de Wet kinderopvang een paar groepen ouders
benoemt, waarvoor het college van B&W een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang
mag bieden? Bent u bereid om verdere uitval in de voorschool tegen te gaan door deze
gemeentelijke tegemoetkoming ook mogelijk te maken voor ouders met een laag inkomen,
waarvan het kind naar de voorschool gaat? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ja, dit kan ik bevestigen.
Zoals ook beschreven in het antwoord op vraag 2 hebben gemeenten al de mogelijkheid
om met de middelen vanuit de specifieke uitkering voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid
kinderen met een risico op een onderwijsachterstand alle dagdelen voorschoolse educatie
gratis of met een geringe ouderbijdrage aan te bieden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.