Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bergkamp en Den Boer over een mogelijk incorrect politie voorschrift en de schijnbare willekeur bij het handhaven van een omgangsregeling
Vragen van de leden Bergkamp en Den Boer (beiden D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over een mogelijk incorrect politie voorschrift en de schijnbare willekeur bij het handhaven van een omgangsregeling (ingezonden 29 augustus 2018).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Minister
voor Rechtsbescherming (ontvangen 22 oktober 2018) Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 77.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Het is vrijwel altijd de vader die het onderspit delft»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het niet nakomen van een omgangsregeling door een ouder traumatische
gevolgen kan hebben voor de andere ouder en vooral ook voor het kind c.q. de kinderen?
Antwoord 2
Ja. Als ouders een zorg- of omgangsregeling hebben opgesteld of als de rechter een
regeling heeft vastgesteld, dienen de ouders zich hieraan te houden, primair omwille
van het kind. Als dit niet gebeurt, kan dit traumatische gevolgen hebben voor het
kind en de andere ouder.
Vraag 3
Klopt het dat, in het geval dat beide ouders gezamenlijk gezag hebben het zo is, dat
de ene ouder ten opzichte van de andere ouder het misdrijf «onttrekking ouderlijk
gezag» kan plegen op grond van artikel 279 van het wetboek van strafrecht, indien
de omgangsregeling niet wordt nagekomen en dat een beroep op de politie kan worden
gedaan?
Antwoord 3
Het niet nakomen van een zorg- of omgangsregeling kan het strafbare feit onttrekking
aan wettig gezag opleveren,2 waarvan aangifte kan worden gedaan bij de politie. Een beroep op het strafrecht geldt
in dit soort situaties als een ultimum remedium.
Het bewust niet nakomen van een door een rechter vastgestelde zorg- of omgangsregeling
en het daarmee incidenteel of langdurig onttrekken aan het wettig gezag of uitgeoefende
toezicht, is nadrukkelijk opgenomen in de nieuwe richtlijn van het OM voor strafvordering
onttrekking minderjarige aan wettig gezag.3
Vraag 4
Klopt het dat bij handhaving door de politie, op grond van artikel 279 van het wetboek
van strafrecht, voor het niet nakomen van een omgangsregeling er geen onderscheid
gemaakt mag worden tussen de verzorgende en de niet-verzorgende ouder, zoals ook de
Hoge Raad in een eerdere uitspraak stelt?4
Antwoord 4
Ja, dat klopt. In lijn met de aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad geldt dat daar
waar een zorg- of omgangsregeling is neergelegd in een rechterlijke uitspraak,5 de verzorgende ouder – evenals de niet-verzorgende ouder – kan worden verweten de
regeling niet na te komen en daarmee artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht van
toepassing kan zijn.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat in een intern politievoorschrift over bemiddeling bij omgangsrecht,
dat op 5 oktober 2015 in ieder geval nog van kracht was, staat dat wanneer een verzorgende
ouder het kind niet meegeeft en dus de omgangsregeling niet nakomt, niet het strafbare
feit op grond van artikel 279 van het wetboek van strafrecht pleegt?
Vraag 6
Kunt u voorts bevestigen dat dit interne politievoorschrift op het moment van indiening
van deze schriftelijke vragen, 29 augustus 2018, nog steeds van kracht is? Zo nee,
tot wanneer was dit interne voorschrift van kracht?
Vraag 7
Deelt u de mening dat dit interne voorschrift geen correcte uitleg is van het strafbare
feit op grond van artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht?
Vraag 8
Wat zijn de consequenties geweest van deze incorrecte interpretatie van de handhavingsmogelijkheden
van de politie omtrent het niet nakomen van omgangsregelingen?
Vraag 10
Bent u bereid dit interne politievoorschrift te wijzigingen zodat de politie haar
handhavende rol in het nakomen van omgangsregelingen op een correcte wijze invult?
Zo ja, wanneer is deze wijziging gereed? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5, 6, 7, 8 en 10
Binnen de politie bestaan meerdere richtlijnen die gaan over hoe met (het niet nakomen
van) zorg- en omgangsregelingen moet worden omgegaan.
Bij één van deze voorschriften6 heb ik moeten constateren dat een zinsnede was opgenomen, die luidde dat het niet
meegeven door de verzorgende ouder niet het strafbare feit oplevert. Dit is onjuist
en niet in lijn met artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht. Ik betreur dit zeer.
Dit voorschrift was op 29 augustus 2018 van kracht.
De genoemde werkinstructie is inmiddels aangepast en intern gecommuniceerd. De gewraakte
zinsnede is verwijderd. Ook biedt de instructie nu meer specifieke handvatten voor
agenten om te kunnen handelen in situaties waarbij bemiddeling bij een zorg- of omgangsregeling
nodig is.
Vraag 9
Bent u van mening dat er sprake is van willekeur in de handhaving van omgangsregeling?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Antwoord 9
Ik herken mij niet in het beeld dat sprake zou zijn van willekeur in de handhaving
op de zorg- of omgangsregeling door de politie. Uiteraard is het voor strafrechtelijke
handhaving noodzakelijk dat politie een strafbaar feit kan vaststellen. In situaties
waar gescheiden ouders een andere uitleg hebben van afspraken en de (niet) nakoming
daarvan, is zorgvuldig onderzoek vereist. Hierbij kunnen bijvoorbeeld de rechterlijke
uitspraken worden opgevraagd om vast te stellen of de verzorgende ouder voldoende
medewerking verleent aan de door de rechter in dat specifieke geval opgelegde omgangsregeling.
Als de politie op basis van feitenonderzoek feiten en omstandigheden vindt die een
verdenking onderbouwen, wordt overleg gevoerd met het OM. De officier van justitie
is immers verantwoordelijk voor de aansturing van de strafrechtelijke handhaving.7
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.