Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Özdil over de berichten ‘Studie Nederlands dreigt te verdwijnen door studententekort’ en ‘Studie Nederlands is alleen in het buitenland populair’
Vragen van het lid Özdil (GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de berichten «Studie Nederlands dreigt te verdwijnen door studententekort» en «Studie Nederlands is alleen in het buitenland populair» (ingezonden 18 september 2018).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
17 oktober 2018)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichten «Studie Nederlands dreigt te verdwijnen door
studententekort»1 en «Studie Nederlands is alleen in het buitenland populair»?2
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Hoe verklaart u dat de afgelopen tien jaar het aantal inschrijvingen voor de opleiding
Nederlands met bijna 60 procent is gedaald?
Antwoord 2
Een exacte verklaring hebben we niet. Wel is de sector Geesteswetenschappen niet meer
dezelfde als 20 jaar geleden. Vanuit studenten zien we een veranderende en verschuivende
deelname aan opleidingen, in lijn met maatschappelijke ontwikkelingen. Bij studenten
is veel interesse voor vernieuwde opleidingen die breder zijn ingestoken. Ook is sprake
van een meer interdisciplinaire aanpak.
Hierbij wil ik graag aangeven dat er verschil zit in de opleidingen Nederlands aan
hogescholen en universiteiten. In het hbo gaat het altijd om opleidingen tot leraar
Nederlands. De instroomcijfers aan de lerarenopleidingen Nederlands in het hbo, laten
tot en met het vorige studiejaar geen heel sterke daling zien in de afgelopen jaren
en voor de eerstegraads lerarenopleiding Nederlands zelfs een lichte stijging in de
afgelopen drie jaar. Enige nuancering vind ik hierom terecht. Daarnaast vind ik het
belangrijk dat studenten de vrijheid hebben om hun eigen studiekeuze te maken. De
meest recente, nog niet definitieve, aanmeldcijfers van de lerarenopleidingen Nederlands
in het hbo laten in vergelijking met exact een jaar terug wel een scherpe daling zien
van circa 24%. Ik wil met de betreffende opleidingen nagaan wat de oorzaak kan zijn
van de achterblijvende instroom. Het is van belang om in te schatten of het kan gaan
om een structurele daling of dat er sprake is van een incidentele daling.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat het afdelingshoofd «Taal, Literatuur & Communicatie»
van de faculteit der Geesteswetenschappen van de Vrije Universiteit te Amsterdam de
noodklok luidt over het teruggelopen aantal studenten en vreest voor het verdwijnen
van de studie Nederlands op de faculteit?
Antwoord 3
Ja
Vraag 4
Deelt u de mening dat de opleiding Nederlands van groot maatschappelijk belang is
en dat het verdwijnen van taalstudies, zoals Nederlands, onwenselijk is?
Antwoord 4
Ja. De opleiding Nederlands is onmisbaar in het stelsel van universitair onderwijs
en onderzoek. De opleiding Nederlands en ook andere taalstudies hebben een belangrijke
waarde in zichzelf en daarnaast een grote toegevoegde waarde voor andere disciplines,
niet in de laatste plaats voor de opleiding tot bijvoorbeeld leraar in het schoolvak
Nederlands. Het is belangrijk dat in voldoende mate taalstudies blijven bestaan.
Vraag 5
Wat zijn de langetermijngevolgen voor het dalende aantal afgestudeerden in Nederlandse
letterkunde? Wat voor invloed heeft dit bijvoorbeeld op de vaardigheden van docenten,
de onderwijskwaliteit en het aanbod in het voortgezet onderwijs?
Antwoord 5
Zowel hogescholen als universiteiten bieden opleidingen aan gericht op het leraarschap
in het vak Nederlands. Een dalend aantal afgestudeerden in de bachelor- en masteropleidingen
Nederlands in het wetenschappelijk onderwijs kan op de lange termijn bijdragen aan
een tekort van leraren in dat vak en zal in ieder geval het streven naar meer wo-opgeleide
leraren in het voortgezet onderwijs onder druk kunnen zetten.
Vraag 6
Bent u van plan extra maatregelen te nemen om het dalende aantal inschrijvingen tegen
te gaan? Bent u van plan zich in te zetten om het huidige aanbod van Nederlands op
hoger onderwijsinstellingen te behouden? Zo ja, welke extra maatregelen zijn dat?
Antwoord 6
Er lopen in het wo al veel initiatieven om de instroom te vergroten, zoals het actieplan
van de faculteiten en het programmabureau Geesteswetenschappen «Meer goed opgeleide
leraren in de schooltalen» en het net opgezette Nationaal Platform voor de Talen.
Ik wil de sector de ruimte bieden om middels deze initiatieven zelf in te zetten op
het verhogen van de instroom. Daarnaast is er een motie3 aangenomen, waarbij wordt verzocht het komende sectorplan Social Sciences and Humanities voornamelijk te toetsen op voldoende aandacht en ondersteuning in de sector Geesteswetenschappen.
Ik heb de kwartiermaker van het sectorplan hierop gewezen en wacht graag zijn uitkomsten
af. Zoals vermeld in mijn antwoord op vraag 2, zal ik specifiek met de lerarenopleidingen
Nederlands in het hbo, nagaan wat de oorzaak kan zijn van de achterblijvende instroom,
volgens de voorlopige aanmeldcijfers.
Op dit moment wordt er de laatste hand gelegd aan de analyse op het bestaande opleidingsaanbod
door de VH en de VSNU. Ik zal in gesprek met hen hier ook speciale aandacht voor hebben.
Vraag 7
Is het huidige bekostigingssysteem de oorzaak van de ontwikkeling dat universiteiten
zich gedwongen voelen de studie Nederlands te schrappen vanwege «te weinig aanmeldingen»?
Antwoord 7
Nee. Via de bekostigingssystematiek van de rijksbijdrage ontvangen instellingen voor
het onderwijs bekostiging op basis van het aantal bekostigde inschrijvingen en graden.
Daarnaast wordt een deel van de rijksbijdrage voor onderwijs uitgekeerd als vaste
voet. Er is dus een mix van vaste en variabele bekostiging. Instellingen krijgen de
rijksbijdrage rechtstreeks uitgekeerd in de vorm van een lumpsum. De bijbehorende
bestedingsvrijheid geeft universiteiten de ruimte en autonomie om te beslissen op
welke wijze ze het geld verdelen over faculteiten, opleidingen en afdelingen en waar
ze accenten leggen. Zo kunnen universiteiten er bijvoorbeeld voor kiezen om bij kleinschalige
opleidingen een relatief hoger vast budget te verstrekken aan de betreffende faculteit.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Molen
(CDA), ingezonden 18 september 2018 (vraagnummer 2018Z16222)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.