Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ellemeet over de grote stijging in burn-outs onder artsen in opleiding
Vragen van het lid Ellemeet (GroenLinks) aan de Minister voor Medische Zorg over de grote stijging in burn-outs onder artsen in opleiding (ingezonden 14 september 2018).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 16 oktober 2018) Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 187.
Vraag 1
Bent u bekend met het NRC nieuwsartikel «Fors meer burn-outs bij arts in opleiding
door overwerk?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de zorgen dat één op de vijf specialisten-in-opleiding met burn-out klachten
kampt? Zo nee, waarom niet.
Antwoord 2
Ja. De resultaten in het rapport van de Jonge Specialisten – waarop het artikel in
de NRC is gebaseerd – zijn zorgelijk. Dit geldt temeer omdat het percentage verder
is toegenomen sinds de vorige enquête in 2015. Toen had nog 15% van de bevraagde specialisten
een verhoogde kans op een burn-out. Volgens het nieuwste rapport geeft 95% van de
specialisten aan trots te zijn op het vak. Dat moeten we koesteren. Het rapport geeft
de indruk dat hard werken onder aio’s onderdeel is van de werkcultuur. Gemiddeld wordt
er acht uur per week overgewerkt. 89% van de ondervraagden krijgt hiervoor geen compensatie.
Het is niet erg om af en toe extra te moeten werken. Het werk van een arts laat zich
immers niet altijd goed voorspellen. Het is echter een probleem, wanneer dit structureel
is.
Vraag 3
Deelt u de mening dat deze problematiek meer aandacht verdient binnen ziekenhuizen?
Zo ja, bent u van mening dat de artsen in opleiding hun zorgen ook bespreekbaar moeten
kunnen maken binnen de ziekenhuizen? Wilt u, en zo ja op welke wijze, bijdragen aan
een beter werkklimaat voor artsen in opleiding?
Vraag 4
Deelt u de mening dat de arbeidsmarktproblematiek in de zorg vraagt om extra aandacht
voor zorgpersoneel, waaronder artsen in opleiding, omdat personeelstekort de kans
op te hoge werkdruk verder vergroot? Zo ja, op welke wijze wilt u hier invulling aan
geven? Zo nee, waarom niet.
Antwoord 3 en 4
Ik deel de mening dat deze problematiek meer aandacht verdient binnen ziekenhuizen.
Waar het gaat om arbeidsomstandigheden zorgt de overheid voor de wettelijke kaders.
Deze worden gehandhaafd door de Inspectie SZW. Daarnaast maken sociale partners nadere
afspraken in de cao. Het gesprek over werkdruk en hoe dit tegen te gaan en te voorkomen,
moet echter vooral binnen organisaties plaats vinden. Alle ziekenhuizen hebben een
ondernemingsraad om dit gesprek mogelijk te maken en stappen te zetten. Getuige de
uitkomsten van dit onderzoek, is er nog ruimte voor verbetering. Ik ga met de sector
in gesprek over welke aanvullende stappen in ziekenhuizen gezet kunnen worden.
Dit onderzoek over werkdruk onder jonge specialisten staat niet op zichzelf. In de
gehele sector neemt de werkdruk toe, onder andere door toenemende krapte op de arbeidsmarkt.
Voor ziekenhuizen geldt dat het vooral moeilijk is om voldoende (gespecialiseerde)
verpleegkundigen aan te vinden. Dit heeft effect op het werk in het gehele team, waaronder
de jonge specialisten.
De arbeidsmarktproblematiek vraagt zeker meer aandacht voor zorgpersoneel. Vanuit
mijn rol draag ik ieder geval bij met de juiste randvoorwaarden van ramingen van het
aantal benodigde opleidingsplekken en kostendekkende financiering van de opleiding
van medisch specialisten, gespecialiseerd verpleegkundigen, en medisch ondersteunend
personeel.
Waar het gaat om gespecialiseerd verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel,
hebben ziekenhuizen de afgelopen jaren te weinig opgeleid. In 2017 begonnen bijna
2.500 aan een vervolgopleiding. Dit was 1.000 meer dan in het jaar ervoor, maar nog
steeds 1.000 minder dan geraamd. Om deze reden hebben we met het Hoofdlijnenakkoord
Medisch Specialistische Zorg 2019–2022 de aanvullende afspraak gemaakt om in 2021
op te leiden conform de ramingen van het Capaciteitsorgaan.
Landelijk gezien is er geen tekorten aan medisch specialisten. Toch is het in specifieke
regio’s moeilijk om bepaalde specialisten aan te trekken. Soms met een (tijdelijke)
sluiting of afname van de opnamecapaciteit als gevolg. Het zijn vaak vele factoren
die tot een dergelijk besluit bijdragen, maar een gebrek aan personeel helpt zeker
niet. Om meer inzicht te krijgen in deze tekorten, laat ik momenteel een onderzoek
uitvoeren, als mogelijke basis voor mogelijke vervolgstappen.
Ik richt me op de vraag hoe we de medewerkers zo goed mogelijk kunnen inzetten. Voor
een grotere flexibiliteit van de inzet van personeel, heb ik in het Hoofdlijnenakkoord
MSZ afgesproken om middelen voor de Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuiszorg (KiPZ)
opnieuw beschikbaar te houden voor het op-, bij- en nascholen van personeel. De regeling
hiervoor, hangt voor in uw Kamer.
Daarnaast richt me ik me op het versterken van de mogelijkheden van taakherschikking.
Bijvoorbeeld met nieuwe beroepen. Sinds 1 oktober hebben de Verpleegkundig Specialist
en Physician Assistant een definitieve plek in het BIG register. Voor de Bachelor
Medisch Hulpverlener is het sinds deze maand mogelijk om een tijdelijke registratie
in het BIG register aan te vragen. Daarnaast beoog ik meer duidelijkheid te geven
over de taken van bestaande beroepen, zoals een duidelijk onderscheid tussen mbo en
hbo opgeleide verpleegkundigen in de Wet BIG. Deze ligt nu bij de Raad van State.
Ik hoop het voorstel u komend voorjaar te doen toekomen.
Naast deze maatregelen gericht op de ziekenhuiszorg, werk ik samen met de Minister
van VWS en de Staatssecretaris aan het Actieprogramma Werken in de Zorg. Over de voortgang
van het programma hebben wij u onlangs geïnformeerd2.
Vraag 5
Ziet u een mogelijkheid om door toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ) de toename in burn-outs onder artsen in opleiding terug te dringen? Zo ja, bent
u bereid hierover in gesprek te gaan met de Inspectie?
Antwoord 5
Ja. De IGJ betrekt goede werkomstandigheden in haar toezicht. De IGJ ziet toe op het
leveren van goede en veilige zorg. Alhoewel het voorkomen van burn-outs en andere
gezondheidsproblemen voor artsen in opleiding en andere professionals in de zorg daarmee
geen doel op zich is voor de IGJ, spreekt het voor zich dat een gezond werkklimaat
een belangrijke randvoorwaarde is voor goede en veilige zorg. De raad van bestuur
van een zorginstelling is verantwoordelijk voor het creëren en borgen van die goede
werkomstandigheden. De inspectie bevraagt de raad van bestuur daarover en spreekt
tijdens inspectiebezoeken met de artsen in opleiding zelf. Ook nodigt de inspectie
regelmatig arts-assistenten uit voor een bezoek aan de inspectie. Dit geeft de inspectie
inzichten in de problematiek, die zij betrekt bij haar toezicht. De inspectie bespreekt
deze inzichten in breder verband met de verantwoordelijke (veld)partijen om zo bij
te dragen aan het beheersbaar maken van de risico’s die voortkomen uit de (te) hoge
werkdruk. Ik zal deze Kamervragen bij de IGJ onder de aandacht brengen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.