Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 868 Wijziging van de Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking) (Pb EU 2023, L 231)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Wet uitvoering EU-handelingen
energie-efficiëntie, de Energiewet, de Warmtewet en de Wet collectieve warmte te wijzigen
in verband met de implementatie van richtlijn nr. (EU) 2023/1791 van het Europees
Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot
wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking) (Pb EU 2023, L 231);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet implementatie EU-handelingen energie-efficiëntie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. Onze Minister:
Onze Minister van Klimaat en Groene Groei;.
2. Onderdeel j vervalt.
3. Het tweede onderdeel i wordt verletterd tot onderdeel j.
4. In onderdeel j (nieuw) wordt «richtlijn 2012/27/EU» vervangen door «richtlijn 2023/1791/EU».
5. Onderdeel k komt te luiden:
k. richtlijn 2023/1791/EU:
richtlijn 2023/1791/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023
betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking)
(PbEU 2023, L 231);.
6. Na onderdeel k wordt een onderdeel l ingevoegd, luidende:
l. onderneming:
iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische
activiteit uitoefent;.
7. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel m door een puntkomma worden
tien onderdelen toegevoegd, luidende:
n. energie-efficiëntie:
energie-efficiëntie als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2023/1791/EU;
o. energie-efficiëntie-eerstbeginsel:
energie-efficiëntie eerst als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2023/1791/EU;
p. overheidsinstanties:
overheidsinstanties als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2023/1791/EU;
q. energiebeheersysteem:
energiebeheersysteem als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2023/1791/EU;
r. energieprestatiecontract:
energieprestatiecontract als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2023/1791/EU;
s. aanbestedende dienst:
aanbestedende dienst als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
t. concessieopdracht:
concessieopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
u. overheidsopdracht:
overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
v. speciale-sectorbedrijf:
speciale-sectorbedrijf als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
w. speciale-sectoropdracht:
speciale-sectoropdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012.
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt in de aanhef en onderdeel c na «energiebesparing» ingevoegd
«en de verduurzaming van het energiegebruik».
2. In het tweede lid wordt na «de uitvoering van die taak» toegevoegd «behoudens het
bepaalde in artikel 23, vierde lid».
C
Na artikel 8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 7. Energie-efficiëntie
Artikel 9
1. Het belang van energie-efficiëntie wordt, in overeenstemming met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel,
in acht genomen bij plannings-, beleids- en investeringsbeslissingen met een waarde
boven de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde drempelwaarde die per sector
verschillend kan worden vastgesteld.
2. De in het eerste lid opgenomen verplichting is van toepassing op de sector energiesystemen
en op overige sectoren voor zover deze sectoren een impact hebben op energiegebruik
en energie-efficiëntie.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over:
a. de invulling van de verplichting, bedoeld in het eerste lid;
b. de sectoren, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 9a
1. Dit artikel is van toepassing op overheidsopdrachten, concessieopdrachten en speciale-sectoropdrachten
waarvan de geraamde waarde, exclusief omzetbelasting, gelijk is aan of hoger is dan
de bedragen, genoemd in:
a. artikel 8, eerste lid, van richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad
van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PbEU 2014,
L 94);
b. artikel 4 van richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari
2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn
2004/18/EG (PbEU 2014, L 94);
c. artikel 15 van richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari
2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening,
vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PbEU 2014,
L 94).
2. Aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven kopen uitsluitend producten, diensten,
gebouwen en werken met hoge energie-efficiëntieprestaties in overeenstemming met de
eisen van bijlage IV van richtlijn 2023/1791/EU, tenzij dit technisch niet haalbaar
is.
3. Aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven nemen overeenkomstig artikel 9
van deze wet het belang van energie-efficiëntie, in overeenstemming met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel,
in acht bij plannings-, beleids- en investeringsbeslissingen.
4. De in het tweede en derde lid opgenomen verplichtingen gelden niet:
a. als zij de openbare veiligheid ondermijnen;
b. als zij een belemmering vormen voor de respons op noodsituaties op het gebied van
volksgezondheid;
c. voor contracten van de strijdkrachten, voor zover door de toepassing ervan conflicten
ontstaan in verband met de aard en het hoofddoel van de activiteiten van de strijdkrachten;
d. voor opdrachten voor levering van de militaire uitrusting omschreven in richtlijn
2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie
van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten
voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging
van richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PBEU 2009, L 216).
5. Aanbestedende diensten en speciale-sectorbedrijven die dienstverleningscontracten
met een aanzienlijk energiegehalte gunnen, bezien of het haalbaar is energieprestatiecontracten
voor de lange termijn te sluiten die energiebesparing op de lange termijn opleveren.
D
In het opschrift van hoofdstuk 2a vervalt «grote».
E
Artikel 18 komt te luiden:
Artikel 18
1. Een onderneming met een gemiddeld jaarlijks energiegebruik van meer dan 85 TJ in
de afgelopen drie kalenderjaren, voert uiterlijk binnen twee jaar na het overschrijden
van deze energiegebruiksgrens een energiebeheersysteem in.
2. In afwijking van het eerste lid voert een onderneming uiterlijk op 11 oktober 2027,
na het overschrijden van de energiegebruiksgrens in de jaren 2022, 2023 en 2024, een
energiebeheersysteem in.
3. Een onderneming met een gemiddeld jaarlijks energiegebruik van meer dan 10 TJ in
de afgelopen drie kalenderjaren, die geen energiebeheersysteem toepast:
a. ondergaat tenminste eens per vier jaar een energie-audit;
b. stelt op basis van het verslag van de energie-audit een actieplan op; en
c. stuurt het verslag van de energie-audit en het actieplan aan Onze Minister.
4. Onverminderd het derde lid, stuurt een onderneming, wanneer de onderneming niet eerder
een energie-audit heeft ondergaan, uiterlijk op een bij algemene maatregel van bestuur
vast te stellen datum en anders uiterlijk een jaar na het overschrijden van de energiegebruiksgrens,
het verslag van een energie-audit en het actieplan aan Onze Minister.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop het energiegebruik van de onderneming, bedoeld in het eerste en derde
lid dient te worden bepaald;
b. de wijze waarop aan het eerste en tweede lid kan worden voldaan;
c. de wijze waarop de energie-audit wordt uitgevoerd;
d. de eisen aan het verslag van de energie-audit en het actieplan;
e. de wijze waarop het verslag van de energie-audit en het actieplan aan Onze Minister
wordt verstuurd;
f. de eisen aan het toepassen van een milieubeheersysteem of een energieprestatiecontract
waarmee een onderneming wordt vrijgesteld van de verplichtingen, bedoeld in het eerste
en derde lid;
g. de eisen aan het toepassen van een energiebeheersysteem waarmee een onderneming wordt
vrijgesteld van de verplichtingen, bedoeld in het derde lid; en
h. de eisen aan het toepassen van een keurmerk waarmee een onderneming invulling kan
geven aan de verplichtingen, bedoeld in het derde lid.
6. Onze Minister stelt aan bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bestuursorganen
de volgende gegevens ter beschikking:
a. de verslagen van de energie-audits en de actieplannen die voldoen aan de eisen, gesteld
krachtens het vijfde lid; en
b. de gegevens over het toepassen van een energiebeheersysteem, een milieubeheersysteem,
een energieprestatiecontract of een keurmerk die voldoen aan de eisen, gesteld krachtens
het vijfde lid.
F
Artikel 18a komt te luiden:
Artikel 18a
Voor het verslag van een energie-audit en het actieplan die zijn toegestuurd aan Onze
Minister gelden de eisen zoals deze golden op het moment van toesturen van het verslag
en het actieplan.
G
Na artikel 18a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 2b. Energiebesparing door overheidsinstanties
Artikel 18b
1. Het totale finale energieverbruik van alle overheidsinstanties wordt gezamenlijk
jaarlijks met minstens 1,9% verminderd ten opzichte van de referentiewaarde in 2021.
2. Een overheidsinstantie dient, uiterlijk op een bij algemene maatregel van bestuur
vast te stellen datum en daarna iedere vier jaar, een plan in bij Onze Minister teneinde
de doelstelling in het eerste lid te bereiken.
3. Een overheidsinstantie rapporteert, uiterlijk op een bij algemene maatregel van bestuur
vast te stellen datum en daarna jaarlijks, aan Onze Minister over de reductie van
het eigen energiegebruik.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de overheidsinstanties waarop de verplichtingen van het eerste, tweede en derde lid
van toepassing zijn;
b. de wijze waarop het energiegebruik van een overheidsinstantie wordt bepaald; en
c. de eisen aan het plan en de rapportage en aan de wijze van rapporteren door een overheidsinstantie
aan Onze Minister.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de wijze waarop aan de verplichting van het eerste lid door een overheidsinstantie
wordt voldaan.
H
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 18» vervangen door «de artikelen 18 en 18b» en wordt
«is belast Onze Minister» vervangen door «zijn belast de bij besluit van Onze Minister
aangewezen ambtenaren».
2. In het tweede lid wordt «Onze Minister kan» vervangen door «De bij besluit van Onze
Minister aangewezen ambtenaren kunnen» en wordt «artikel 18» vervangen door «de artikelen
18 en 18b».
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing
in de Staatscourant.
4. Onze Minister kan bij het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
de artikelen 18 en 18b gebruikmaken van de inlichtingen en gegevens die hij heeft
verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van de taak,
bedoeld in artikel 7, eerste lid.
ARTIKEL II
De Energiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde wordt het volgende onderdeel ingevoegd:
energie-efficiëntie-eerstbeginsel:
energie-efficiëntie eerst als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2023/1791;.
2. In de begripsomschrijving van «installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling»
wordt «artikel 2, onderdeel 34, van richtlijn 2012/27» vervangen door «artikel 2,
onderdeel 40, van richtlijn 2023/1791».
3. In de alfabetische volgorde wordt «richtlijn 2012/27: Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende
energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende
intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PbEU 2012, L 315);» vervangen
door «richtlijn 2023/1791: Richtlijn 2023/1791/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023
betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking)
(PbEU 2023, L 231);».
B
In artikel 3.25, eerste lid, wordt na «energie-efficiëntie» ingevoegd «in overeenstemming
met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel».
C
Artikel 3.30 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «te minimaliseren» toegevoegd «met inachtneming van het
energie-efficiëntie-eerstbeginsel, en spant zich in om zijn systeem energie-efficiënter
te maken».
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder:
a. monitort zijn systeemverliezen;
b. kwantificeert het totale volume van zijn systeemverliezen; en
c. stelt de Autoriteit Consument en Markt op de hoogte van de doelmatige maatregelen
en de verwachte energiebesparing als gevolg van de vermindering van zijn systeemverliezen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de doelmatige maatregelen; en
b. de wijze waarop de systeemverliezen worden gemonitord.
D
In artikel 3.107, derde lid, onderdeel a, wordt «richtlijn 2012/27» vervangen door
«richtlijn 2023/1791».
E
Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde
lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. De Autoriteit Consument en Markt is de nationale regulerende instantie, bedoeld in
artikel 27, van richtlijn 2023/1791.
2. In het derde lid (nieuw) wordt onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c
een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. ter uitvoering van richtlijn 2023/1791;.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt na «richtlijn 2019/944» toegevoegd «en past bij de
uitoefening van haar bij of krachtens deze wet toegekende taken en bevoegdheden het
energie-efficiëntie-eerstbeginsel toe».
ARTIKEL III
De Warmtewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden in de alfabetische volgorde de volgende begripsbepalingen
ingevoegd:
efficiënt systeem voor stadsverwarming en-koeling:
systeem voor stadsverwarming en-koeling dat voldoet aan de in artikel 26, tweede lid,
van richtlijn 2023/1791/EU opgenomen uitstootnormen;
systeem voor stadsverwarming en -koeling:
systeem voor stadsverwarming of stadskoeling als bedoeld in artikel 2 van richtlijn
(EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering
van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking);
richtlijn 2023/1791/EU:
richtlijn 2023/1791/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023
betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking)
(PbEU 2023, L 231);.
B
In artikel 8a, twaalfde lid, wordt «artikel 10bis, eerste lid, eerste alinea van richtlijn
2012/27/EU het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie,
tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van
de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PbEU 2012, L315)» vervangen door «artikel
2 van richtlijn 2023/1791/EU».
C
Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vijfde tot het negende lid worden vier leden ingevoegd,
luidende:
5. De vergunninghouder die warmte levert aan verbruikers met gebruikmaking van een warmtenet
met een capaciteit van meer dan 5 MW stelt, indien uit de in het derde lid, onderdeel
c, bedoelde informatie blijkt dat het warmtenet, op een bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur te bepalen tijdstip, niet voldoet aan de uitstootnormen voor
een efficiënt systeem voor stadsverwarming en -koeling, eens in de vijf jaar, een
verduurzamingsplan op teneinde:
a. een efficiënter verbruik van primaire energie te waarborgen;
b. distributieverliezen te beperken;
c. het aandeel hernieuwbare energie in de verwarmings- en koelingsvoorziening te verhogen;
en
d. aan te tonen dat het warmtenet met de in het verduurzamingsplan opgenomen maatregelen
gaat voldoen aan de uitstootnormen voor een efficiënt systeem voor stadsverwarming
en -koeling.
6. De vergunninghouder stuurt het verduurzamingsplan ter instemming aan de Autoriteit
Consument en Markt.
7. De Autoriteit Consument en Markt:
a. stemt in met het verduurzamingsplan; of
b. onthoudt instemming aan het verduurzamingsplan en draagt de vergunninghouder op het
verduurzamingsplan binnen een door de Autoriteit Consument en Markt te bepalen termijn
te wijzigen.
8. De vergunninghouder volgt de in het zevende lid, onder b, bedoelde opdracht op.
2. Het negende lid (nieuw) komt te luiden:
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de toepassing van het eerste, tweede en derde lid en artikel 2, zesde lid;
b. de inhoud van een verduurzamingsplan;
c. de termijn waarbinnen en de wijze waarop een verduurzamingsplan aan de Autoriteit
Consument en Markt ter instemming dient te worden toegestuurd; en
d. de termijn waarbinnen de Autoriteit Consument en Markt een besluit op grond van het
zevende lid neemt.
D
Na artikel 29 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
Hoofdstuk 8a. Duurzaamheidsprestaties aanleg of ingrijpende renovatie warmtenet
Artikel 30
In aanvulling op artikel 1, eerste lid, wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:
ingrijpende renovatie:
ingrijpende renovatie als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2023/1791/EU;
warmtebron:
installatie waar thermische energie vrijkomt of thermische energie vrijgemaakt wordt.
Artikel 31
1. Een warmtenet dat wordt aangelegd of waarvan de voorzieningseenheden ingrijpend worden
gerenoveerd, voldoet op de datum van ingebruikname aan de voor die datum gestelde
uitstootnormen, om te kunnen gelden als een efficiënt systeem voor stadsverwarming
en -koeling.
2. Wanneer een warmtenet of de voorzieningseenheden ervan ingrijpend worden gerenoveerd,
neemt het gebruik van andere fossiele brandstoffen dan aardgas niet toe ten opzichte
van het gemiddelde jaarlijkse verbruik over de laatste drie kalenderjaren van volledige
exploitatie van het warmtenet voorafgaand aan de ingrijpende renovatie.
3. Een nieuwe warmtebron die warmte levert aan een warmtenet, waarvan de aanleg of ingrijpende
renovatie van de voorzieningseenheden uiterlijk in 2030 heeft plaatsgevonden, gebruikt
geen andere fossiele brandstoffen dan aardgas.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de verplichtingen, bedoeld in het tweede en derde lid.
ARTIKEL IV
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juni 2024 ingediende voorstel van wet
houdende regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve
warmte) (Kamerstukken 36 576) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.17, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. een beschrijving van de wijze waarop de collectieve warmtevoorziening gaat voldoen
aan de uitstootnormen voor een efficiënt systeem voor stadsverwarming en -koeling
als bedoeld in artikel 2.24a, wanneer de collectieve warmtevoorziening op een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen moment niet aan deze uitstootnormen voldoet.
B
Na artikel 2.24 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2.5.5a. Duurzaamheidsprestaties aanleg of ingrijpende renovatie collectieve warmtevoorziening
Artikel 2.24a
In aanvulling op artikel 1.1 wordt in deze paragraaf verstaan onder:
efficiënt systeem voor stadsverwarming en-koeling:
systeem voor stadsverwarming en-koeling dat voldoet aan de in artikel 26, tweede lid,
van richtlijn 2023/1791/EU opgenomen uitstootnormen;
ingrijpende renovatie:
ingrijpende renovatie als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2023/1791/EU;
systeem voor stadsverwarming en -koeling:
systeem voor stadsverwarming of stadskoeling als bedoeld in artikel 2 van richtlijn
(EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering
van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking);
richtlijn 2023/1791/EU:
richtlijn 2023/1791/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023
betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955 (herschikking)
(PbEU 2023, L 231).
Artikel 2.24b
1. Een collectieve warmtevoorziening die wordt aangelegd of ingrijpend wordt gerenoveerd,
voldoet op de datum van ingebruikname aan de voor die datum gestelde uitstootnormen,
om te kunnen gelden als een efficiënt systeem voor stadsverwarming en -koeling.
2. Wanneer een collectieve warmtevoorziening ingrijpend wordt gerenoveerd, neemt het
gebruik van andere fossiele brandstoffen dan aardgas niet toe ten opzichte van het
gemiddelde jaarlijkse verbruik over de laatste drie kalenderjaren van volledige exploitatie
van de collectieve warmtevoorziening voorafgaand aan de ingrijpende renovatie.
3. Een nieuwe warmtebron die warmte levert aan een collectieve warmtevoorziening, waarvan
de aanleg of ingrijpende renovatie uiterlijk in 2030 heeft plaatsgevonden, gebruikt
geen andere fossiele brandstoffen dan aardgas.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de verplichtingen, bedoeld in het tweede en derde lid.
C
In artikel 3.10, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. een beschrijving van de wijze waarop het warmtebedrijf gaat voldoen aan de uitstootnormen
voor een efficiënt systeem voor stadsverwarming en -koeling als bedoeld in artikel
2.24a, wanneer het warmtebedrijf op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen
moment niet aan deze uitstootnormen voldoet en een capaciteit heeft van meer dan 5 MW.
ARTIKEL V
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Klimaat en Groene Groei,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.